RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer : 14.810433-08 (P)
Datum uitspraak : 3 november 2009
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats en geboortedatum],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres en woonplaats],
thans gedetineerd in P.I. Vught, Nieuw Vosseveld 2 IBA/FSU.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
20 oktober 2009.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. J.H.S. Vogel, advocaat te Alkmaar, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is, nadat een vordering tot aanpassing van de tenlastelegging is toegelaten, ten laste gelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 3 mei 2008 in de gemeente Alkmaar opzettelijk (en met voorbedachten rade) [naam slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg), (meermalen) met een vuurwapen in de rug en/of de borst, althans in het lichaam van die [naam slachtoffer 1] geschoten, tengevolge waarvan voornoemde [naam slachtoffer 1] is overleden;
2.
hij op of omstreeks 12 september 2008 in de gemeente Alkmaar en/of de gemeente Heerhugowaard, althans in het arrondissement Alkmaar (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [naam slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het (telkens) ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer 2], immers heeft verdachte (telkens)
- met zijn, verdachtes, tong de vagina van die [naam slachtoffer 2] gelikt en/of
- zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [naam slachtoffer 2] gebracht en/of geduwd en/of
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [naam slachtoffer 2] gebracht en/of geduwd en/of
- zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [naam slachtoffer 2] gebracht en/of geduwd,
bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)den hierin dat verdachte
- in de auto die die [naam slachtoffer 2] heeft bestuurd is gestapt en/of
- die [naam slachtoffer 2] (meermalen) een mes heeft getoond en/of
- die [naam slachtoffer 2] heeft gedwongen vanuit Alkmaar naar Heerhugowaard te rijden en/of
- zijn, verdachtes, hand op de sluiting van de autogordel van die [naam slachtoffer 2] heeft gehouden en/of
- die [naam slachtoffer 2] heeft gedwongen te stoppen op een landweg en/of
- een/dat mes bij de vagina van die [naam slachtoffer 2] heeft gehouden en/of
- die autosleutel uit het contactslot heeft gehaald en/of die sleutel in zijn, verdachtes, zak heeft gedaan en/of
- in een handgemeen is geraakt met die [naam slachtoffer 2] en/of
- die [naam slachtoffer 2], toen zij uit de auto wilde wegkomen/vluchten, heeft tegengehouden en/of
- (meermalen) tegen die [naam slachtoffer 2] heeft gezegd: "Rijden" en/of "Niets zeggen" en/of "Likken, likken" en/of "Jij luistert niet goed" en/of "Hier stoppen" en/of "Zien" en/of "Toeteren is gevaarlijk" en/of "Niet toeteren" en/of "Doe de deur dicht" en/of "Broek uit" en/of "Neuken" en/of "Je praat er met niemand over", althans woorden van dergelijke aard en/of strekking en/of
aldus voor de [naam slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
3.
hij op of omstreeks 28 september 2008 in de gemeente Alkmaar (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [naam slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het (telkens) ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer 3], immers heeft verdachte (telkens)
- met zijn, verdachtes, tong de vagina en/of de anus van die [naam slachtoffer 3] gelikt en/of
- zijn, verdachtes, tong in de vagina en/of de anus van die [naam slachtoffer 3] geduwd en/of gebracht,
bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- de woning van die [naam slachtoffer 3] (en haar echtgenoot [naam slachtoffer 4]) is binnengedrongen en/of
- een mes heeft gepakt en/of getoond aan die [naam slachtoffer 3] en/of
- die [naam slachtoffer 3] heeft vastgepakt bij haar (boven-)arm(en) en/of
- tegen die [naam slachtoffer 3] heeft gezegd: "Jij, naar boven" en/of "Naar je slaapkamer" en/of "Nee, jouw slaapkamer" en/of
- die [naam slachtoffer 3] heeft meegetrokken richting de trap en/of
- die [naam slachtoffer 3] op haar/het bed heeft gegooid en/of geduwd en/of
- (toen zij op haar rug op dat/het bed lag) de jurk van die [naam slachtoffer 3] omhoog heeft getrokken en/of (met een/dat mes) haar riem heeft doorgesneden en/of de broek en/of de onderbroek van die [naam slachtoffer 3] naar beneden heeft getrokken en/of heeft uitgetrokken en/of
- dat mes (met de punt) op de buik van die [naam slachtoffer 3] heeft gezet/geplaatst en/of
- tegen die [naam slachtoffer 3] heeft gezegd "Benen open, benen open" en/of "Je mij pijpen" en/of - die [naam slachtoffer 3] heeft gedwongen zijn, verdachtes, penis in haar hand te nemen en/of
(- wetende dat haar, [naam slachtoffer 3], echtgenoot, [door verdachte] vastgebonden en/of gewond [beneden] in het toilet lag en/of)
aldus voor die [naam slachtoffer 3] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
Subsidiair, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 september 2008 in de gemeente Alkmaar (telkens) ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een)
andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) [naam slachtoffer 3] te dwingen tot het (telkens) ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer 3], (telkens)
- met zijn, verdachtes, tong de vagina en/of de anus van die [naam slachtoffer 3] heeft
gelikt en/of
