KG nummer: 109770/KG ZA 09-135
datum: 28 mei 2009
Vonnis van de voorzieningenrechter, rechtdoende in kort geding
de stichting WILLIAM SCHRIKKER GROEP,
statutair gevestigd te Amsterdam,
EISERES IN KORT GEDING,
advocaat mr. J.G. Geertsma te Amsterdam,
1.[GEDAAGDE SUB 1], handelend onder de naam
eenmanszaak Uitgeverij Eigen Boek,
wonende en kantoor houdende te Alkmaar,
gemachtigde M.M. [gedaagde sub 2],
2.[GEDAAGDE SUB 2],
wonende te Voorhout,
in persoon verschenen,
GEDAAGDEN IN KORT GEDING.
Partijen zullen hierna ieder afzonderlijk verder ook worden genoemd "de stichting", "[gedaagde sub 1]" respectievelijk "[gedaagde sub 2]".
1. HET VERLOOP VAN HET GEDING
De stichting heeft gedaagden op 15 april 2009 gedagvaard ten einde te verschijnen ten overstaan van de voorzieningenrechter in kort geding.
Op 17 april 2009 en 24 april 2009 zijn van de zijde van gedaagden brieven ten behoeve van deze procedure ontvangen.
Van de zijde van de stichting zijn eveneens op 24 april 2009 stukken ontvangen.
Ter terechtzitting van 28 april 2009 heeft de stichting gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding, een en ander nadat de zitting enige tijd was geschorst ten einde de stichting in de gelegenheid te stellen van de inhoud van voormelde brieven van gedaagden kennis te nemen.
Bij monde van [gedaagde sub 2] hebben gedaagden de vordering van de stichting bestreden.
Na verder debat hebben partijen de stukken, waaronder van de zijde van de stichting een concept-dagvaarding en een pleitnotitie, overgelegd en vonnis gevraagd. Vervolgens werd de datum van de uitspraak bepaald op 7 mei 2009.
In verband met een door [gedaagde sub 2] na de zitting ingediend wrakingsverzoek is de behandeling van het kort geding voor onbepaalde tijd aangehouden. De wrakingskamer heeft op 12 mei 2009 uitspraak gedaan, waarna de datum van het vonnis in dit kort geding is bepaald op heden.
De inhoud van alle stukken wordt als hier ingelast beschouwd.
2.1 De stichting is een organisatie die zich, zo blijkt uit haar inschrijving in het handelsregister, bezig houdt met het duurzaam verzorgen en begeleiden van voornamelijk minderjarigen die als gevolg van een stoornis en/of beperking mogelijk een blijvende handicap ondervinden in hun ontwikkeling tot zelfstandigheid, alsmede van minderjarigen met gehandicapte ouders waarvoor specialistische hulp noodzakelijk is.
De organisatie van de stichting is verdeeld in diverse onderdelen, te weten jeugdbescherming, jeugdreclassering, pleegzorg en een expertisecentrum.
2.2 [gedaagde sub 2] heeft diverse boeken geschreven, waaronder een boek getiteld "Grootste kinderleed"en een boek getiteld "Grootste kinderleed deel 2". Beide boeken hebben als ondertitel 'William Schrikker groep'. Daaronder staat als auteur vermeld [gedaagde sub 2]'. Op de voorkant van beide boeken is een foto van een kind afgebeeld.
2.3 [gedaagde sub 1] exploiteert via zijn eenmanszaak 'Uitgeverij Eigen Boek' een uitgeverij van en detailhandel in boeken en cd's. Via de website www.uitgeverijeigenboek.nl worden voormelde boeken van [gedaagde sub 2] uitgegeven.
2.4 Bij brief van 12 februari 2009 heeft de stichting via haar advocaat [gedaagde sub 2] onder meer gesommeerd om te stoppen met de (verdere) publicatie van het boek "Grootste kinderleed". Aan deze sommatie heeft [gedaagde sub 2] geen gehoor gegeven.
2.5 Bij brief van 19 maart 2009 heeft de stichting [gedaagde sub 1] verzocht om de (verdere) openbaarmaking van het boek "Grootste kinderleed" te staken. [gedaagde sub 1] heeft aan dit verzoek geen gehoor gegeven.
3. DE VORDERING EN DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
3.1 De stichting vordert, kort gezegd,
1. [gedaagde sub 1] te gebieden om iedere publicatie van beide boeken te staken en gestaakt te houden;
2. [gedaagde sub 1] te gebieden om iedere handel in beide boeken te staken en gestaakt te houden;
3. [gedaagde sub 1] te bevelen alle gedrukte exemplaren van beide boeken ter vernietiging
aan een door de stichting aan te wijzen persoon aan te bieden;
4. [gedaagde sub 1] te gebieden om bij niet correct of niet volledig nakomen van het hiervoor onder 1 en 3 gevorderde, aan de stichting een dwangsom van
[euro] 5.000,-- te betalen voor iedere dag of dagdeel dat de overtreding voortduurt;
5. [gedaagde sub 2] te gebieden iedere publicatie van beide boeken te staken en
gestaakt te houden;
6. [gedaagde sub 2] te gebieden om iedere handel in beide boeken te staken en
gestaakt te houden;
7. [gedaagde sub 2] te gebieden alle onjuiste, nodeloos grievende, smadelijke en/of lasterlijke uitlatingen zoals opgenomen in beide boeken, althans van
soortgelijke strekking, omtrent de stichting te staken en gestaakt te houden;
8. [gedaagde sub 2] te gebieden om het gebruik van de academische titels "meester"
en "doctor" in enigerlei verband met, richting of jegens de stichting, haar
medewerkers en cliënten te staken en gestaakt te houden;
9. [gedaagde sub 2] te bevelen alle gedrukte exemplaren van beide boeken ter
vernietiging aan een door de stichting aan te wijzen persoon aan te bieden;
10. [gedaagde sub 2] te gebieden om bij niet correct of niet volledig nakomen van hetgeen onder 5 en 9 is geboden en bevolen, aan de stichting een dwangsom
te betalen van [euro] 5.000,-- voor iedere dag of dagdeel dat de overtreding
voortduurt;
11. gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de kosten van het geding.
3.2 De stichting legt, samengevat, het volgende aan haar vorderingen ten grondslag. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] handelen door de publicatie van de boeken onrechtmatig jegens de stichting en haar medewerkers. Het boek "Grootste kinderleed" tast op structurele wijze de eer en goede naam van de stichting en haar medewerkers aan. Het boek bevat vanaf bladzijde 103 een aanzienlijk aantal onjuiste, nodeloos grievende, smadelijke en/of lasterlijke uitlatingen over de stichting en haar medewerkers, die door hen ook als zodanig worden ervaren. Zo wordt er in het boek ten onrechte gesteld dat er bij de stichting sprake is van onder meer levensgevaar, kinderpornografie en overige kwalijke zaken. Ten aanzien van de voormalig bestuurder van de stichting wordt in het boek opgeroepen tot bedreiging.
Veel van deze uitlatingen zijn kopieën van - inmiddels door de provider - verwijderde berichten die op internet zijn of waren geplaatst. [gedaagde sub 2] maakt deze uitlatingen tot de hare, door de verschillende artikelen in een boek achter elkaar te zetten en zich als auteur van het boek te presenteren. De stichting acht het overigens zeer aannemelijk dat [gedaagde sub 2] de berichten wel zelf heeft geschreven. De berichten doen ten zeerste aan haar (schrijf)stijl denken en zien op onderwerpen die zij telkens in haar correspondentie en op internet aan de orde stelt.
De stichting acht het voorts zeer schadelijk voor haar eer en goede naam dat in het boek, veelal in een onjuiste en krenkende context, expliciet namen van medewerkers en cliënten worden genoemd.
