RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer : 14.810114-09 (P)
Datum uitspraak : 29 september 2009
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
[Naam verdachte],
geboren te [Woonplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres], [postcode] [woonplaats],
thans gedetineerd in de FPK te Heiloo.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
31 augustus en 15 september 2009.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. R. Polderman, advocaat te Alkmaar, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat
primair hij op of omstreeks 15 maart 2009 te [woonplaats], gemeente Drechterland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] (zijn moeder) van het leven te beroven, met dat opzet naar die [slachtoffer] is toegegaan en/of (vervolgens) heeft hij, verdachte, een bezemsteel, althans een hard voorwerp gepakt en/of (daarna) heeft hij, verdachte, die [slachtoffer] met die bezemsteel, althans dat harde voorwerp een of meerma(a)l(en) (hard) op/tegen het hoofd en/of (elders) op/tegen het lichaam geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 15 maart 2009 te [woonplaats], gemeente Drechterland, aan een persoon genaamd [slachtoffer] (zijn moeder), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een gebroken pink en/of wijsvinger en/of ringvinger en/of pols), heeft toegebracht, door deze [slachtoffer] opzettelijk een of meerma(a)l(en) met een bezemsteel, althans een hard voorwerp op/tegen het hoofd en/of (elders) op/tegen het lichaam te slaan;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 15 maart 2009 te [woonplaats], gemeente Drechterland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, genaamd [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet naar die [slachtoffer] is toegegaan en/of (vervolgens) heeft hij, verdachte een bezemsteel, althans een hard voorwerp gepakt en/of (daarna) heeft hij, verdachte, die [slachtoffer] met die bezemsteel, althans dat harde voorwerp een of meerma(a)l(en) (hard) op/tegen het hoofd en/of (elders) op/tegen het lichaam geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Partiele vrijspraak en bewijsmotivering
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit, te weten poging tot doodslag. Verdachte heeft zijn moeder met een bezemsteel meermalen op het hoofd geslagen. Gelet op de letselbeschrijving en de foto’s van de verwondingen, alsmede de verklaring van het slachtoffer dat zij genoodzaakt was zich te verweren tegen de slagen op haar hoofd, kan worden gesteld dat er sprake was van opzet op de dood van het slachtoffer.
Het standpunt van de verdachte, de verdediging
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde. Hij is van mening dat niet kan worden bewezen dat verdachte opzet heeft gehad op de dood van zijn moeder, ook niet in de vorm van voorwaardelijk opzet. Verdachte heeft door zijn handelen het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toegebracht, aldus de raadsman.
Beoordeling van de tenlastelegging
Op 15 maart 2009 arriveerden verbalisanten bij de woning op de [adres] te [woonplaats] na een melding dat er veel bloed in de woning zou liggen. Aldaar troffen zij een man en een bejaarde vrouw aan. Er waren bloedsporen te zien en er lagen diverse kapotte goederen op tafel. De vrouw was gewond en vertelde aan verbalisanten dat de man, haar zoon, dit had gedaan.
[slachtoffer] heeft op 16 maart 2009 aangifte gedaan en het volgende verklaard. Haar zoon, [verdachte], kwam op 14 maart 2009 omstreeks 23.45 uur bij haar. Hij schreeuwde dat de wereld zou vergaan. [verdachte] heeft haar vervolgens gestompt en geschopt. Daarna pakte hij een keukenbezem en sloeg met het stoffergedeelte van de bezem op haar hoofd. Hij heeft de bezemsteel in vier stukken op haar hoofd kapot geslagen. Om zichzelf te beschermen hield zij haar onderarmen boven haar hoofd. Op het moment dat de verbalisanten arriveerde, bloedde aangeefster hevig. Haar pink stond krom, haar handen waren opgezwollen en haar pink, ringvinger en wijsvinger waren gebroken.
Uit de letselbeschrijving van de GGD Noord Holland Noord van 15 maart 2009 volgt dat het slachtoffer verschillende letsels had op het hoofd, onder meer in de vorm van een wond van 6 centimeter, daarnaast bloeduitstortingen op de romp, en letsels aan de handen, te weten gezwollen vingers, een gebroken kootje van de linker pink, een breuk in het topje van de linker middelvinger en een gebroken kootje van de linker wijsvinger. De forensisch geneeskundige geeft in de verklaring aan dat de verwachting is dat de lichamelijke letsels binnen 2 a 3 maanden restloos zullen genezen.
