RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer : 14.811063-08
Datum uitspraak : 23 december 2009
TEGENSPRAAK
VERKORT VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
[VERDACHTE],
geboren te [geboortedatum en geboorteplaats],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres en woonplaats], gemeente [naam].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 27 augustus 2009 en 9 december 2009.
De rechtbank heeft kennisgenomen van
- de vordering van de officier van justitie, die ertoe strekt dat de rechtbank
- verdachte zal vrijspreken van het onder 5 en 6 ten laste gelegde;
- het ten laste gelegde onder 1, 2, 3, 4 (alleen ten aanzien van het dwingen jointjes te roken) en 7 zal bewezen verklaren;
- aan de verdachte zal opleggen 213 dagen jeugddetentie, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met een proeftijd van twee jaar, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen van Bureau Jeugdzorg Noord-Holland, afdeling jeugdbescherming, en dat hij zal meewerken aan het ambulante behandelaanbod bij Accare, dan wel een andere door de jeugdbescherming aan te wijzen instelling voor ambulante jeugdbehandeling;
- de vordering van de benadeelde partij geheel zal toewijzen en daarnaast de maatregel tot schadevergoeding zal opleggen;
- de in beslag genomen messen zal verbeurdverklaren;
- hetgeen door de verdachte en mr. E Boskma, raadsman van de verdachte, naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is, nadat een vordering van de officier van justitie strekkende tot wijziging van de tenlastelegging is toegelaten, ten laste gelegd, dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 september 2008 tot en met 14 december 2008 te Egmond aan Zee, gemeente Bergen (NH) en/of in de gemeente Alkmaar en/of in de gemeente Heiloo, althans in het arrondissement Alkmaar, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 1], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft/hebben hij, verdachte en zijn mededader:
- die [slachtoffer 1] met grote regelmaat, althans zeer veelvuldig telefonisch benaderd en hem met dwingende toon meegedeeld dat hij moest komen en/of
- die [slachtoffer 1] met grote regelmaat, althans zeer veelvuldig bij een treffen gebieden om mee te komen en/of hem verbieden om weg te gaan wanneer hij dat wil en/of
- die [slachtoffer 1] bij een treffen met grote regelmaat, althans zeer veelvuldig mishandelen en/of dreigen met mishandeling;
2.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 augstus 2008 tot en met 14 december 2008 te Egmond aan Zee, gemeente Bergen (NH) en/of de gemeente Alkmaar en/of de gemeente Heiloo, althans in het arrondissement Almaar, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]) op/tegen het hoofd en/of in/tegen het gezicht heeft gestompt en/of geslagen en/of een kopstoot heeft gegeven en/of op/tegen het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of geschopt, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
hij in of omstreeks de periode van 01 oktober 2008 tot en met 31 oktober 2008 in de gemeente Alkmaar opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]), meerdere malen met een mes in zijn been heeft gestoken en/of geprikt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
4.
