ECLI:NL:RBALK:2009:BJ6281

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
27 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/1645
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake kapvergunning voor bomen op perceel de Blauwe Berg te Hoorn

Op 18 juni 2009 verleende de gemeente Hoorn een kapvergunning voor het vellen van 135 bomen op het perceel de Blauwe Berg, nabij de atletiekbaan. Verzoekster, die bezwaar maakte tegen dit besluit, verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster als belanghebbende kan worden aangemerkt, omdat de bomen deel uitmaken van de windsingel rond de atletiekbaan en de kap mogelijk invloed heeft op de windomstandigheden. De kapvergunning is verleend in het kader van een herinrichtingsproject, maar er is nog geen bouwvergunning voor de woningen die op de grond moeten komen. De voorzieningenrechter constateerde dat de gemeente de aanvraag voor de kapvergunning niet heeft afgestemd met de bouwvergunning en dat de bouwplannen nog niet definitief zijn. Dit leidde tot de conclusie dat de kapvergunning niet op de juiste wijze is verleend. Om een onomkeerbare situatie te voorkomen, besloot de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen. De voorzieningenrechter schorste het besluit tot zes weken na de beslissing op het bezwaar van verzoekster en veroordeelde de gemeente in de proceskosten van verzoekster, die op € 644,00 werden vastgesteld. De uitspraak werd gedaan op 27 augustus 2009 door mr. drs. W.P. van der Haak, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. P.C. van der Vlugt, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 09/1645
Uitspraak van de voorzieningenrechter
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [plaats],
verzoekster,
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoorn,
verweerder.
Ontstaan en loop van de zaak
Bij besluit van 18 juni 2009 heeft verweerder aan de gemeente Hoorn, bureau Groen en Reiniging (hierna: vergunninghouder) een kapvergunning verleend voor het vellen van 135 bomen op het perceel de Blauwe Berg ter hoogte van de atletiekbaan te Hoorn en het behouden of verplanten van 21 op de inventarisatielijst aangegeven bomen op dat perceel.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 2 juli 2009 bezwaar gemaakt. Bij brief van diezelfde datum is de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek is voorts ter zitting behandeld op 13 augustus 2009. Verzoekster, daartoe ambtshalve opgeroepen, is ter zitting vertegenwoordigd door [naam 1] en [naam 2]. Verweerder, daartoe eveneens ambtshalve opgeroepen, is ter zitting vertegenwoordigd door G.R.M. Koopman, werkzaam bij verweerder.
Motivering
1. Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Voor zover het geschil in de bodemprocedure wordt beoordeeld heeft het oordeel daaromtrent een voorlopig karakter en is dat niet bindend voor de beslissing in die procedure.
2. Anders dan verweerder stelt, is verzoekster aan te merken als belanghebbende bij het onderhavige besluit. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter dat het perceel waarop de atletiekbaan is gelegen grenst aan het grondgebied waarop de kapvergunning ziet en de afstand tussen de onderhavige bomen en de atletiekbaan ongeveer vijftien meter bedraagt. Bij zijn oordeel heeft de voorzieningenrechter tevens betrokken dat een aantal van de te kappen bomen deel uitmaken van de windsingel rond de atletiekbaan. Omdat het besluit mogelijk van invloed kan zijn op de windomstandigheden op de atletiekbaan is verzoekster ook om die reden belanghebbend bij het besluit.
3. De kapvergunning is verleend in het kader van het herinrichtingsproject in het gebied de Blauwe Berg in Hoorn. Van dat project maken de realisatie van – onder meer – een park en een groot aantal woningen deel uit. De onderhavige kapvergunning is verleend om de gronden waarop woningen zijn beoogd, bouwrijp te kunnen maken. Voor de bouw van de woningen is nog geen bouwvergunning verleend.
4. Ingevolge artikel 4.5.2, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) is het verboden zonder vergunning van het college houtopstand te vellen of te doen vellen.
Ingevolge artikel 4.5.11, eerste lid, van de APV stemt het college de procedures betreffende kap - en bouw- en uitritvergunning op elkaar af.
Ingevolge artikel 4.5.11, tweede lid, van de APV worden de kap- en bouw- en uitritvergunningen zoveel mogelijk per project gelijktijdig afgegeven.
Ingevolge artikel 4.5.11, derde lid, van de APV kan een kapvergunning worden aangehouden op de enkele grond dat de bouwplannen nog niet definitief zijn.
5. De voorzieningenrechter begrijpt dat de gemeenteraad (als APV-wetgever) met het opnemen van artikel 4.5.11 in de APV heeft beoogd de voor een project benodigde vergunningen zoveel mogelijk gelijktijdig te behandelen en af te geven. Voorts is getracht zoveel mogelijk te voorkomen dat er op grond van een verleende kapvergunning bomen worden gekapt nog vóórdat er sprake is van definitieve bouwplannen.
6. In het onderhavige geval heeft verweerder geen toepassing gegeven aan artikel 4.5.11 van de APV. Verweerder heeft aanvraag om kapvergunning niet afgestemd met de bouwvergunning voor de beoogde woningen en de benodigde vergunningen ook niet gelijktijdig afgegeven. De beslissing op de aanvraag omkapvergunning is evenmin aangehouden, terwijl in het onderhavige geval de bouwplannen nog niet definitief zijn. Gebleken is immers dat de raad van de gemeente Hoorn voor het betreffende gebied bij besluit van 26 mei 2009 weliswaar een conceptbestemmingsplan heeft vastgesteld, maar dat op de aanvraag om bouwvergunning voor het realiseren van woningen op de onderhavige gronden nog niet is beslist. Verzoekster heeft ter zitting voorts aangegeven dat zij tegen zowel de bouwvergunning als het bestemmingsplan in rechte zal opkomen omdat hij vreest dat realisatie van woningen naast en op zeer korte afstand van de atletiekbaan – met name gelet op milieuwetgeving – negatieve gevolgen zal (kunnen) hebben voor de gebruiksmogelijkheden van de atletiekbaan. Naar het oordeel van de voorziening is realisatie van het beoogde project, gelet op de stand van de procedures en de daartegen mogelijk in te stellen rechtsmiddelen, (nog) niet zeker.
7. In het licht van de door de APV-wetgever in de APV (hiervoor onder 4.) opgenomen regeling, en bij de hiervoor geschetste stand van zaken, ziet de voorzieningenrechter ter voorkoming van een onomkeerbare situatie – te weten de (voortijdige) kap van 135 bomen – aanleiding een voorlopige voorziening te treffen als hieronder, onder beslissing, is bepaald. Daarbij heeft de voorzieningenrechter tevens betrokken dat de vrees van verzoekster dat met de kap van de bomen na een eventuele ongegrondverklaring van haar bezwaar direct een aanvang zal worden gemaakt, niet ongegrond is gebleken. Verweerder heeft ter zitting immers aangegeven dat de kapvergunning is verleend om een aanvang te kunnen gaan maken met het bouwrijp maken van de betreffende gronden. Daarbij heeft verweerder aangegeven dat daarmee, gelet op de met de uitvoerende partijen gesloten contracten, snel een aanvang zal moeten worden gemaakt.
8. De voorzieningenrechter acht termen aanwezig om met toepassing van artikel 8:84, vierde lid, van de Awb, in samenhang met artikel 8:75 van de Awb verweerder te veroordelen in de proceskosten die verzoekster in verband met de behandeling van het verzoek om een voorlopige voorziening redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 644,00 als kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit bedrag is het product van 2 (punten voor het opstellen van het verzoekschrift en voor het verschijnen ter zitting) en
€ 322,00 (waarde per punt) en 1 (gewicht van de zaak: gemiddeld).
Beslissing
De voorzieningenrechter
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
- schorst het besluit van 18 juni 2009 tot zes weken nadat verweerder heeft beslist op het door verzoekster ingediende bezwaar tegen dat besluit;
- bepaalt dat de gemeente Hoorn aan verzoeker het griffierecht ten bedrage van € 150,00 vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de aan de zijde van verzoeker redelijkerwijs gemaakte
proceskosten ten bedrage van € 644,00;
- bepaalt dat de betaling van € 644,00 dient te worden gedaan aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door 27 augustus 2009 door mr. drs. W.P. van der Haak,
voor¬zieningen¬rechter, in tegen¬woordig¬heid van mr. P.C. van der Vlugt, griffier.
griffier voorzieningenrechter
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.