In zijn verhoor bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij zijn moeder met zijn handen en met een stok heeft geslagen. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij op dat moment leed aan een psychose en dat hij niet wist wat hij deed. Hij wilde zijn moeder redden en hij wilde haar absoluut niet doden.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft geprobeerd zijn moeder te doden. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet is gebleken dat verdachte, die zelf de politie heeft gebeld met de mededeling dat hulp nodig was voor zijn gewonde moeder, opzet heeft gehad op de dood van zijn moeder. Wat betreft opzet in voorwaardelijke vorm ontbreken naar het oordeel van de rechtbank bewijsmiddelen waaruit de aanmerkelijke kans op het overlijden kan worden afgeleid.
Verdachte zal derhalve van het primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte wél opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer. Uit de letselbeschrijving en de foto’s van de letsels blijkt genoegzaam dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen. Uit de wijze van handelen van verdachte, het op zodanige wijze slaan met een bezemsteel op het hoofd en tegen het lichaam dat deze in vier stukken breekt, leidt de rechtbank af dat verdachte heeft beseft dat zwaar lichamelijk letsel het gevolg zou zijn en dat zijn wil, zij het gedreven door een hierna te bespreken waan, hierop ook gericht was.
De rechtbank acht daarom het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste heeft begaan, met dien verstande dat:
subsidiair:
hij op 15 maart 2009 te [woonplaats], gemeente Drechterland, aan [slachtoffer] (zijn moeder), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een gebroken pink en wijsvinger), heeft toegebracht, door deze [slachtoffer] opzettelijk meermalen met een bezemsteel op het hoofd en elders tegen het lichaam te slaan.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
subsidiair: zware mishandeling
6. De strafbaarheid van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van de rapportages omtrent de persoon van de verdachte, in het bijzonder van het gedragsneurologisch rapport, gedateerd 27 augustus 2009 van C. Jonker, het psychologisch rapport, gedateerd 3 september 2009, van R.S. Turk en het psychiatrisch rapport, gedateerd 9 september 2009, van F.K. de Laat.
Uit het gedragneurologisch rapport blijkt dat bij verdachte geen sprake is van hersenorganisch lijden, ook niet ten tijde van het begaan van het ten laste gelegde feit.
In zowel het psychologische als psychiatrische rapport wordt, samenvattend, geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Verdachte is niet toerekeningsvatbaar te achten voor zijn handelen omdat hij ten tijde van het ten laste gelegde aan een paranoïde psychose leed, ten gevolge waarvan verdachte zijn wil niet in vrijheid kon bepalen.
De rechtbank verenigt zich met bovenstaande conclusie en komt op basis daarvan tot het oordeel dat aan de verdachte het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde wegens de ziekelijke stoornis van de geestvermogens niet kan worden toegerekend, zodat verdachte voor deze feiten niet strafbaar is en moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
7. Oplegging van de maatregel
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte ontoerekeningsvatbaar is. Verdachte heeft een ziekelijke stoornis en is een gevaar voor de samenleving, zodat aan de vereisten van art. 37 Wetboek van Strafrecht is voldaan. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging en hem te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte ontoerekeningsvatbaar is, maar dat niet is voldaan aan het gevaarscriterium ex art. 37 Wetboek van Strafrecht. Een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis is om die reden niet gerechtvaardigd. De behandelaar van verdachte heeft aangegeven dat de behandeling van verdachte goed verloopt en dat kan worden volstaan met ambulante behandeling bij de GGZ. De raadsman heeft verzocht verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging en onmiddellijk in vrijheid te stellen.
Motivering van de maatregel
De rechtbank heeft de op te leggen maatregel bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zijn moeder zwaar lichamelijk letsel toegebracht door haar meermalen te slaan met een bezemsteel op haar hoofd en tegen haar lichaam. Verdachte verkeerde op dat moment in een psychose, waardoor hij zeer angstig was en in de waan verkeerde dat hij werd achtervolgd door de maffia en dat deze hem en zijn moeder iets wilde aandoen. Verdachte voelde zich genoodzaakt zijn moeder te slaan omdat zij niet naar hem wilde luisteren.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 17 maart 2009;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport, gedateerd 5 juni 2009, van
M. Dozeman als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland, Unit Alkmaar;
- het over de verdachte uitgebrachte aanvullend voorlichtingsrapport, gedateerd 14 september 2009, van M. Dozeman als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland, Unit Alkmaar;
- het over verdachte uitgebrachte (gedrags)neurologisch rapport, evenals de hierna te noemen rapporten hierboven genoemd onder kopje 6;
- het over de verdachte uitgebrachte psychologisch rapport;
- het over de verdachte uitgebrachte psychiatrisch rapport.