hij in of omstreeks de periode van 11 augsutus 2008 tot en met 14 december 2008 te Egmond aan Zee, gemeente Bergen (NH) en/of in de gemeente Alkmaar en/of de gemeente Heiloo, althans in het arrondissement Alkmaar, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 1], door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer 1] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden, te weten heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) die [slachtoffer 1] gedwongen om speed te gebruiken en/of om jointjes te roken, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 1] vastgepakt en/of heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) zijn neus dichtgedrukt en/of een joint voor zijn neus gehouden;
5. primair [slachtoffer 1] in of omstreeks de periode van 01 september 2008 tot en met 14 december 2008 te Egmond aan Zee, gemeente Bergen (NH) en/of in de gemeente Alkmaar en/of in de gemeente Heiloo, althans in het arrondissment Alkmaar, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen levensmiddel(en) en/of een of meerdere fiets(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan die [slachtoffer 1], welk feit hij, verdachte en zijn mededaders in of omstreeks de periode van 01 september 2008 tot en met 14 december 2008 te Egmond aan Zee, gemeente Bergen (NH), en/of in de gemeente Alkmaar en/of in de gemeente Heiloo, althans in het arrondissment Alkmaar, opzettelijk heeft doen plegen door:
die [slachtoffer 1] (telkens) op een dwingende toon opdracht gegeven om levensmiddelen en/of fietsen weg te nemen, welke levensmiddelen en/of fietsen hij (telkens) moest afgeven aan verdachte, en zijn mededaders, terwijl hij, verdachte en zijn mededaders die [slachtoffer 1] hebben gedreigd met geweld als hij niet aan hun opdracht voldeed;
5. subsidiair [slachtoffer 1] in of omstreeks de periode van 01 september 2008 tot en met 14 december 2008 te Egmond aan Zee, gemeente Bergen (NH), en/of in de gemeente Alkmaar en/of in de gemeente Heiloo, althans in het arrondissement Alkmaar, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen, levensmiddel(en) en/of een meerdere fiets(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan die [slachtoffer 1], welk feit hij, verdachte en zijn mededaders in of omstreeks de periode van 11 augustus 2008 tot en met 14 december 2008 te Egmond aan Zee, gemeente Bergen (NH) en/of in de gemeente Alkmaar en/of in de gemeente Heiloo, althans in het arrondissement Alkmaar, opzettelijk heeft uitgelokt door:
- die [slachtoffer 1] (telkens) op een dwingende toon opdracht te gegeven om levensmiddelen en/of fietsen weg te nemen, welke levensmiddelen en/of fietsen hij (telkens) moest afgeven aan verdachte, en zijn mededaders, terwijl hij, verdachte en zijn mededaders die [slachtoffer 1] hebben gedreigd met geweld als hij niet aan hun opdracht voldeed; 5. meer subsidiair hij in of omstreeks de periode van 01 september 2008 tot en met 14 december 2008 te Egmond aan Zee, gemeente Bergen (NH), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 1], door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer 1] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden, te weten heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) die [slachtoffer 1] gedwongen om levensmiddelen en/of fiets(en) voor verdachte en/of zijn mededader(s) weg te nemen, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 1] (telkens) op dwingende toon opdracht gegeven om levensmiddelen en/of fiets(en) weg te nemen, welke hij (telkens) moest afgeven aan verdachte en/of zijn mededader(s) en/of hebben verdachte en/of mededader(s) die [slachtoffer 1] geslagen en/of die [slachtoffer 1] gedreigd te zullen slaan wanneer hij niet bereid zou zijn om levensmiddelen en/of fiets(en) weg te nemen, welke hij (telkens) moest afgeven aan verdachte en/of zijn mededader(s);
6.
hij in of omstreeks 01 september 2008 tot en met 14 december 2008 te Egmond aan den Hoef, gemeente Bergen (NH), (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 2], door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen [slachtoffer 2] (telkens) wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (telkens) die [slachtoffer 2] gebeld en/of haar op dwingende toon hebben meegedeeld dat ze moest komen omdat anders haar vriend [slachtoffer 1] zou worden geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf (telkens) niet is voltooid;
7.
hij op of omstreeks 21 december 2008 in de gemeente Egmond aan Zee, gemeente Bergen (NH), [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] via zijn stiefvader dreigend de woorden toegevoegd :"Ik kom verhaal bij je halen en ik steek je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij zelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 4, 5 en 6 is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Nadere motivering
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde overweegt de rechtbank het volgende.
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte samen met een ander [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het roken van joints. Het bewijs bestaat volgens de officier van justitie uit de aangifte van [slachtoffer 1] en de verklaringen van de getuigen [slachtoffer 2] (p. 111), [getuige 2] (p. 147), [getuige 3] (p. 166) en [getuige 4] (p. 173).
Op grond van deze door de officier van justitie genoemde bewijsmiddelen is de rechtbank echter niet tot de overtuiging kunnen komen dat verdachte zich als pleger of medepleger heeft schuldig gemaakt aan dit feit. Ook anderszins ontbreekt daarvoor het bewijs. De rechtbank merkt in dit verband op dat door de getuigen met name [medeverdachte] wordt genoemd als degene die [slachtoffer 1] actief heeft gedwongen tot het roken van joints. Dat daarbij sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] kan op basis van de inhoud van het strafdossier niet wettig bewezen worden geacht. Verdachte, die heeft ontkend zich aan het onder 4 ten laste gelegde te hebben schuldig gemaakt, dient derhalve van dit feit te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 5 primair ten laste gelegde overweegt de rechtbank het volgende.