- zijn, verdachtes, tong in/tegen de vagina en/of de anus van die [naam slachtoffer 3]
heeft geduwd en/of gebracht,
bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- de woning van die [naam slachtoffer 3] (en haar echtgenoot [naam slachtoffer 4]) is binnengedrongen en/of
- een mes heeft gepakt en/of getoond aan die [naam slachtoffer 3] en/of
- die [naam slachtoffer 3] heeft vastgepakt bij haar (boven-)arm(en) en/of
- tegen die [naam slachtoffer 3] heeft gezegd: "Jij, naar boven" en/of "Naar je slaapkamer" en/of "Nee, jouw slaapkamer" en/of
- die [naam slachtoffer 3] heeft meegetrokken richting de trap en/of
- die [naam slachtoffer 3] op haar/het bed heeft gegooid en/of geduwd en/of
- (toen zij op haar rug op dat/het bed lag) de jurk van die [naam slachtoffer 3] omhoog heeft getrokken en/of (met een/dat mes) haar riem heeft doorgesneden en/of de broek en/of de onderbroek van die [naam slachtoffer 3] naar beneden heeft getrokken en/of heeft uitgetrokken en/of
- dat mes (met de punt) op de buik van die [naam slachtoffer 3] heeft gezet/geplaatst en/of
- tegen die [naam slachtoffer 3] heeft gezegd "Benen open, benen open" en/of "Je mij pijpen" en/of
- die [naam slachtoffer 3] heeft gedwongen zijn, verdachtes, penis in haar hand te nemen en/of
(- wetende dat haar, [naam slachtoffer 3]s, echtgenoot, [door verdachte] vastgebonden en/of gewond [beneden] in het toilet lag en/of)
aldus voor die [naam slachtoffer 3] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op of omstreeks 28 september 2008 in de gemeente Alkmaar ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om (telkens) opzettelijk (en met voorbedachte rade) [naam slachtoffer 4] van het leven te beroven, met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg) (meermalen) met een mes in/tegen het hoofd en/of de armen en/of handen van die [naam slachtoffer 4] heeft gestoken en/of (met geschoeide voet terwijl die [naam slachtoffer 4] op de grond ligt) (meermalen) tegen diens gezicht/hoofd heeft geschopt en/of getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden welke blijken uit de bewijsmiddelen
Ten aanzien van feit 1:
Op 3 mei 2008, om 15.36 uur komt bij de regionale meldkamer te Alkmaar de telefonische melding binnen dat op de [adres] in Alkmaar iemand is neergeschoten. Enkele minuten later komen verbalisanten ter plaatse aan. In de garage treffen ze het slachtoffer aan. Hij ligt op de grond en blijkt enige schotwonden in de borst te hebben. Verbalisant [naam opsporingsambtenaar 1] ziet dat het slachtoffer de hem bekende [naam slachtoffer 1] is. [naam slachtoffer 1] is naar het ziekenhuis in Alkmaar overgebracht en aldaar om 17.45 uur overleden.
Uit het door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) opgestelde sectieverslag blijkt dat [naam slachtoffer 1] is overleden aan bloedverlies en longfunctieverlies als gevolg van het meervoudige schotletsel. Er zijn vier schotbanen traceerbaar in het lichaam.
Op de plaats delict zijn vier kogelhulzen en een patroon aangetroffen, die voor DNA-onderzoek naar het NFI zijn verzonden.
Op 15 oktober 2008 is verdachte aangehouden op verdenking van het plegen van de in de tenlastelegging onder 2, 3 en 4 opgenomen feiten. (map A/B, p. 23)
Bij gelegenheid van die aanhouding werd in de binnenzak van de jas van verdachte een vuurwapen (pistool) en munitie (patronen) aangetroffen. (map I, p. 16-17)
Het NFI heeft het bij verdachte aangetroffen pistool onderzocht en proefhulzen uit dit pistool vergeleken met de op de plaats delict aangetroffen hulzen.
De conclusie van het NFI luidt dat de op de plaats delict aangetroffen hulzen met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zijn verschoten met het bij verdachte aangetroffen pistool.
Ook het bij verdachte afgenomen DNA levert na onderzoek door het NFI een match op met het (onvolledige) DNA-hoofdprofiel afkomstig van de op de plaats delict aangetroffen patroon.
Tijdens het eerste verhoor heeft verdachte verklaard een man in zijn garage te hebben neergeschoten met het bij hem aangetroffen vuurwapen. Verdachte verklaart: “Ik schoot hem onder in de buik, dan in zijn hart en daarna nog in de rug.” (map A/B, p. 62-63)
Ten aanzien van feit 2:
[naam slachtoffer 2] heeft op 23 september 2008 aangifte gedaan van verkrachting, gepleegd op 12 september 2008 in Alkmaar en Heerhugowaard. Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting bekend dit feit te hebben gepleegd. Ter terechtzitting heeft verdachte hierover verklaard: “Zoals de aangeefster heeft verklaard, zo is het gegaan”.
Ten aanzien van de feiten 3 en 4:
Op 28 september 2008 omstreeks 03.30 uur komt bij de regionale meldkamer van de regiopolitie Noord-Holland Noord de melding binnen waarin wordt gesproken over een overval aan de [adres] te Alkmaar, waarbij een vrouw vermoedelijk is verkracht en haar man is neergestoken. De ter plaatse gekomen verbalisanten treffen in de woning een vrouw in paniek aan en een man met een bebloed hoofd. Het blijkt te gaan om [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 4]. In de woning zien de verbalisanten op verschillende plaatsen bloedspatten. (Map Z02, p. 101-106)
Op 1 oktober 2008 heeft [naam slachtoffer 3] aangifte gedaan van de gebeurtenis op 28 september 2008. [naam slachtoffer 3] heeft verklaard dat een man de woning is binnengedrongen op het moment dat zij en haar man [naam slachtoffer 4] net de hal van hun huis zijn binnengestapt.