Bovendien is het verband dat op de voorkant van het boek wordt gesuggereerd door de titel, de ondertitel en de door [gedaagde sub 2] gehanteerde afkorting van de academische titel "doctor" zeer bezwarend. Het boek wordt immers gepresenteerd als een academische beschrijving van kinderleed in de hulpverleningssector waarbij via de ondertitel ten onrechte de indruk wordt gewekt dat dit in verband met de stichting zou moeten worden gebracht. Uit een strafrechtelijk onderzoek kan worden afgeleid dat [gedaagde sub 2] niet is gepromoveerd en dat zij de titel 'doctor' niet rechtmatig mag hanteren. Bij derden, in het bijzonder (pleeg)kinderen en (pleeg)ouders waarmee de stichting samenwerkt, kan ten onrechte de indruk worden gewekt dat het boek als betrouwbaar moet worden aangemerkt. Hierbij is van belang dat de grootste groep cliënten van de stichting zwakbegaafd is en dat die mensen makkelijk te beïnvloeden zijn. Zij hechten doorgaans snel geloof aan iemand die stelt doctor te zijn en hen 'helpt' de kinderen terug te krijgen. Veelal zijn zij niet sterk genoeg om zich kritisch op te stellen. Juist in deze sector is het vertrouwen van groot belang voor het kunnen verlenen van hulp aan kinderen.
De uitingen van [gedaagde sub 2], in het bijzonder maar zeker niet uitsluitend de publicatie van de boeken, kunnen negatieve effecten hebben op het algemeen maatschappelijk belang van (jeugd)hulpverlening en de bijzondere belangen van (pleeg)kinderen en (pleeg)ouders.
[gedaagde sub 1] heeft als uitgever in deze een eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van de inhoud en de verspreiding van de boeken. Bovendien blijkt uit de website van [gedaagde sub 1] dat het manuscript door de uitgever wordt gelezen, wordt gereviseerd en voorzien van een redactie. Ook staat op de website dat de teksten door de redactie worden beoordeeld op stijl, spelling en grammatica. [gedaagde sub 1] is als uitgever aansprakelijk voor de onrechtmatige uitingen, alles aldus de stichting.
3.3 Gedaagden hebben - verkort weergegeven - het volgende verweer gevoerd. De boeken worden al meer dan een half jaar op de markt aangeboden. De stichting was daarvan al sinds december 2008 op de hoogte. Zij heeft derhalve geen spoedeisend belang bij haar vorderingen.
Bovendien is de inhoud van de boeken niet onrechtmatig. [gedaagde sub 2] beoogt met de boeken enkel om rust te creëren op het internet. Hierin is zij geslaagd. De mensen zijn blij met het boek. Het boek "Het grootste kinderleed" bevordert de communicatie met de stichting. Daarom moeten beide boeken in de handel blijven.
Daarbij komt dat een juridisch medewerker van de stichting op 30 december 2008 toestemming heeft gegeven voor de publicatie van de boeken. Een verbod op die boeken kan daarom niet aan de orde zijn.
Verder geldt dat [gedaagde sub 2] wel degelijk over de vereiste papieren beschikt om de titels 'doctor' en 'meester' te mogen voeren.
[gedaagde sub 1] heeft voorts betwist dat hij aansprakelijk is voor de publicatie van het boek. Hij betoogt dat zijn rol beperkt is tot de vormgeving en de opmaak van het boek. Voor het overige geldt dat hij afspraken met de desbetreffende auteur maakt, waarbij iedere verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid bij de auteur wordt gelegd. De uitgever wordt gevrijwaard, aldus [gedaagde sub 1].
3.4 Ten slotte vordert [gedaagde sub 2] dat de stichting veroordeeld wordt om zich te houden aan een vonnis van 10 februari 2009 van de rechtbank te Haarlem. De stichting heeft hiertegen verweer gevoerd op gronden die, voor zover voor de beslissing van belang, hierna aan de orde komen.