Het psychologisch rapport houdt onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende in:
Onderzochte is lijdende aan een ziekelijke stoornis in de zin van cannabisafhankelijkheid, een obsessieve-compulsieve stoornis, een pijnstoornis, een recidiverende depressieve stoornis en aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een persoonlijkheidsstoornis NAO met afhankelijke trekken. Ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde leed onderzochte aan voornoemde stoornissen. Bovendien leed hij aan een kortdurende psychotische stoornis, veroorzaakt door een stressveroorzakende gebeurtenis, te weten het overlijden van zijn pleegvader. Het cannabisgebruik heeft de psychose niet veroorzaakt, maar waarschijnlijk wel versterkt. Hij was zeer angstig en had hallucinaties en wanen.
Onderzoeker is van mening dat onderzochte ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde niet in vrijheid over zijn wil kon beschikken. Geadviseerd wordt om onderzochte ontoerekeningsvatbaar te beschouwen.
Indien het ten laste gelegde bewezen wordt geacht, adviseert onderzoeker onderzochte op grond van artikel 37 Wetboek van Strafrecht ter behandeling te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis.
Het psychiatrisch rapport houdt onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende in:
Er is bij onderzochte sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, welke is te omschrijven als schizofrenie, paranoïde type, episodisch met een defect, samengaand met een persoonlijkheidsstoornis met vooral afhankelijke trekken.
Verdachte leed ten tijde van ten laste gelegde aan een ernstige paranoïde psychose. Hij was in paniek en kon de werkelijke toestand en zijn omgeving en zichzelf niet beoordelen. Als gevolge van deze paranoïde psychose kon verdachte ten tijde van ten laste gelegde zijn wil niet in vrijheid bepalen.
Er is sprake van volledige ontoerekeningsvatbaarheid betreffende het ten laste gelegde.
De aandoening waaraan verdachte lijdt, kent een chronisch verloop en vergt van de behandelaars een actieve opstelling, om te bereiken dat betrokkene antipsychotische medicatie gebruikt, hij voldoende structuur in zijn dagelijks leven heeft en hem een geschikte woonomgeving geboden wordt. De kans op recidive wordt zo aanzienlijk beperkt.
Het is van belang de bovenstaande factoren in een behandelplan te benoemen. De aanzet daartoe kan het beste klinisch gebeuren.
Het juridisch kader waarin één en ander kan worden gerealiseerd, is het toepassen van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht, te weten plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis. Aan de voorwaarden voor de oplegging wordt voldaan, terwijl het een middel is om noodzakelijke psychiatrische behandeling zo veel mogelijk te verzekeren. Toepassen van dit artikel, maakt ook ambulante behandeling mogelijk, zodra dit verantwoord is.
De rechtbank wordt in overweging gegeven artikel, 37 Wetboek van Strafrecht, plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis bij verdachte toe te passen.
De rechtbank is, gelet op alle omstandigheden, van oordeel dat een behandeling van verdachte is geïndiceerd. Gelet op het bewezen verklaarde feit en op hetgeen omtrent het gedrag van de verdachte naar voren komt uit de rapportages van de hierboven genoemde deskundigen, is de rechtbank van oordeel dat aan het gevaarscriterium is voldaan, in die zin dat de verdachte gevaarlijk is voor anderen dan wel voor de algemene veiligheid van personen. Anders dan de raadsman van verdachte ziet de rechtbank geen aanleiding om af te wijken van de bevindingen van de psycholoog en psychiater. Het enkele gegeven, dat blijkens het aanvullend voorlichtingsrapport een behandelaar van verdachte, de heer Van Maren, zich op het standpunt zou stellen dat kan worden volstaan met een ambulante behandeling bij de GGZ, is daartoe onvoldoende. De pyschologisch en psychiatrisch deskundigen hebben verdachte in het kader van de onderzoeken meerdere malen bezocht, wat betreft de psycholoog laatstelijk op 5 augustus j.l. op de behandelafdeling in Heiloo. Wat betreft de psychiatrisch deskundige blijkt uit diens rapport dat hij nog in augustus j.l. contact heeft opgenomen met de behandelafdeling om naar de bevindingen te informeren. Beide deskundigen zijn vervolgens tot hun hierboven weergegeven advies gekomen, bij welk advies de reclassering zich heeft aangesloten.
De rechtbank zal daarom, overeenkomstig het advies van de deskundigen, de plaatsing van de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis gelasten voor een termijn van één jaar.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 37 en 302 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feit.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte daarvoor van alle rechtsvervolging.
Gelast de plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor de termijn van ÉÉN JAAR.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.H.B. Littooy, voorzitter,
mr. A.E. Merkus en mr. B. Liefting-Voogd, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.E. Stroink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 september 2009.