Er ontstaat een vechtpartij tussen [naam slachtoffer 4] en de man. [naam slachtoffer 4] wordt de wc ingeduwd en komt op de grond terecht, waarna hij door de man in het gezicht wordt getrapt. [naam slachtoffer 3] ziet dat haar man bloedt aan zijn gezicht. [naam slachtoffer 3] ziet vervolgens dat de man een mes heeft en daarmee een stuk touw afsnijdt, waarmee de handen van [naam slachtoffer 4] worden vastgebonden. Vervolgens wordt [naam slachtoffer 3] bij haar bovenarm gepakt en meegetrokken richting de trap. De man zegt dat ze mee naar boven moet, naar haar slaapkamer. De man heeft haar op het bed gegooid en met het mes haar riem doorgesneden en daarna haar broek en onderbroek uitgetrokken. De man zet het mes op een gegeven moment met de punt op de buik van [naam slachtoffer 3] en zegt meerdere keren tegen haar: “benen open, benen open”. De man likt aan de vagina en anus van [naam slachtoffer 3]. Vervolgens wil de man dat [naam slachtoffer 3] hem pijpt. Op het moment dat [naam slachtoffer 3] de penis van de man heeft vastgepakt hoort zij [naam slachtoffer 3] echtgenoot naar boven komen. De man pakt de hand van [naam slachtoffer 3] en trekt een gouden zegelring van haar vinger. Daarna vertrekt hij uit de slaapkamer. [naam slachtoffer 3] hoort gestommel op de overloop en als zij gaat kijken ziet zij ‘een bloedmassa’ op de overloop van de eerste verdieping. Zij ziet haar echtgenoot daar gewond en bloedend aan zijn hoofd op de grond liggen. (Z02, p. 23-39)
Op 8 oktober 2008 heeft [naam slachtoffer 4] als aangever eveneens verklaard over een man die op 28 september 2008 plotseling zijn woning binnendrong. [naam slachtoffer 4] verklaart dat hij op zijn gezicht is geslagen door de man. Vervolgens bindt de man de benen van [naam slachtoffer 4] aan elkaar en duwt hem de wc in. Half liggend op de grond worden ook zijn polsen aan elkaar gebonden. De man geeft daarna een ‘enorme schop’ boven op de kaak van [naam slachtoffer 4]. [naam slachtoffer 4] hoort vervolgens dat zijn vrouw en de man op de trap naar boven lopen. Na enige tijd lukt het [naam slachtoffer 4] zich te bevrijden en hij pakt een mes uit de keuken en gaat naar boven. [naam slachtoffer 4] ziet door de spijlen van het traphekje zijn vrouw op bed liggen. Op dat moment staat de man ook op de trap. [naam slachtoffer 4] wil de man het huis uit jagen. Opeens voelt [naam slachtoffer 4] twee felle pijnscheuten op zijn hoofd. [naam slachtoffer 4] verklaart dat hij niet kan terughalen hoe dat precies is gegaan. [naam slachtoffer 4] geeft aan dat hij op dat moment niet heeft gezien dat de man een mes in zijn handen had. (Z02, p. 84-90)
[naam slachtoffer 4] wordt behandeld in het ziekenhuis aan zijn verwondingen. De behandelend arts constateert een zichtbare voetafdruk in het gezicht van [naam slachtoffer 4]. (Map Z02, p. 105) In de letselverklaring wordt verder genoemd dat er twee snijwonden op het hoofd van [naam slachtoffer 4] zijn gehecht van respectievelijk 5 en 6 centimeter lang. Verder is sprake van vele blauwe plekken en huidbeschadigingen op het lichaam van [naam slachtoffer 4]. (Z03, p. 53 e.v.)
Door de forensische afdeling van de politie is onderzoek gedaan in de woning van [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 4]. Op een traptrede op de trap tussen de eerste- en de zolder verdieping wordt een mesheft gevonden met daaraan een klein stuk meslemmet.
Op de plaats delict zijn voorts verschillende sporen bemonsterd, waaronder een bloedmonster vanaf de vloer voor het tweepersoonsbed in de slaapkamer van [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 4], een bloedmonster vanaf het linkeronderbeen van [naam slachtoffer 3] en een bloedmonster vanaf de jas van [naam slachtoffer 3]. Deze monsters zijn naar het NFI verzonden. (Z02, p. 218-223) Het in voornoemde bloedmonsters aangetroffen DNA-profiel ‘matcht’ met het DNA-profiel van verdachte.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie stelt zich ten aanzien van feit 1 op het standpunt dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan moord op [naam slachtoffer 1].
Voorts acht de officier van justitie de feiten 2, 3. primair en 4 (met uitzondering van de voorbedachte raad) bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich ten aanzien van feit 1 op het standpunt dat verdachte vrijgesproken dient te worden van de impliciet primair ten laste gelegde moord, aangezien er bij verdachte geen sprake is geweest van een plan of van welke vorm van kalm en rustig beraad dan ook. De voorbedachte raad kan om die reden in de visie van de verdediging niet bewezen worden geacht. De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de impliciet subsidiair ten laste gelegde doodslag.
Ten aanzien van de bewezenverklaring van feit 2 refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank, nu verdachte dit feit heeft bekend.
Ten aanzien van het onder feit 3 primair ten laste gelegde heeft de raadsman vrijspraak bepleit, omdat het in de tenlastelegging opgenomen seksueel binnendringen in het lichaam van [naam slachtoffer 3] niet is komen vast te staan. Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde poging heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsman betoogd dat niet kan worden bewezen dat sprake is van voorbedachte raad, aangezien verdachte in een opwelling heeft gehandeld. Voorts is geen sprake van voorwaardelijk opzet bij verdachte op de dood van [naam slachtoffer 4], zodat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder feit 4 ten laste gelegde poging tot moord c.q. doodslag.
Beoordeling van de tenlastelegging en het bewijs
In zijn tweede verhoor heeft verdachte aangegeven dat hij enige tijd voorafgaand aan de schietpartij is verkracht door meerdere mannen en dat het slachtoffer - door verdachte aangeduid als ‘de blonde man’ - daarbij betrokken was.
Verder heeft verdachte verklaard dat hij op de bewuste 3 mei 2008 zijn hond aan het
uitlaten was en toen de blonde man in zijn garage zag. Verdachte is vervolgens naar huis gegaan om de hond weg te brengen en is daarna naar de man teruggekeerd. (map A/B, p.78)
Verdachte heeft aangegeven dat hij de man wilde aanspreken op de verkrachting en dat hij zijn pistool bij zich droeg.
Verdachte verklaart voorts: “Als hij slecht zou reageren dan moest ik schieten en dat is gebeurd”. (map A/B, p. 79) Ter terechtzitting heeft verdachte – geconfronteerd met zijn verklaring bij de politie – verklaard dat die verklaring juist is en voorts: “Ik ging met hem praten, maar als het niet goed zou gaan zou ik schieten en zo is het gegaan.”
Volgens verdachte droeg hij het pistool niet doorgeladen bij zich en was het derhalve nog niet klaar om mee te schieten. (map A/B, p. 83)
Verdachte heeft ten aanzien van het schieten bij de politie het volgende verklaard:
- dat hij op 3 tot 3,5 meter van het slachtoffer stond toen hij het eerste schot loste in de richting van de buik (map A/B, p. 84);
- dat hij vijf seconden later een tweede schot loste in de richting van het hart (map A/B, p. 84);
- dat de man vervolgens op zijn buik op de grond viel (map A/B, p. 84-85);
- dat hij op de man af is gelopen tot op een halve meter (map A/B, p. 85);
- dat hij de man vervolgens in de rug heeft geschoten (map A/B, p. 85).
Ter terechtzitting heeft verdachte desgevraagd bevestigd dat het zo is gegaan.
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 3 mei 2008 [naam slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd. Ook acht de rechtbank bewezen dat verdachte dit met voorbedachte raad heeft gedaan. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Voor een bewezenverklaring van voorbedachte raad, in de tenlastelegging uitgedrukt met de woorden “na kalm beraad en rustig overleg”, moet komen vast te staan dat het handelen van de verdachte het gevolg is geweest van een te voren genomen besluit en dat verdachte tussen het nemen van dat besluit en de uitvoering ervan gelegenheid heeft gehad om over de betekenis en de gevolgen van die voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte het besluit heeft genomen om [naam slachtoffer 1] van het leven te beroven en leidt dat reeds af uit de eigen verklaring van verdachte, inhoudende dat hij zou gaan schieten bij een hem onwelgevallige reactie van het slachtoffer. Zelfs indien zou moeten worden aangenomen dat verdachte de uitvoering van zijn genomen besluit afhankelijk heeft gesteld van de wijze waarop [naam slachtoffer 1] op hem zou reageren, doet dat niet af aan het bestaan van voorbedachte raad.
Voorts heeft zich in het door verdachte geschetste tijdsbestek tussen het moment dat hij ‘de blonde man’ in zijn garage ziet en het moment van het schieten een aantal momenten voorgedaan, waarbij voor verdachte gelegenheid was om zich te bezinnen en na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn besluit. Dat leidt de rechtbank af uit de volgende feiten en omstandigheden, zoals deze uit voornoemde bewijsmiddelen blijken:
- verdachte is nadat hij [naam slachtoffer 1] in zijn garage zag staan eerst naar huis gegaan om zijn hond weg te brengen alvorens terug te keren naar het latere slachtoffer;
- verdachte heeft zijn pistool eerst moeten doorladen, alvorens het eerste schot te kunnen lossen;
- nadat het slachtoffer op de grond is gevallen loopt verdachte op hem af en schiet hem vervolgens van zeer dichtbij nog tweemaal in de rug.
Ten aanzien van feit 2:
Het onder 2 ten laste gelegde feit is naar het oordeel van de rechtbank bewezen.
Er is met betrekking tot dit feit sprake van een bekennende verdachte zoals bedoeld in artikel 359, derde lid, Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
- de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 20 oktober 2009;
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte met nummer 28102008 1036 14532223, gedateerd 28 oktober 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam opsporingsambtenaar 2] en [naam opsporingsambtenaar 3] (map A/B p. 102 e.v.)
- het proces-verbaal van aangifte door [naam slachtoffer 2], met nummer PL10RR/08-232184, gedateerd 23 september 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam opsporingsambtenaar 4] en [naam opsporingsambtenaar 5] (Map Z01 p. 16 e.v.).
Ten aanzien van feit 3
Verdachte heeft op 15 oktober 2008 bij de politie verklaard dat hij twee keer ‘het geestgevoel’ kreeg, waarbij de geest zegt “verkrachten”. “De tweede keer was in Alkmaar. Ik heb die man van haar geslagen. Dat meisje heb ik niet geneukt”. Verder verklaart verdachte dat hij een ring van het meisje heeft meegenomen. (Z02, p. 159-161).
Op 28 oktober 2008 heeft verdachte verklaard dat hij de man in de hal in zijn gezicht heeft geslagen, maar dat hij niet weet waarom hij dat deed. Over de vrouw herinnert hij zich niet zo veel, want: “Ik was niet in eigen controle. Ik was in geestencontrole’. Verdachte herinnert zich alleen dat hij de ring heeft gepakt en is weggegaan. (Z02, p. 192-199) Ter terechtzitting heeft verdachte stellig ontkend dat hij met het slachtoffer heeft ‘geneukt’.
Aangeefster [naam slachtoffer 3] heeft in haar aangifte verklaard dat de man aan haar vagina en anus heeft gelikt. Op de vraag van de politie waar aan haar vagina werd gelikt antwoordt zij: “niet er in gelukkig volgens mij”. Voorts verklaart zij: “Hij begon bij mijn vagina en daarna mijn anus. Het ging in mijn beleving ook heel snel”. Op de vraag wat de man met zijn tong bij haar vagina deed antwoordt zij: “hij ging er wel een beetje in”.
De rechtbank is van oordeel dat in de verklaring van aangeefster [naam slachtoffer 3] enige onderdelen voorkomen die kunnen bijdragen aan het bewijs van - voor een bewezenverklaring van verkrachting vereist - seksueel binnendringen van het lichaam van [naam slachtoffer 3] door verdachte. De rechtbank acht deze enkele verklaring op zich op dit punt echter onvoldoende concreet en feitelijk om tot een bewezenverklaring van seksueel binnendringen te kunnen komen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de primair ten laste gelegde verkrachting.
De rechtbank acht op grond van alle voornoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiair ten laste gelegde poging tot verkrachting.
Ten aanzien van feit 4:
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat uit de stukken en het behandelde ter terechtzitting niet kan worden afgeleid dat verdachte met voorbedachte raad heeft gepoogd de heer [naam slachtoffer 4] van het leven te beroven, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken van de impliciet primair ten laste gelegde poging tot moord.
Met de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank niet bewezen dat de pure opzet van verdachte was gericht op de dood van [naam slachtoffer 4]. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank opzet in voorwaardelijke zin evenmin bewezen en zij overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan [naam slachtoffer 4] door deze met kracht tegen de kaak te trappen en voorts ander letsel aan [naam slachtoffer 4] heeft toegebracht met behulp van een mes. De rechtbank stelt tevens vast dat in ieder geval bij de trap tegen de kaak de mogelijkheid bestond dat [naam slachtoffer 4] daardoor zou komen te overlijden.
Er is echter naar het oordeel van de rechtbank geen bewijsmiddel voorhanden op grond waarvan geconcludeerd kan worden dat verdachte, hetzij door de trap tegen de kaak, hetzij door het gebruik van het mes, welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [naam slachtoffer 4] zou komen te overlijden. De rechtbank acht hierbij van belang, dat een schop tegen de kaak in zijn algemeenheid niet tot de dood zal leiden, zodat de kans op overlijden weliswaar reëel maar niet aanmerkelijk geacht kan worden, terwijl evenmin is gebleken dat verdachte het slachtoffer tegen andere, meer kwetsbare delen van het hoofd heeft geschopt. Ten aanzien van het gebruik van het mes stelt de rechtbank voorop dat weliswaar bewijs voorhanden is voor de veronderstelling dat verdachte het slachtoffer met dit mes aan zijn hoofd heeft verwond, maar dat noch uit de verklaringen van verdachte, noch uit die van het slachtoffer, blijkt op welke wijze dit is geschied. Nu daarnaast op basis van de beschikbare medische gegevens niet kan worden vastgesteld hoe diep de verwondingen aan het hoofd van [naam slachtoffer 4] waren kan uit dit uit het letsel evenmin worden afgeleid of tengevolge van deze verwondingen een aanmerkelijke kans op overlijden heeft bestaan, nog daargelaten de vraag of verdachte zich daarvan bewust is geweest.
Op grond van het bovenstaande kan niet worden vastgesteld dat verdachte opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad op de dood van [naam slachtoffer 4]. Daarom acht de rechtbank de poging tot doodslag niet bewezen. Verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 4 ten laste gelegde.
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 3 mei 2008 in de gemeente Alkmaar opzettelijk en met voorbedachten rade [naam slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen met een vuurwapen in de rug en de borst van die [naam slachtoffer 1] geschoten, tengevolge waarvan voornoemde [naam slachtoffer 1] is overleden;
2.
hij op 12 september 2008 in de gemeente Alkmaar en de gemeente Heerhugowaard door bedreiging met geweld en door feitelijkheden [naam slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer 2], immers heeft verdachte
- met zijn, verdachtes, tong de vagina van die [naam slachtoffer 2] gelikt en
- zijn, verdachtes, vingers in de vagina van die [naam slachtoffer 2] gebracht en
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [naam slachtoffer 2] gebracht en
- zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [naam slachtoffer 2] gebracht,
bestaande die bedreiging met geweld en die feitelijkheden hierin dat verdachte
- in de auto die die [naam slachtoffer 2] heeft bestuurd is gestapt en
- die [naam slachtoffer 2] meermalen een mes heeft getoond en
- die [naam slachtoffer 2] heeft gedwongen vanuit Alkmaar naar Heerhugowaard te rijden en
- zijn, verdachtes, hand op de sluiting van de autogordel van die [naam slachtoffer 2] heeft gehouden en
- die [naam slachtoffer 2] heeft gedwongen te stoppen op een landweg en
- dat mes bij de vagina van die [naam slachtoffer 2] heeft gehouden en
- die autosleutel uit het contactslot heeft gehaald en die sleutel in zijn, verdachtes, zak heeft gedaan en
- in een handgemeen is geraakt met die [naam slachtoffer 2] en
- die [naam slachtoffer 2], toen zij uit de auto wilde vluchten, heeft tegengehouden en
- tegen die [naam slachtoffer 2] heeft gezegd: "Rijden" en "Niets zeggen" en "Likken, likken" en "Jij luistert niet goed" en "Hier stoppen" en "Zien" en "Toeteren is gevaarlijk" en "Niet toeteren" en "Doe de deur dicht" en "Broek uit" en "Neuken" en "Je praat er met niemand over", althans woorden van dergelijke aard en strekking en aldus voor die [naam slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
3. subsidiair
hij op 28 september 2008 in de gemeente Alkmaar ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld en bedreiging met geweld en door feitelijkheden [naam slachtoffer 3] te dwingen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer 3],
- de woning van die [naam slachtoffer 3] en haar echtgenoot [naam slachtoffer 4] is binnengedrongen en
- een mes heeft gepakt en
- die [naam slachtoffer 3] heeft vastgepakt bij haar bovenarm en
- tegen die [naam slachtoffer 3] heeft gezegd: "Jij, naar boven" en "Naar je slaapkamer" en "Nee, jouw slaapkamer" en
- die [naam slachtoffer 3] heeft meegetrokken richting de trap en
- die [naam slachtoffer 3] op het bed heeft gegooid en
- toen zij op haar rug op dat bed lag de jurk van die [naam slachtoffer 3] omhoog heeft getrokken en met dat mes haar riem heeft doorgesneden en de broek en de onderbroek van die [naam slachtoffer 3] heeft uitgetrokken en
- dat mes met de punt op de buik van die [naam slachtoffer 3] heeft gezet en
- tegen die [naam slachtoffer 3] heeft gezegd "Benen open, benen open" en "Je mij pijpen" en
- die [naam slachtoffer 3] heeft gedwongen zijn, verdachtes, penis in haar hand te nemen en
- wetende dat haar, [naam slachtoffer 3], echtgenoot, door verdachte vastgebonden en gewond beneden in het toilet lag en
aldus voor die [naam slachtoffer 3] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
5. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Moord;
Ten aanzien van feit 2:
Verkrachting;
Ten aanzien van feit 3. subsidiair:
Poging tot verkrachting.
6. De strafbaarheid van de verdachte
Op 10 juli 2009 is door de psycholoog I. Schilperoord en de psychiater M.D. van Ekeren, beiden als vast gerechtelijk deskundige verbonden aan het NIFP, locatie Pieter Baan Centrum, een Pro Justitia rapportage over verdachte uitgebracht. Dit rapport is door mevrouw Schilperoord als getuige-deskundige nader toegelicht op de terechtzitting van 20 oktober 2009. In het rapport wordt onder meer geconcludeerd dat ten tijde van het plegen van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten (indien bewezen), verdachte weliswaar de ongeoorloofdheid hiervan heeft kunnen inzien, maar in mindere mate dan de gemiddeld normale mens in staat is geweest zijn wil in vrijheid - overeenkomstig een dergelijk besef - te bepalen. Ten tijde van het hem onder 1 ten laste gelegde feit was verdachte lijdende aan een zodanig ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens (paranoïde schizofrenie), dat dit feit hem minst genomen in verminderde mate kan worden toegerekend. Op grond van de beperkt beschikbare informatie wordt onvoldoende duidelijk of verdachte op dat moment psychotisch is geweest. Wanneer meer informatie beschikbaar was geweest, zou mogelijk een verdergaande vermindering in de toerekeningsvatbaarheid aan de orde kunnen zijn geweest.
Ten tijde van de hem onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten was verdachte eveneens lijdende aan een zodanig ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens (paranoïde schizofrenie), waarbij in toenemende mate sprake zou zijn geweest van verwardheid, paranoïd psychotische ideeën, angst en bizarre wanen, dat deze feiten hem in sterk verminderde mate kunnen worden toegerekend.
De rechtbank neemt de conclusies van voornoemde deskundigen ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid van verdachte over.
Verdachte is strafbaar omdat overigens niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit.
7. De strafoplegging en de op te leggen maatregel
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan moord, verkrachting en een poging tot verkrachting.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig jaren, met aftrek van voorarrest, naast een onvoorwaardelijke terbeschikkingstelling met dwangverpleging, ter zake van moord, tweemaal een verkrachting, meermalen gepleegd en een poging tot doodslag.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat een lagere straf wordt opgelegd dan de door de officier van justitie gevorderde vierentwintig jaren. De raadsman refereert zich met betrekking tot de vraag of de maatregel tot terbeschikkingstelling dient te worden opgelegd en verzoekt de rechtbank - in het geval dat zij overgaat tot het opleggen van de maatregel - met inachtneming van artikel 37b, lid 2, van het Wetboek van Strafrecht nadrukkelijk in het vonnis op te nemen dat de behandeling in een zo vroeg mogelijk stadium zal aanvangen.
De rechtbank heeft de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen:
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan moord op [naam slachtoffer 1], door hem meerdere keren in de borst en in de rug te schieten. Hij heeft hem daarmee het meest fundamentele recht ontnomen waarover de mens beschikt: het recht op leven. Bovendien heeft verdachte door zijn handelen onherstelbaar leed toegebracht aan de nabestaanden van het slachtoffer. De nabestaanden van het slachtoffer moeten hem missen en zijn gewelddadige dood verwerken. De omvang van dat gemis is tijdens de uitoefening van het spreekrecht door de zus van [naam slachtoffer 1] beschreven.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de brute verkrachting van een willekeurige vrouw. Verdachte is in een parkeergarage onverhoeds bij het slachtoffer in de auto gestapt en heeft haar onder bedreiging met een mes gedwongen om naar een afgelegen plek te rijden. Aldaar heeft hij het slachtoffer verkracht. Dit alles moet voor het slachtoffer een uitermate angstige en vernederende ervaring zijn geweest. Zij heeft tijdens de verkrachting ook gevreesd voor haar leven. De verdachte heeft hierdoor een grove inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer. Het handelen van verdachte heeft voor het slachtoffer blijkens de onderbouwing van haar vordering als benadeelde partij ernstige psychische gevolgen van mogelijk langere duur met zich gebracht.
Ruim twee weken na deze verkrachting is verdachte ’s nachts de woning van een echtpaar binnengedrongen, terwijl zij net de woning binnentraden. Nadat verdachte de man had mishandeld en vastgebonden in het toilet had achtergelaten, heeft verdachte de vrouw onder bedreiging met een mes gedwongen naar boven te gaan. Verdachte heeft vervolgens geprobeerd de vrouw te verkrachten. De man heeft zich weten te bevrijden en is naar boven gekomen, waarna verdachte na een schermutseling met de man de woning uiteindelijk heeft verlaten. Uit de door het slachtoffer opgestelde schriftelijke slachtofferverklaring is gebleken dat zij - en vanzelfsprekend ook haar echtgenoot - zeer ernstig is geschokt door het gebeurde en nog voor lange tijd de psychische gevolgen met zich mee zal dragen. Daarbij is van belang dat dit alles heeft plaatsgevonden in de eigen woning van het slachtoffer, bij uitstek een plek waar zij zich veilig moet kunnen voelen.
Voor alle drie de feiten geldt verder dat de samenleving en in het bijzonder de Alkmaarse samenleving is geschokt door de uitzonderlijk ernstige gebeurtenissen die zich in haar midden hebben afgespeeld.
Gelet op de buitengewone ernst van de bewezen verklaarde feiten, is de rechtbank van oordeel dat niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van aanzienlijke duur.
De rechtbank zal echter een lagere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Daarbij is met name van belang dat de rechtbank, anders dan de officier van justitie, de onder 4. ten laste gelegde poging tot doodslag niet bewezen acht en verdachte voorts zal vrijspreken van het onder 3. primair ten laste gelegde.
Daarnaast neemt de rechtbank in aanmerking dat tevens de hierna te noemen maatregel zal worden opgelegd. Een behandeling van verdachte in het kader van dwangverpleging acht de rechtbank ook met het oog op de bescherming van de maatschappij van aanzienlijk belang. De op te leggen gevangenisstraf zal voldoende ruimte moeten laten voor een effectieve behandeling.
Alles afwegend, en nadrukkelijk in acht nemend de - minst genomen - verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte tijdens het plegen van feit 1 en de sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid tijdens het plegen van de feiten 2 en 3. subsidiair,
- zoals hiervoor onder 7. is overwogen - acht de rechtbank een straf van 15 jaren op haar plaats.
Met deze gevangenisstraf kan echter niet worden volstaan. Gelet op hetgeen de rechtbank is gebleken omtrent de persoon van de verdachte, moet de samenleving in verdergaande mate tegen verdachte worden beschermd.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 16
oktober 2008, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder tot vrijheidsbenemende
straffen is veroordeeld.
- het over verdachte uitgebrachte briefrapport, gedateerd 26 november 2008, opgemaakt door drs. R.S. Turk, vast gerechtelijk deskundige, GZ-psycholoog;
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport, gedateerd 5 december 2008, opgesteld door mevrouw G. Porte, als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland;
- het voornoemde over verdachte uitgebrachte Pro Justitia rapport, gedateerd 10 juli 2009.
Dit Pro Justitia rapport houdt onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende in:
Betrokkene is lijdende aan schizofrenie van het paranoïde type.
In het onderzoek komt betrokkene naar voren als een verwarde en angstige man, bij wie niet alleen sprake is van psychotische - zogenaamde positieve bij schizofrenie passende - symptomen in de zin van hallucinaties en paranoïde belevingen, maar ook van de zogenaamde negatieve symptomen in de zin van vervlakking van het affect, apathie en initiatiefverlies, terugtrekgedrag en onvermogen tot planmatige aanpak.
Het psychiatrisch beeld van betrokkene heeft een doorwerking gekend in het plegen van de feiten.
De kans op herhaling van soortgelijke feiten is aanzienlijk. De paranoïde schizofrenie blijft onverminderd aanwezig. Van paranoïde wanen is bekend dat deze in het algemeen beperkt reageren op antipsychotische medicatie, ook bij betrokkene is nog slechts beperkt effect waar te nemen. Toepassing van de HCR-20 geeft een overwegend matig tot hoog recidiverisico. Betrokkene scoort matig op de historische, matig op de actuele, maar hoog op de toekomstige (risicohanterings)indicatoren voor geweld. Betrokkene’s psychotische kenmerken vormen evenwel de meest centrale risicofactor. Deze stuwen de overige geweldsindicatoren (waaronder impulsiviteit, afname zelfinzicht, afname probleemoplossende vermogens en coping) op.
Op grond van het bovenstaande adviseren ondergetekenden dan ook om betrokkene de maatregel van een terbeschikkingstelling (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege op te leggen. Een tbs met voorwaarden dan wel plaatsing in een psychiatrische instelling conform artikel 37 Wetboek van Strafrecht achten onderzoekers niet in de rede te liggen, gezien de te verwachten lange behandelduur bij een ongunstige prognose bij het progressief ziekte beeld van betrokkene en gezien een beperkte motivatie tot behandeling.
De rechtbank is, op grond van het vorenstaande van oordeel dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling dient te worden opgelegd.
Aan de wettelijke vereisten daartoe is voldaan, nu de door de verdachte begane feiten zijn misdrijven is, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de algemene veiligheid van personen het opleggen van die maatregel eist.