4. DE GRONDEN VAN DE BESLISSING
4.1 Ter zitting van 28 april 2009 hebben gedaagden aangegeven stukken in het geding te willen brengen. Van de zijde van de stichting is daartegen gemotiveerd bezwaar aangetekend. Volgens gedaagden waren zij niet in staat om eerder stukken in het geding te brengen, omdat zij eerst op 15 april 2009 de dagvaarding ontvingen. De voorzieningenrechter overweegt het volgende.
Vorenbedoelde stukken zijn op basis van het bepaalde in artikel 6.2. van het procesreglement kort geding rechtbanken civiel/familie geweigerd. Dat artikel bepaald dat stukken zo spoedig mogelijk worden ingediend en dat stukken die binnen 24 uur (één werkdag) vóór de zitting worden ingediend, in beginsel buiten beschouwing gelaten. Vast staat dat gedaagden eerst ter zitting meergenoemde stukken in het geding wilden brengen, alsmede dat tussen de ontvangst van de dagvaarding door gedaagden en de zitting een periode van ongeveer twee weken was gelegen. Aangenomen moet worden dat gedaagden aldus voldoende gelegenheid hadden om de zitting voor te bereiden en om de desbetreffende stukken tijdig aan zowel de voorzieningenrechter als de stichting te doen toekomen. Nu gedaagden dit hebben nagelaten is het bezwaar van de stichting - gelet ook op de omvang van stukken - gegrond.
4.2 Gedaagden hebben als formeel verweer aangevoerd dat de dagvaarding nietig moet worden verklaard, omdat uit de dagvaarding onvoldoende duidelijk blijkt waartegen zij zich dienen te verweren. Dit verweer faalt. In de dagvaarding wordt, anders dan gedaagden betogen, op heldere wijze tot uitdrukking gebracht dat en waarom de stichting opkomt tegen de publicatie van de boeken getiteld "Het Grootste kinderleed" en "Het Grootste kinderleed deel 2", alsmede waartoe haar vorderingen tegen gedaagden strekken. Bovendien hebben gedaagden ter zitting uitvoerig verweer gevoerd tegen de dagvaarding en de vorderingen, zodat bezwaarlijk kan worden gezegd dat zij op dit punt in hun verweermogelijkheden onredelijk zouden zijn benadeeld.
boek "Het Grootste kinderleed deel 2"
4.3 De vorderingen van de stichting hebben onder meer betrekking op de boeken getiteld "Het Grootste kinderleed" respectievelijk "Het Grootste kinderleed deel 2". Voorafgaand aan de zitting heeft de stichting een exemplaar van het eerste boek in het geding gebracht. Zij heeft nagelaten ook een exemplaar van het tweede boek over te leggen. Hiervoor heeft zij als reden gegeven dat zij deel twee wel besteld heeft bij [gedaagde sub 1], maar dat zij tot aan het moment van de zitting nog altijd geen exemplaar heeft ontvangen. Wat daar verder ook van zij, het ontbreken van het tweede boek belemmert de voorzieningenrechter in de beoordeling van de vraag of publicatie van dat boek al dan niet onrechtmatig jegens de stichting is. De vorderingen van de stichting, voor zover deze betrekking hebben op het tweede boek moeten reeds daarom afgewezen. Het geschil tussen partijen over de inhoud van dit boek behoeft daardoor geen nadere bespreking.
boek "Het Grootste kinderleed"
4.4 Als grondslag voor haar vordering voert de stichting op dit punt aan dat de inhoud en daarmee de publicatie van dit boek als onrechtmatig moet worden aangemerkt. De in dit boek geuite beschuldigingen zijn, aldus de stichting, onjuist en zeer grievend voor (medewerkers van) de stichting. [gedaagde sub 2] heeft een en ander gemotiveerd weersproken. De voorzieningenrechter overweegt het volgende.
4.5 In dit geding moet worden beoordeeld of de inhoud van het boek en daarmee de publicatie daarvan jegens de stichting zodanig onrechtmatig is dat het gevorderde publicatieverbod moet worden toegewezen. De vraag die aldus voorligt komt in wezen neer op de meer principiële vraag hoe de grens moet worden bepaald tussen rechtmatige en onrechtmatige (openbare of openbaar gemaakte) uitlatingen over vermeende misstanden in de samenleving, indien die uitlatingen voor derden schadelijk zijn. In zoverre kan aansluiting worden gezocht bij hetgeen het gerechthof Amsterdam dienaangaande heeft overwogen in zijn arrest van 7 april 2009 (NJF 2009,170). Kort samengevat komt het toetsingskader erop neer dat het recht op vrije meningsuiting moet worden afgewogen tegen het belang van (medewerkers van) de stichting om in het licht van het recht op eer en goede naam gevrijwaard te blijven van lichtvaardige verdachtmakingen via onder meer de pers en internet. Welke van die twee belangen de doorslag moet geven hangt af van de in onderling verband te beschouwen omstandigheden.
4.6 Het eerste gedeelte van het boek (pag 9 tot en met 102) is - naar de stichting onweersproken heeft gesteld - in zijn geheel overgenomen uit een tweetal andere publicaties, met dien verstande dat [gedaagde sub 2] op pag 14 in afwijking van de oorspronkelijke tekst een enkele maal de woorden "van de William Schrikker groep" heeft ingevoegd. Dat hier sprake zou kunnen zijn van plagiaat betekent evenwel nog niet dat [gedaagde sub 2] dan wel haar uitgever ook jegens de stichting onrechtmatig hebben gehandeld. Ook de inhoud van dit deel van het boek rechtvaardigt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet de conclusie dat publicatie daarvan is aan te merken als een onrechtmatige daad jegens de stichting. Hetzelfde geldt in wezen voor het gebruik van de op de cover van het boek door [gedaagde sub 2] gebruikte foto.
4.7 Het tweede gedeelte van het boek (vanaf pag 103) is niet alleen anders van aard, maar ook anders van toon. Dit gedeelte bevat in de eerste plaats een hoofdstuk onder de titel "Betreft inschrijvingskamer van koophandel William Schrikker Groep" waarin [gedaagde sub 2] zich richting de stichting - kort samengevat - kritisch uitlaat over een aantal aspecten van rechtspersoonlijke aard. Wat hiervan verder ook zij, ook dit gedeelte doet naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet op zodanige wijze afbreuk aan de goede naam van de stichting dat in beginsel zou moeten worden aangenomen dat de stichting daarvan nadeel zou kunnen ondervinden.
4.8 Waar het de stichting - naar het de voorzieningenrechter voorkomt - in het bijzonder om gaat is het gedeelte van het boek dat op pagina 113 wordt aangekondigd als "William Schrikker groep en wat zich allemaal afspeelt achter de schermen". Het betreft een bonte verzameling van voornamelijk - in ieder geval naar zeggen van [gedaagde sub 2] - van internet gehaalde verhalen en/of klachten gecombineerd met een klein aantal kranten-artikelen welke in meer of minder verwijderd verband betrekking hebben op de stichting. De voorzieningenrechter is met de stichting van oordeel dat juist dit deel van het boek getuigt van uitermate weinig respect voor de stichting en haar medewerkers. Aan de stichting moet worden toegegeven dat enkele opgenomen passages - met name daar waar een en ander ontaardt in een weinig zachtzinnige disproportionele scheldkanonnade kennelijk afkomstig van een bepaalde groep personen met een grote aversie tegen de werkzaamheden van de stichting op het gebied van de jeugdbescherming en pleegzorg - voor de stichting en haar medewerkers zeer grievend zijn. De voorzieningenrechter kan het zich heel goed voorstellen dat de stichting en haar medewerkers er ernstig aanstoot aan nemen dat zij in verband worden gebracht met kindermishandeling, seksueel misbruik van kinderen en de productie van kinderporno (de voorzieningenrechter verwijst bijvoorbeeld