ECLI:NL:RBALK:2009:BK1080

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
7 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
289276 \ CV EXPL 09-445
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onredelijk bezwarend beding in kredietovereenkomst en Protectieplan

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 7 september 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen Hoist Kredit AB en Karola Breuer. Hoist vorderde betaling van een bedrag van € 3.118,81 van Breuer, die samen met haar inmiddels overleden partner een persoonlijke lening had afgesloten via Kruidvat Finance. De kredietverstrekker, RBS (RD Europe) B.V., had de vordering gecedeerd aan Hoist. Breuer had een Protectieplan afgesloten dat dekking bood in geval van overlijden of arbeidsongeschiktheid. Hoist stelde dat Breuer geen aanspraak kon maken op het Protectieplan omdat zij het overlijden van haar partner niet binnen de gestelde termijn van één maand had gemeld, zoals vereist in de algemene voorwaarden.

De kantonrechter overwoog dat Hoist niet had aangetoond in welk belang RBS was geschaad door het niet tijdig melden van het overlijden. De rechter oordeelde dat de bepaling in de algemene voorwaarden, die het recht op het Protectieplan uitsluit bij niet-naleving van de meldingsplicht, onredelijk bezwarend was. Dit was vooral relevant gezien de omstandigheden waaronder Breuer verkeerde na het overlijden van haar partner, wat haar in staat had gesteld om haar financiële zaken niet adequaat af te handelen.