De rechtbank zal voorts bevelen, dat de verdachte van overheidswege wordt verpleegd, nu de algemene veiligheid van personen die verpleging eist, één en ander overeenkomstig het in genoemde rapportage uitgebrachte advies.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om, gelet op het bepaalde in artikel 37, lid 2 van het Wetboek van Strafrecht te adviseren om de behandeling zo spoedig mogelijk te laten aanvangen.
Zoals hiervoor overwogen heeft de rechtbank bij de oplegging van gevangenisstraf reeds rekening gehouden met de op te leggen maatregel.
De rechtbank heeft zich bij haar beslissing rekenschap gegeven van de verklaring van getuige-deskundige I. Schilperoord, die ter terechtzitting desgevraagd heeft aangegeven dat een spoedige aanvang van een TBS-behandeling in het algemeen de voorkeur verdient. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er met betrekking tot verdachte geen bijzondere bijkomende factoren die het - meer dan in andere gevallen - noodzakelijk maken dat de behandeling eerder dient aan te vangen dan in artikel 42 lid 1 van de Penitentiaire Maatregel voorzien. Daarom ziet de rechtbank geen aanleiding voor een advies in dit kader.
8. Vorderingen van de benadeelde partijen
- De benadeelde partij [nabestaande slachtoffer 1] heeft vóór aanvang van de terechtzitting in het
geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 11.506,45 wegens materiële schade die de verdachte aan de erfgenamen van het slachtoffer heeft toegebracht.
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de vordering in haar geheel kan worden toegewezen. De raadsman heeft zich ten aanzien van de vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij in haar hoedanigheid als erfgename als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 1. bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag kan de vordering worden toegewezen.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
- Mr. A. Koopsen, advocaat te Alkmaar, heeft als gemachtigde van de benadeelde partij
[naam slachtoffer 2], vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 10.155,00, bestaande uit een ‘voorschot wegens immateriële schade (€ 10.000,00)’ en ‘materiële schade (€ 155,00)’, welke schade de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht. Op de terechtzitting van 20 oktober 2009 is de vordering mondeling nader toegelicht door mr. G.A.M. van Dijk, waarnemend voor mr. Koopsen voornoemd.
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de vordering in haar geheel kan worden toegewezen. De raadsman heeft zich ten aanzien van de vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 2. bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden, waarvan de omvang reeds thans kan worden begroot op minst genomen het gevorderde bedrag, kan de vordering worden toegewezen.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
- Mr. A. Koopsen, advocaat te Alkmaar, heeft als gemachtigde van de benadeelde partij
[naam slachtoffer 3], vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 10.000,00 als voorschot wegens immateriële schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht. Op de terechtzitting van 20 oktober 2009 is de vordering mondeling nader toegelicht door mr. G.A.M. van Dijk voornoemd.
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de vordering in haar geheel kan worden toegewezen. De raadsman heeft zich ten aanzien van de vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 3.subsidiair bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag dat op grond van de thans beschikbare onderbouwing van de geleden immateriële schade kan worden begroot op minst genomen een bedrag van € 5.000,00, kan de vordering tot dat bedrag worden toegewezen.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
Naar het oordeel van de rechtbank is het overige gedeelte van de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard dat die vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
- Mr. A. Koopsen, advocaat te Alkmaar, heeft als gemachtigde van de benadeelde partij
[naam slachtoffer 4], vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 10.000,00 als voorschot wegens immateriële schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht. Op de terechtzitting van 20 oktober 2009 is de vordering mondeling nader toegelicht door mr. G.A.M. van Dijk voornoemd.
Nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder 4. is ten laste gelegd, kan de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op dat ten laste gelegde feit, worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.
10. Schadevergoeding als maatregel
De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregel besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 1, 2 en 3. subsidiair bewezen verklaarde strafbare feiten is toegebracht aan de benadeelden.
De toepassing van hechtenis, bij gebreke van voldoening van de verschuldigde bedragen, heft de opgelegde verplichtingen niet op.
De rechtbank is van oordeel, dat het inbeslaggenomen wapen en de munitie dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet en het algemeen belang. Verder is uit het onderzoek op de terechtzitting gebleken dat het onder 1. bewezen verklaarde is met behulp van het wapen is begaan.
12. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36b, 36c, 36f, 37a, 37b, 45, 57, 242 en 289 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
? Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 3. primair en 4. ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
? Verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
? Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
? Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
? Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
? Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 15 (vijftien) jaren.
? Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
? Gelast voorts de terbeschikkingstelling van de verdachte.
? Beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd.
? Verklaart onttrokken aan het verkeer: - 1.00 STK Wapen
- 1.00 STK Munitie
? Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [nabestaande slachtoffer 1].
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 11.506,45 (elfduizend vijfhonderdzes euro en vijfenveertig cent) als schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 mei 2008.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd [nabestaande slachtoffer 1] te betalen een som geld ten bedrage van € 11.506,45 (elfduizend vijfhonderdzes euro en vijfenveertig cent), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 92 dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
? Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 2].
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 10.155,00 (tienduizend honderdvijfenvijftig euro) als schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 september 2008.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [naam slachtoffer 2] te betalen een som geld ten bedrage van
€ 10.155,00 (tienduizend honderdvijfenvijftig euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 85 dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
? Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 3] tot het hierna te noemen bedrag.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 5.000,00 (vijfduizend euro) als schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 september 2008.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Verklaart de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [naam slachtoffer 3] te betalen een som geld ten bedrage van
€ 5.000,00 (vijfduizend euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 60 dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
? Verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 4] niet ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.H.B. Littooy, voorzitter,
mr. S.M. Jongkind-Jonker en mr. E.M. Devis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.M. Schouten, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 november 2009.
Mr. Devis is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.