RECHTBANK ALKMAAR
Sector Kanton
Zaaknr/rolnr.: 279510 CV EXPL 08-3843
Uitspraakdatum: 2 maart 2009
[naam]. gevestigd en kantoorhoudende te Noord-Scharwoude
eisende partij, verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: F.J.M. van der Meer, gerechtsdeurwaarder te Alkmaar
[naam], wonende en zaakdoende [te] Enkhuizen
gedaagde partij, verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. V.H.M.M. Creusen, werkzaam ten kantore van JuroFoon B.V. te Maastricht
[eiseres] heeft een vordering ingesteld, zoals omschreven in de dagvaarding (met productie) d.d. 3 oktober 2008. [gedaagde] heeft bij antwoord verweer gevoerd. Vervolgens is gediend van repliek met overgelegde producties en dupliek. De inhoud van de processtukken geldt als hier ingelast. Ten slotte is heden uitspraak bepaald.
1. [eiseres] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 1.475,90 te vermeerderen met de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, en met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
2. [eiseres] heeft haar vordering daarop gegrond dat zij op of omstreeks 18 augustus 2001 in opdracht en voor rekening van [gedaagde] diverse reparatie- en/of demontagewerkzaamheden heeft verricht terzake waarvan zij [gedaagde] op 31 december 2002 heeft gefactureerd. Ondanks aanmaning en sommatie heeft [gedaagde] de onderhavige factuur evenwel onbetaald gelaten.
3. [gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd, strekkende tot afwijzing van de vordering. [gedaagde] heeft onder meer aangevoerd dat de vordering verjaard is. Daarop zal hierna bij de beoordeling van het geschil nader worden ingegaan.
De standpunten van partijen
4. De standpunten van partijen zijn bekend uit hun schrifturen welke hier als herhaald en ingelast worden beschouwd.
De beoordeling van het geschil
5. [gedaagde] heeft gesteld dat de vordering is verjaard.[eiseres] heeft dit betwist en aangevoerd dat de verjaring is gestuit. De kantonrechter overweegt het volgende.
6. Ingevolge artikel 3:307 lid 1 BW verjaart een rechtsvordering tot nakoming door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de vordering opeisbaar is geworden. De verjaring van een rechtsvordering wordt gestuit door een schriftelijke aanmaning of door een schriftelijke mededeling waarin de schuldeiser zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt (artikel 3:317 lid 1 BW). Artikel 3:37 lid 1 BW bepaalt dat een tot een bepaalde persoon gerichte verklaring, om haar werking te hebben, die persoon moet hebben bereikt. Op degene die zich beroept op het rechtsgevolg van de door haar tot de geadresseerde gerichte verklaring, rust de stelplicht en (zonodig, bij betwisting) de bewijslast dat deze verklaring de geadresseerde ook (tijdig) heeft bereikt (HR 1 december 2000, NJ 2001, 46). Ten aanzien van aangetekend verzonden brieven heeft de Hoge Raad geoordeeld, dat de afzender bij betwisting heeft te bewijzen dat hij de brief aangetekend en naar het juiste adres heeft verzonden, en bovendien aannemelijk dient te maken dat de brief (tijdig) aan de geadresseerde is aangeboden op de wijze die daartoe ter plaatse van bestemming is voorgeschreven (o.m. HR 4 juni 2004, NJ 2004, 411).
7. Vast staat dat [gedaagde] door de incassogemachtigde van [eiseres] bij aangetekend schrijven van 22 mei 2008 is aangemaand tot betaling. Deze brief is evenwel niet binnen de verjaringstermijn van vijf jaar verstuurd zodat daardoor de verjaring niet is gestuit.
8. Bij de stukken bevindt zich verder een aanmaning door [eiseres] van 17 oktober 2007 (productie 4 bij de conclusie van repliek) welke weer verwijst naar een herinnering d.d. 24 maart 2006. Hiervan is geen afschrift overgelegd zodat dit laatste schrijven verder buiten beschouwing dient te worden gelaten.
9. [eiseres] kan wel geacht worden zich te hebben beroepen op de stuitende werking van de aanmaning van 17 oktober 2007. In verband met het bepaalde in artikel 3:37 lid 3 BW kan slechts sprake zijn van stuitende werking indien de aanmaning [gedaagde] heeft bereikt of als het niet (tijdig) bereiken het gevolg is van zijn eigen handeling, van de handeling van personen voor wie hij aansprakelijk is, of van andere omstandigheden die zijn persoon betreffen en rechtvaardigen dat hij het nadeel draagt. Hieruit vloeit voort dat de verzending (bij een gemotiveerde betwisting) niet voldoende is. Dat [gedaagde] bekend was met de vordering door ontvangst van de factuur is evenmin relevant. Doorslaggevend is of de aanmaning is ontvangen, zij het dat het onder omstandigheden ook voor risico van [gedaagde] kan komen als hij de aanmaning niet (tijdig) heeft ontvangen.
10. Gegeven het vorenstaande ligt het daarom op de weg van [eiseres] om te bewijzen dat de aanmaning van 17 oktober 2007 [gedaagde] ook heeft bereikt dan wel dat het niet bereiken het gevolg is van omstandigheden die ingevolge artikel 3:37 lid 3 BW voor zijn risico komen. [eiseres] heeft evenwel op dit punt geen concreet gespecificeerd bewijsaanbod gedaan en de kantonrechter ziet onvoldoende reden haar daarmee ambtshalve te belasten.
11. De kantonrechter moet het er mitsdien voor houden dat [gedaagde] de aanmaning van 17 oktober 2007 niet heeft ontvangen zodat deze de verjaring niet heeft gestuit. Daarom moet worden geoordeeld dat de verjaringstermijn van vijf jaar is verstreken.
12. Het verjaringsverweer treft derhalve doel zodat de vordering moet worden afgewezen.
13. [eiseres] wordt in deze procedure in het ongelijk gesteld en zal mitsdien met de kosten van deze procedure worden belast.
Veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, die tot heden voor [gedaagde] worden vastgesteld op een bedrag van € 350,00 voor salaris van de gemachtigde van [gedaagde], waarover [eiseres] geen btw verschuldigd is.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. J.H.A.C. Everaerts, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken op 2 maart 2009.
De griffier, De kantonrechter,