Daarnaast werd ook de bepaling die stelde dat Breuer zich niet op het Protectieplan kon beroepen omdat zij haar verplichtingen uit de kredietovereenkomst niet was nagekomen, als onredelijk bezwarend aangemerkt. Hoist had ook hier niet aangetoond hoe zij of RBS door de niet-nakoming van Breuer in hun belangen was geschaad. De vordering van Hoist werd afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten van Breuer, die op nihil werden vastgesteld. De uitspraak benadrukt de bescherming van consumenten tegen onredelijk bezwarende contractuele bepalingen.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector Kanton
Locatie Hoorn
Zaaknr/rolnr.: 289276 \ CV EXPL 09-445
Uitspraakdatum: 7 september 2009
Vonnis in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht Hoist Kredit AB, statutair gevestigd te Stockholm (Zweden), mede kantoorhoudende te ‘s-Hertogenbosch
eisende partij
verder ook te noemen: Hoist
gemachtigde: Swier en Van der Weijden gerechtsdeurwaarders te Amsterdam
tegen
Karola Breuer, wonende te [adres] Midwoud [adres]
gedaagde partij
verder ook te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon, bijgestaan door C. Appelman van GGZ-centrum Westfriesland.
Het verdere procesverloop
Ingevolge het tussenvonnis van 8 juni 2009 is er op 11 augustus 2009 een comparitie van partijen gehouden. Ter comparitie zijn verschenen mr. C.F.E. van Hogendorp namens Hoist en [gedaagde] in persoon.
Na afloop van de behandeling ter zitting is heden uitspraak bepaald.
De inhoud van de processtukken geldt als hier opgenomen.
De vaststaande feiten
1. [gedaagde] en haar inmiddels - op 24 juni 2008 - overleden partner [...] hebben op 30 augustus 2006 een persoonlijke lening ad € 5.000,- afgesloten via Kruidvat Finance. Kredietverstrekker was RBS (RD Europe) B.V.
2. Op deze overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van RBS en de Wet op het consumentenkrediet van toepassing.
3. De uit de overeenkomst voortvloeiende vordering van RBS (later handelend onder de naam Santander Consumer Finance Benelux B.V.) is gecedeerd aan Hoist.
4. [gedaagde] en [haar partner] hebben eveneens een aan het krediet gekoppelde verzekering afgesloten, het zogenaamde Protectieplan. Deze verzekering biedt dekking in geval van overlijden of arbeidsongeschiktheid.
5. Op het Protectieplan zijn de Algemene Voorwaarden Comfort Servicepakket (CS) en Comfort Protectieplan (CP) van toepassing (hierna te noemen: de algemene voorwaarden).
6. In artikel 7 van de algemene voorwaarden is bepaald, voor zover hier van belang: “1. CS of CP in geval van overlijden voorziet er in dat RBS (RD Europe) B.V. na het overlijden van cliënt, hetwelk plaatsvindt voordat de kredietovereenkomst is beëindigd, afstand doet van haar aanspraak op het netto-saldo dat op het moment van overlijden nog verschuldigd is. (…) 2. In geval van overlijden van cliënt wordt het uit hoofde van de kredietovereenkomst verschuldigde terstond vervroegd opeisbaar. Nadat voldaan is aan de verplichting als bedoeld in artikel 10 van deze voorwaarden, doet RBS (RD Europe) B.V. afstand van haar aanspraak op het netto-saldo”.
7. Artikel 10 van de algemene voorwaarden luidt: “Binnen één maand na overlijden van cliënt dient administrateur schriftelijk van het overlijden in kennis te worden gesteld door toezending van een afschrift van de overlijdensakte van de gemeente waar cliënt ten tijde van het overlijden stond ingeschreven tezamen met een kopie van het certificaat CS of CP. Niet naleving van deze termijn leidt tot het verval van de aanspraak indien RBS (RD Europe) B.V. daardoor in zijn belangen is geschaad.”
8. In artikel 3 lid 3 van de algemene voorwaarden is bepaald: “Op CS of CP kan geen beroep worden gedaan indien cliënt zijn verplichtingen niet is nagekomen en daardoor de belangen van RBS (RD Europe) B.V. zijn geschaad”.
Het geschil
9. Hoist vordert veroordeling van [gedaagde], bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van een bedrag ad € 3.118,81, te vermeerderen met primair de contractuele vertragingsvergoeding ad 18% per jaar en subsidiair de wettelijke rente over € 2.921,43 vanaf de dag der dagvaarding en met de proceskosten. Het gevorderde bedrag ad € 3.118,81 is samengesteld uit de hoofdsom ad € 2.921,43 en de tot de dag der dagvaarding vervallen contractuele vertragingsvergoeding ad € 197,38.
10. Hoist legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] (en [[haar partner]) tekort zijn geschoten in de nakoming van hun verplichtingen uit de kredietovereenkomst, zodat ingevolge de bepalingen van die overeenkomst het restantsaldo ad € 2.921,43 ineens opeisbaar is geworden. Ondanks sommaties is het restantsaldo echter niet terugbetaald.
11. [gedaagde] concludeert tot afwijzing van het gevorderde. Zij beroept zich op het Protectieplan. Weliswaar heeft zij geen melding van het overlijden van [[haar partner] aan de kredietverstrekker gedaan, maar dit kwam doordat zij in een rouwdepressie is komen te verkeren waardoor zij haar financiële zaken niet naar behoren heeft kunnen afhandelen.
De beoordeling
12. De kantonrechter overweegt het volgende.
13. Hoist heeft naar voren gebracht dat de aanspraak van [gedaagde] op het Protectieplan is vervallen, omdat zij het overlijden van [[haar partner] niet binnen 1 maand heeft gemeld conform het bepaalde in artikel 10 van de toepasselijke algemene voorwaarden. Echter, gelet op de tekst van deze bepaling (zoals weergegeven sub 7 van dit vonnis) komt de vraag op of Hoist wel een beroep toekomt op deze bepaling, nu zij niet heeft aangegeven in welke zin RBS door het niet melden van het overlijden van [[haar partner] binnen 1 maand in haar belangen is geschaad.
Bovendien leidt de wijze waarop Hoist het beding wenst toe te passen, onder de gegeven omstandigheden tot het oordeel dat artikel 10 van de algemene voorwaarden als een onredelijk bezwarend beding dient te worden aangemerkt. [[haar partner] is naar [gedaagde] heeft aangevoerd onverwacht overleden, waardoor zij plotseling is geconfronteerd met tal van vragen op het gebied van haar financiële huishouding. Door haar rouwdepressie was [gedaagde] niet in staat deze financiële aangelegenheden op adequate wijze af te handelen. Zoals gezegd heeft Hoist hiertegenover geen enkel belang aan haar zijde gesteld, waarin zij is geschaad, terwijl ook niet valt in te zien hoe RBS als geldschieter in een belang is geschaad.
14. Voorts heeft Hoist zich op het standpunt gesteld dat [gedaagde] zich ook gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 3 van de algemene voorwaarden niet meer op het Protectieplan kan beroepen, omdat zij niet heeft voldaan aan haar verplichting de verschuldigde termijnbedragen over de maanden januari 2008 tot en met maart 2008 te betalen. Ook ten aanzien daarvan geldt dat Hoist die bepaling heeft ingeroepen zonder aan te geven in welk belang zij of RBS is geschaad, terwijl de tekst van dit artikellid dat als voorwaarde stelt.
Gelet op de wijze waarop Hoist ook deze bepaling wenst toe te passen, moet worden geoordeeld dat ook aan deze contractuele bepaling geen werking toekomt, omdat deze dient te worden aangemerkt als een onredelijk bezwarend beding.
15. Uit het vorenstaande volgt dat de vordering moet worden afgewezen.
16. Hoist dient als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten te worden veroordeeld.
De beslissing
De kantonrechter:
Wijst de vordering af.
Verwijst Hoist in de proceskosten, die tot heden voor [gedaagde] worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. van den Berg, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 7 september 2009 in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter