RECHTBANK ALKMAAR
Sector Kanton
Zaaknr/rolnr.: 301767 \ CV EXPL 09-2347
Uitspraakdatum: 10 augustus 2009
De kantonrechter als voorzieningenrechter, rechtdoende in kort geding, heeft het volgende vonnis gewezen in de zaak van:
de stichting Woningstichting Het Grootslag, gevestigd en kantoorhoudende te Wervershoof
eisende partij in kort geding
verder ook te noemen: eiseres
gemachtigde: mr. J.J. de Boer, advocaat te Hoorn
[naam], wonende te [adres]
gedaagde partij in kort geding
verder ook te noemen: gedaagde
in persoon procederend.
Eiseres heeft bij dagvaarding d.d. 2 juli 2009 een voorziening gevorderd.
De zaak is behandeld op de terechtzitting van 16 juli 2009, alwaar zijn verschenen mr. de Boer namens eiseres en gedaagde in persoon.
Eiseres heeft de vordering bij monde van haar gemachtigde toegelicht.
Gedaagde heeft tegen de vordering verweer gevoerd en een pleitnotitie overgelegd.
De inhoud van deze processtukken geldt als hier ingelast.
Na afloop van de behandeling is heden uitspraak bepaald.
-Eiseres verhuurt sinds 26 augustus 1993 aan gedaagde de zelfstandige woonruimte aan de [adres].
-Het betreft de benedenwoning behorende tot een complex met gestapelde bouw.
-De woning is niet aangesloten op een centrale verwarming en is in de woonkamer voorzien van een rookgasafvoerkanaal ten behoeve van de aansluiting van een kachel.
-Gedaagde heeft op het rookgasafvoerkanaal een kachel aangesloten, welke door hem wordt gestookt met hout.
Eiseres vordert, na vermeerdering van eis ter zitting, gedaagde bij voorziening te veroordelen om binnen 48 uur na betekening van het te wijzen vonnis de houtkachel te verwijderen en een door eiseres goedgekeurde gaskachel terug te plaatsen, zodat de woning in de oorspronkelijke staat wordt hersteld, onder verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag, met een maximum van € 7.500,00.
Eiseres legt aan haar vordering ten grondslag dat gedaagde als huurder in zijn verplichtingen jegens haar is tekortgeschoten door zonder voorafgaande toestemming een houtkachel te plaatsen.
Eiseres refereert daarbij aan artikel 7:215 BW, dat de huurder verbiedt om zonder voorafgaande toestemming de inrichting van het gehuurde te veranderen en wijst op de gevaarzetting van een houtgestookte kachel in een complex als het onderhavige.
Gedaagde is het met de vordering niet eens. Hij betwist dat hij de inrichting van het gehuurde heeft veranderd en dat hij voor zijn kachel de toestemming van eiseres nodig heeft. Voorts beklaagt hij zich over de door eiseres gevolgde procedure.
Verder betwist c.q. relativeert gedaagde de door eiseres geschetste gevaarzetting en hij verklaart zich bereid om zorg te dragen voor het regelmatig en deskundig vegen van de schoorsteen en het zonodig vervangen van de (aluminium) schoorsteenkap.
Voorts wijst gedaagde er op dat door hem tal van investeringen zijn gedaan, tot een bedrag van € 1.500,00, om op hout te kunnen stoken, zoals aanschaf van de kachel, kettingzaag, afkortzaag en voorziening voor houtopslag.
Gedaagde beschikte naar zijn zeggen aanvankelijk over een gaskachel. Vorig jaar heeft hij deze, omdat hij gemakkelijk aan hout kon komen, vervangen door een houtgestookte kachel.
Blijkens de huurovereenkomst betreft het gehuurde een zogenaamde HAT-eenheid, zodat er van uit kan worden gegaan dat deze is gebouwd in de tweede helft van de jaren zeventig. Op grond daarvan moet, nu niet anders blijkt, worden aangenomen dat de rookgasafvoer van de woningen is bestemd en thermisch is geconstrueerd voor de aansluiting van (een door de huurder zelf te plaatsen) gaskachel.
Van een verandering in de zin van artikel 7:215 BW is dan ook geen sprake, hetgeen echter geenszins wil zeggen dat het gedaagde als huurder vrijstaat om de aansluiting bestemd voor een gaskachel te gebruiken voor een anders dan op gas gestookte kachel.
Gedaagde stelt zich op het standpunt geen toestemming van eiseres te behoeven. Hij beroept zich daarbij op het door hem overgelegde “Onderhouds ABC” van eiseres, dat onder het kopje “schoorstenen” onder meer vermeldt : “Voor de aanleg van een openhaard, voorzethaard of allesbrander is vooraf schriftelijke toestemming vereist”.
Het komt de kantonrechter voor dat hier wordt gedoeld op het toestemmingsvereiste ex artikel 7:215 BW nu wordt gesproken over de aanleg van de genoemde voorzieningen.
Daarvan is echter in het onderhavige geval geen sprake. Gedaagde heeft immers niet anders gedaan dan de door hem geplaatste gaskachel vervangen door een houtkachel.
(Blijkens de door hem overgelegde foto betreft het overigens van oorspong vermoedelijk een kolenhaard zoals deze in het pre-aardgastijdperk gemeengoed was).
Er moet rekening mee worden gehouden dat een rookgasafvoer bestemd voor een gaskachel naar zijn aard en constructie niet of minder geschikt is voor een houtkachel, reeds vanwege de aanmerkelijk hogere temperatuur van de verbrandingsgassen bij het stoken van hout.
En zelfs al zou het rookgasafvoerkanaal in dit geval technisch geschikt of geschikt te maken zijn voor een houtkachel en zou de aluminium schoorsteenkap vervangen worden door een hittebestendiger voorziening, ligt voor de hand dat eiseres als woningcorporatie niet wil toestaan dat in een complex als het onderhavige de bewoners, naar gelang het hun het beste uitkomt, in plaats van op gas, stoken op steenkool, hout of gedroogde schapenmest, met alle technische-, veiligheids- en milieuaspecten van dien.
Eiseres heeft dit blijkens de overgelegde correspondentie aan gedaagde voldoende duidelijk gemaakt en gedaagde gedraagt zich niet als een goed huurder indien hij zich daaraan niet houdt.
In het licht van het vorenstaande komt de vordering de kantonrechter voorshands gegrond voor, zodat deze dient te worden toegewezen.
Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de gedingkosten.
De beslissing in kort geding
Veroordeelt gedaagde om de houtkachel binnen vier weken na betekening van dit vonnis te verwijderen en een door eiseres goedgekeurde gaskachel terug te plaatsen, zodat de woning in de oorspronkelijke staat wordt hersteld, onder verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag met een maximum van € 5.000,00 dat niet binnen de gestelde termijn aan deze veroordeling wordt voldaan.
Veroordeelt gedaagde in de proceskosten, die tot heden voor eiseres worden vastgesteld op een bedrag van € 382,98 aan verschotten [inclusief BTW] en op een bedrag van € 400,00 voor salaris van de gemachtigde van eiseres, waarover gedaagde geen BTW verschuldigd is.
Verklaart deze veroordeling(en) uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. van de Sande, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 augustus 2009.
De griffier De kantonrechter