Ten laste gelegd is – kortheidshalve – dat [slachtoffer 1] levensmiddelen en fietsen heeft gestolen en dat verdachte en zijn mededader(s) [slachtoffer 1] die feiten telkens hebben doen plegen. Verdachte heeft ontkend dat hij [slachtoffer 1] ooit heeft gedwongen te stelen. Ook medeverdachte [medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat hij noch [verdachte] [slachtoffer 1] ooit hebben gedwongen. Ze zeurden wel eens dat [slachtoffer 1] iets moest gaan halen, maar van dwang is geen sprake geweest. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] wel fietsen stal voor [verdachte] en [medeverdachte], maar dat hij niet het idee had dat dat helemaal onder dwang ging, aangezien [slachtoffer 1] er voor betaald kreeg. Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij er eenmaal bij was toen [slachtoffer 1] voor [verdachte] en [medeverdachte] moest stelen. Hij verklaart dat [slachtoffer 1] dit niet wilde, maar dat er toen werd gezegd dat hij het toch moest doen, waarna [slachtoffer 1] het deed.
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit het beschikbare bewijsmateriaal niet worden afgeleid dat sprake was van een zodanig bedreigende situatie voor [slachtoffer 1] dat hij daaraan in redelijkheid geen weerstand heeft kunnen bieden in de zin van de strafuitsluitingsgrond overmacht. De rechtbank heeft daarmee niet kunnen vaststellen dat sprake is van volledige straffeloosheid van [slachtoffer 1], zodat reeds daarom geen sprake kan zijn van de deelnemingsvorm “doen plegen”.
Ten aanzien van het onder 5 subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt.
Gelet op de hiervoor met betrekking tot feit 5 primair genoemde verklaringen, onderschrijft de rechtbank het standpunt van het Openbaar Ministerie dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat [slachtoffer 1] door het in de tenlastelegging genoemde uitlokkingsmiddel - te weten bedreiging met geweld- is aangezet tot stelen.
Verdachte en zijn mededader ontkennen dat zij [slachtoffer 1] hebben bedreigd, terwijl het tegendeel niet uit de verklaringen van de getuigen kan worden afgeleid. Hetgeen aangever [slachtoffer 1] hieromtrent heeft verklaard, wordt derhalve niet ondersteund door enig ander bewijsmiddel.
Dit geldt naar het oordeel van de rechtbank tevens voor hetgeen onder 5 meer subsidiair ten laste is gelegd. Niet bewezen kan worden dat [slachtoffer 1] op de momenten dat er fietsen en/of levensmiddelen weggenomen zijn, daartoe gedwongen werd door verdachte en/of zijn mededader.
Verdachte dient dan ook van de onder 5 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde feiten te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder feit 6 ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat de aangifte van [slachtoffer 2] niet wordt ondersteund door enig ander bewijsmiddel. De rechtbank is dan ook niet tot het oordeel kunnen komen dat dit feit wettig en overtuigend bewezen is. Dat betekent dat, zoals door de officier van justitie gevorderd en door de verdediging bepleit, vrijspraak van dit feit moet volgen.,
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat
1.
hij in de periode van 1 september 2008 tot en met 14 december 2008 in het arrondissement Alkmaar, tezamen en in vereniging met een ander, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1], met het oogmerk [slachtoffer 1] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en vrees aan te jagen, immers hebben verdachte en zijn mededader:
- die [slachtoffer 1] zeer veelvuldig telefonisch benaderd en hem met dwingende toon meegedeeld dat hij moest komen en
- die [slachtoffer 1] zeer veelvuldig bij een treffen geboden om mee te komen en/of hem verboden om weg te gaan wanneer hij dat wilde en
- die [slachtoffer 1] bij een treffen zeer veelvuldig bedreigd met mishandeling.
