ECLI:NL:RBALK:2009:BK0253

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
14 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.810121-09
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in strafzaak

Op 14 oktober 2009 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Alkmaar een verzoek tot wraking afgewezen dat was ingediend door de raadsvrouw van de verdachte, mr. E.P. Vroegh. Dit verzoek was gedaan in het kader van de strafzaak tegen de verdachte, die op dat moment gedetineerd was. De raadsvrouw voerde aan dat de rechtbank ambtshalve had beslist tot opheffing van de voorlopige hechtenis van de verdachte, en dat dit was gebeurd buiten aanwezigheid van de verdediging. De wrakingskamer heeft de argumenten van de raadsvrouw zorgvuldig overwogen, maar kwam tot de conclusie dat de gronden voor wraking feitelijk onjuist waren. De voorzitter van de meervoudige strafkamer had namelijk verklaard dat de beslissing tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis niet ambtshalve was genomen, maar op verzoek van de officier van justitie. Bovendien was de verdediging niet buiten aanwezigheid van de rechtbank geweest, aangezien de raadsvrouw zich had laten waarnemen.

De wrakingskamer benadrukte dat het aan de rechtbank is om te bepalen wanneer zij op een verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis beslist. De beslissing van de wrakingskamer werd genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. S. van Lingen, en werd uitgesproken in een openbare zitting. De rechtbank heeft het verzoek tot wraking afgewezen en de zaak terugverwezen naar de meervoudige strafkamer in dezelfde stand als waarin deze zich bevond. De beslissing werd genomen door de leden van de wrakingskamer, die de argumenten van de raadsvrouw niet overtuigend genoeg vonden om het verzoek te honoreren.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Wrakingskamer
Uitspraak: 14 oktober 2009
BESLISSING op het verzoek tot wraking ingevolge artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering van
[verdachte],
verblijvende te [woonplaats].
thans gedetineerd,
hierna te noemen: verzoeker
1. PROCESVERLOOP
Ter terechtzitting van 14 oktober 2009 in de zaak van het openbaar ministerie tegen verzoeker (parketnummer 14.810121-09), heeft de raadsvrouw van verzoeker, mr. E.P. Vroegh, advocaat te Haarlem, een mondeling verzoek ex artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering gedaan ten aanzien van de leden van de meervoudige kamer.
Bij de behandeling van het verzoek door de wrakingskamer in deze rechtbank, heeft de raadsvrouw de toelichting op haar verzoek in schrift overgelegd en deze toelichting voorgelezen.
De voorzitter van de meervoudige strafkamer in deze rechtbank heeft verklaard dat zijzelf en de gewraakte rechters niet berusten in de wraking.
Zij heeft ten aanzien van het wrakingsverzoek verklaard dat
1. thans niet de voorlopige hechtenis van verzoeker ter discussie staat;
en met betrekking tot de feiten dat
2. de rechtbank niet ambtshalve de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis van verzoeker heeft bevolen, maar dat de officier van justitie bij de behandeling ter terechtzitting op 13 oktober 2009 het verzoek tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft gedaan en daarbij heeft gesteld ervan uit te gaan dat de rechtbank pas de volgende dag dan wel bij uitspraak op het verzoek zou beslissen;
3. de beslissing tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis van verzoeker niet buiten aanwezigheid van de verdediging is gedaan. Mr. Vroegh was weliswaar niet aanwezig, maar zij had zich op de terechtzitting laten waarnemen.
De officier van justitie heeft verklaard dat de standpunten van verzoeker en van de leden van de meervoudige strafkamer ten aanzien van wie het wrakingsverzoek is gedaan, duidelijk zijn.
2. BEOORDELING VAN HET VERZOEK
Verzoeker heeft het verzoek tot wraking gegrond op hetgeen is voorgevallen op de terechtzitting van 13 oktober 2009.
Aangevoerd is dat
- de rechtbank ambtshalve heeft beslist tot opheffing van de voorlopige hechtenis van verzoeker;
- dit is gedaan buiten aanwezigheid van de verdediging;
- de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis impliceert dat de gronden waarop de voorlopige hechtenis is gegrond zijn aangevuld;
- de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis impliceert dat de rechtbank bij haar beslissing is vooruitgelopen op een straf, zonder het onderzoek ter terechtzitting te sluiten
en er derhalve zwaarwegende aanwijzingen zijn dat de rechtbank verzoeker al heeft veroordeeld tot een aanzienlijke straf, althans dat bij verzoeker een objectieve vrees bestaat dat er sprake is van vooringenomenheid.
Naar het oordeel van de wrakingskamer dient het verzoek te worden afgewezen.
De wrakingskamer overweegt hierbij als volgt.
1. De wrakingskamer kan niet treden in een inhoudelijke beoordeling van de gronden waarop de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis is bevolen.
2. De eerste twee gronden voor wraking zoals aangevoerd door de raadsvrouw, zijn naar het oordeel van de wrakingskamer feitelijk onjuist. Immers, de voorzitter van de meervoudige strafkamer in deze rechtbank heeft ter terechtzitting verklaard dat de rechtbank niet ambtshalve de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis van verzoeker heeft bevolen, maar dat de officier van justitie bij de behandeling ter terechtzitting op 13 oktober 2009 het verzoek tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft gedaan en dat daarnaast de beslissing tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis van verzoeker niet buiten aanwezigheid van de verdediging is genomen.
3. Het verzoek van de raadsvrouw is voornamelijk gebaseerd op het tijdstip waarop de meervoudige strafkamer in deze rechtbank heeft beslist op het verzoek tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis door de officier van justitie. Het is echter aan de rechtbank om het tijdstip te kiezen waarop op een dergelijk verzoek zal worden beslist.
3. BESLISSING
De rechtbank:
Wijst af het heden gedane verzoek tot wraking en verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevond naar de meervoudige strafkamer in deze rechtbank.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.C. Haverkate, voorzitter, E.J. van der Molen en Y.M.I. Greuter-Vreeburg, leden van de wrakingskamer
en uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. S. van Lingen, griffier, ter openbare terechtzitting van 14 oktober 2009.
Mr. A.C. Haverkate is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.