naar pag 143 en 177) en hij acht de verontwaardiging van de stichting daarover terecht. Het had [gedaagde sub 2] gesierd als zij de bedoelde bijzonder lasterlijke passages niet in haar boek had opgenomen. Door deze passages wel op te nemen heeft zij haar boek ernstig gediskwalificeerd. Het gaat evenwel in verhouding tot het boek in zijn geheel om slechts een zeer gering aantal passages en een en ander acht de voorzieningenrechter - mede in aanmerking genomen de context waarin de beschimpingen en beschuldigingen zijn geuit - dan ook niet van een zodanige omvang en/of gewicht dat een publicatieverbod daarom zou moeten worden toegewezen. Daarbij is in aanmerking genomen dat de door de stichting gewraakte beschuldigingen naar het oordeel van de voorzieningenrechter zo buitensporig zijn en zo ver doorschieten dat reeds op grond daarvan naar objectieve maatstaven elke reële geloofwaardigheid daaraan wordt ontnomen, te meer aangezien enig begin van een feitelijke onderbouwing ontbreekt. Dat dit wellicht, naar de stichting heeft betoogd, voor sommigen binnen haar doelgroep anders zal kunnen zijn doet daar niet aan af. In dit geval ligt het immers op de weg van de stichting om dienaangaande goede en zorgvuldige informatie en voorlichting te verstrekken, zodat eventuele misverstanden daaromtrent worden voorkomen.
uitlatingen van soortgelijke strekking
4.9 De stichting vordert tevens dat aan [gedaagde sub 2] een gebod wordt opgelegd om zich te onthouden van het doen van uitlatingen van een soortgelijke strekking als de uitlatingen die in het boek zijn opgenomen. Deze vordering komt evenmin voor toewijzing in aanmerking, nu deze vordering te onbepaald is en toewijzing daardoor zeer waarschijnlijk zou leiden tot executiegeschillen.
de titels 'meester' en 'doctor'
4.10 Ten slotte vordert de stichting, samengevat, [gedaagde sub 2] te gebieden om het gebruik van de academische titels 'meester' en 'doctor' in enigerlei verband met de stichting, te staken en gestaakt te houden. De stichting betoogt dat uit een strafrechtelijk onderzoek kan worden afgeleid dat [gedaagde sub 2] niet is gepromoveerd en dat zij de titel 'doctor' niet rechtmatig mag hanteren. [gedaagde sub 2] heeft het voorgaande betwist. Zij voert aan dat zij wel degelijk gerechtigd is om voormelde titels te voeren.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is in de onderhavige procedure niet komen vast te staan of [gedaagde sub 2] al dan niet gerechtigd is om voormelde titels te voeren. Daarvoor is een nader onderzoek naar de feiten nodig, voor welk onderzoek dit kort geding zich niet leent. Daarom wordt ook deze vordering van de stichting afgewezen.
vordering tegen de stichting
4.11 [gedaagde sub 2] heeft verzocht om de stichting te veroordelen om zich te houden aan het vonnis van de rechtbank te Haarlem van 10 februari 2009. Nog daargelaten dat deze vordering iedere feitelijke grondslag ontbeert - de stichting als zodanig is immers geen procespartij bij die procedure - geldt dat de vordering van [gedaagde sub 2] als een eis in reconventie is te beschouwen en dat voor het instellen van dergelijke eis de bijstand van een advocaat verplicht is. Omdat [gedaagde sub 2] zich niet als zodanig heeft gepresenteerd en ook overigens niet is gebleken dat zij als advocaat staat ingeschreven, kan zij in haar vordering niet worden ontvangen.
4.12 Gelet op hetgeen de voorzieningenrechter hiervoor heeft overwogen De stichting wordt, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de kosten van het geding.
- weigert de gevorderde voorziening;
- veroordeelt de stichting in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van gedaagden begroot op [euro] 262,-- aan verschotten en op nihil aan salaris advocaat.
Gewezen door mr.drs. J.H.A.C. Everaerts, voorzieningenrechter van de Rechtbank te Alkmaar en uitgesproken door mr. E.J. van der Molen ter openbare terechtzitting van 28 mei 2009 in tegenwoordigheid van mr. F. Vermeij, griffier.