2.
hij op tijdstippen in de periode van 11 augustus 2008 tot en met 14 december 2008 te Alkmaar en Heiloo tezamen en in vereniging met een ander, en te Egmond aan Zee gemeente Bergen (NH) alleen, opzettelijk mishandelend een persoon te weten [slachtoffer 1] tegen het hoofd heeft gestompt en/of geslagen en/of een kopstoot heeft gegeven en/of tegen het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of geschopt, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] telkens pijn heeft ondervonden.
3.
hij in de periode van 1 oktober 2008 tot en met 31 oktober 2008 in de gemeente Alkmaar opzettelijk mishandelend een persoon te weten [slachtoffer 1], met een mes in zijn been heeft geprikt, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
7.
hij op 21 december 2008 in de gemeente Egmond aan Zee, gemeente Bergen (NH), [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] via zijn, verdachtes, vader dreigend de woorden toegevoegd: "Ik kom verhaal bij je halen en ik steek je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
6. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
medeplegen van belaging.
Ten aanzien van feit 2:
medeplegen van mishandeling, meermalen gepleegd
en
mishandeling.
Ten aanzien van feit 3:
Mishandeling.
Ten aanzien van feit 7:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
7. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
De inhoud van het in dit vonnis onder 8. genoemde rapport, opgemaakt in opdracht van de officier van justitie door D. Breuker, gezondheidszorg- en forensisch psycholoog met betrekking tot de verdachte verrichte onderzoek, geeft de rechtbank geen aanleiding tot niet-strafbaarheid van de verdachte te concluderen. Ook overigens is er geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
8. MOTIVERING VAN DE STRAF
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen:
Verdachte en zijn mededader hebben gedurende een periode van in ieder geval twee maanden de destijds 14-jarige [slachtoffer 1] belaagd. Zij hebben de jongen veelvuldig telefonisch benaderd, hem op dwingende toon geboden te komen of juist verboden om weg te gaan en hem veelvuldig bedreigd met mishandeling. Verdachte en zijn mededader hebben daardoor op grove wijze inbreuk gemaakt op de vrijheid en persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1].
Verdachte heeft zich ook meerdere malen, al dan niet met zijn mededader, schuldig gemaakt aan de mishandeling van eerdergenoemde jongen.
Voor een zo jeugdig slachtoffer kunnen de gevolgen van dergelijke feiten zeer ingrijpend zijn en mogelijk langdurige gezondheidsklachten met zich brengen. In de schriftelijke toelichting op de door [slachtoffer 1] als benadeelde partij ingediende vordering staat te lezen dat hij een lange periode in angst heeft geleefd en dat de gebeurtenissen van grote invloed zijn geweest op zijn sociale leven. Bureau Jeugdzorg heeft [slachtoffer 1] ook verwezen voor een traumabehandeling.
De feiten hebben niet alleen veel gevolgen gehad voor [slachtoffer 1] en zijn ouders, maar ook veel onrust opgeroepen in de samenleving, meer in het bijzonder in de gemeente Egmond aan Zee.
Wat betreft de bedreiging van [slachtoffer 3], een dorpsgenoot, acht de rechtbank aannemelijk dat dit feit plaatsvond naar aanleiding van een eerdere confrontatie tussen beiden naar aanleiding van de hiervoor besproken strafbare feiten.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 5 augustus 2009, waaruit blijkt dat de verdachte een transactie in de vorm van een werkstraf heeft aanvaard wegens overtreding van de Wet Wapens en Munitie en een transactie in de vorm van een geldboete wegens baldadigheid.
- het over de verdachte uitgebrachte basisonderzoek strafzaken gedateerd 23 december
2008 van M. Tiessen, als raadsonderzoeker verbonden aan de Raad voor de Kinderbescherming.
- het over de verdachte uitgebrachte psychologisch rapport gedateerd 15 april 2009,
van drs. D. Breuker, gezondheidszorg- en forensisch psycholoog.
- het over de verdachte uitgebrachte rapport uitkomsten basisonderzoek strafzaken en
strafadvies, gedateerd 8 juni 2009 van C. Bookelman, als raadsonderzoeker verbonden aan de Raad voor de Kinderbescherming.
- het over de verdachte uitgebrachte rapport uitkomsten basisonderzoek strafzaken en
strafadvies, gedateerd 16 november 2009 van C. Bookelman, als raadsonderzoeker verbonden aan de Raad voor de Kinderbescherming.
- een briefverslag van 4 december 2009 opgemaakt door J. van Veen, gezinsvoogd, verbonden aan Bureau Jeugdzorg Noord-Holland.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank het volgende overwogen:
Uit genoemd rapport van psycholoog Breuker komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een oppositioneel-opstandige gedragsstoornis. Er is vooral sprake van hechtingsbeschadigend gedrag. De onderliggende problematiek doet tevens sterk denken aan een low level borderline dynamiek gekenmerkt door ondermeer veel kwetsbaarheid (emotionele labiliteit) en impulsiviteit. Er is sprake van een verleden met verschillende heftig emotionele gebeurtenissen (trauma’s) en van een sterke neiging tot middelenmisbruik en mogelijk afhankelijkheid van verschillende middelen (speed, cocaïne, weed en alcohol).
Ten aanzien van het plegen van de feiten, indien bewezen, wordt geadviseerd om betrokkene als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Deskundige Breuker meent dat verdachte, om recidive te voorkomen en de ontwikkeling zo gunstig mogelijk te beïnvloeden, intensief behandeld zal moeten worden in een residentiële setting, waarbij geadviseerd wordt om verdachte bij voorkeur vanuit een civielrechtelijk kader te behandelen.
Uit voornoemde rapporten van mevrouw Bookelman en de heer Van Veen blijkt het volgende.
Verdachte is sinds 30 juni 2009 onder toezicht gesteld en op 3 juli 2009 is een machtiging tot gesloten jeugdzorg afgegeven door de civiele kinderrechter. Sinds 15 oktober 2009 verblijft verdachte in ‘[naam instelling]’, een instelling voor gesloten jeugdzorg. Op 30 november 2009 heeft een intake plaatsgevonden bij ‘Accare’, een instelling voor Forensische Jeugd Psychiatrie, met de bedoeling te onderzoeken of een passend behandelaanbod gedaan kan worden. Ter terechtzitting heeft mevrouw C. Bookelman van de Raad voor de Kinderbescherming als getuige-deskundige verklaard dat de civiele rechter de machtiging tot gesloten jeugdzorg op 8 december 2009 heeft verlengd tot 30 juni 2010. Blijkens het laatste verslag van gezinsvoogd Van Veen en hetgeen verdachte en zijn ouders ter terechtzitting hebben verklaard is er sprake van positieve ontwikkelingen bij verdachte sinds hij in ‘[naam instelling]’ verblijft.
Zowel door Bureau Jeugdzorg, in de persoon van gezinsvoogd Van Veen, als door de Raad voor de Kinderbescherming, in de persoon van mevrouw Bookelman, is geadviseerd om het thans gerealiseerde civiele kader voort te zetten en verdachte te veroordelen tot een deels voorwaardelijke jeugddetentie, waarbij het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de reeds ondergane voorlopige hechtenis, met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich aan de aanwijzingen van Bureau Jeugdzorg, (jeugdbescherming) zal houden, ook indien dit inhoudt dat verdachte zich laat behandelen bij Accare of een soortgelijke instelling.
De rechtbank kan zich vinden in de conclusies en adviezen zoals hiervoor weergegeven.
De rechtbank is, gelet op de ernst van de feiten, van oordeel dat oplegging van een
vrijheidsstraf geboden is.
De rechtbank zal de duur van deze straf, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, bepalen op 212 dagen waarvan 180 dagen voorwaardelijk. Dit betekent dat het onvoorwaardelijke strafdeel wordt beperkt tot de tijd die verdachte reeds in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht De rechtbank neemt hierbij in aanmerking het van het allergrootste belang te vinden dat het thans ingezette civielrechtelijke traject (de gesloten plaatsing) en de behandeling doorgang kunnen vinden. Om de ernst van de feiten uit te drukken, zal de rechtbank het voorwaardelijk gedeelte van de jeugddetentie overeenkomstig de eis van de officier van justitie bepalen op 180 dagen.
9. MOTIVERING VAN DE BIJKOMENDE STRAF
De rechtbank is van oordeel, dat de inbeslaggenomen stiletto dient te worden verbeurd verklaard.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de stiletto aan verdachte toebehoort en het onder 3 bewezen verklaarde feit met behulp van de stiletto is begaan.
Ten aanzien van het inbeslaggenomen keukenmes zal de rechtbank geen beslissing nemen, aangezien deze niet aan de verdachte, maar aan de vader van verdachte toebehoort en deze bij de politie heeft verklaard afstand te doen van het mes (p. 104).
De benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende te [adres en woonplaats], heeft vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van
€ 2.580,70 wegens schade die de verdachte met zijn mededader aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
De rechtbank is van oordeel dat de schade aan één spijkerbroek het rechtstreekse gevolg is geweest van het onder 3 bewezen verklaarde steekincident en zal dit deel van de vordering in redelijkheid, rekening houdende met de afschrijving, toewijzen tot een bedrag van € 50,00. Uit het onderzoek ter terechtzitting is verder gebleken dat de schade voor zover het betreft de kosten voor één spijkerbroek en een onderbroek niet zijn aan te merken als het rechtstreekse gevolg van de onder 1, 2 of 3 bewezen verklaarde feiten, zodat de benadeelde partij voor dat gedeelte niet kan worden ontvangen in de vordering.
De rechtbank is gebleken dat bij de gevorderde reiskosten een dubbeltelling heeft plaatsgehad voor zover het betreft de reiskosten gemaakt op 24 april 2009, zodat op de vordering een bedrag van 83,4 kilometer x 0,24 eurocent (is totaal: 20,02 euro) in mindering moet worden gebracht en de vordering voor dat gedeelte dient te worden afgewezen.
De immateriële schade is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en kan thans in ieder geval worden vastgesteld op het gevorderde bedrag van € 2.000,00.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij, voor zover die het bedrag van € 2.400,83 betreft, van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbare feiten, door de handelingen van de verdachte - ook al is gedeeltelijk een andere dader daarbij betrokken - rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 2.400,83, kan de vordering tot dat bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente worden toegewezen.
Nu het moment van het ontstaan van de verschillende schadeposten niet eenvoudig is te bepalen, zal de rechtbank de rente toewijzen met ingang van 6 mei 2009, de datum van indiening van de vordering.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De verdachte is niet tot vergoeding gehouden voor zover het toewijsbare reeds door de mededader aan de benadeelde partij is voldaan.
De benadeelde partij kan de delen van de vordering, die tot niet-ontvankelijkheid leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
11. SCHADEVERGOEDING ALS MAATREGEL
De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregel besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbare feiten is toegebracht aan de benadeelde.
De toepassing van jeugddetentie, bij gebreke van voldoening van het verschuldigde bedrag, heft de opgelegde verplichting niet op.
12. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 77a, 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 47, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 285, 285b, en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
? Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 4, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
? Verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
? Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders tenlaste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
? Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
? Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
? Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een jeugddetentie voor de tijd van 212 dagen.
? Beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot 180 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt beslist.
? Stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
- de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
- dat de veroordeelde zich zal gedragen naar de aanwijzingen die de veroordeelde zullen worden gegeven door of namens het bureau Jeugdzorg Noord-Holland, afdeling Jeugdbescherming, ook indien deze aanwijzingen inhouden dat veroordeelde een ambulante behandeling zal ondergaan bij FJP Accare dan wel enige andere ambulante behandeling in een door Bureau Jeugdzorg aan te wijzen instelling.
Verstrekt aan genoemd Bureau Jeugdzorg opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere voorwaarde.
? Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
? Verklaart verbeurd: 1.00 STK Stiletto, bruin handvat.
? Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot het hierna te noemen bedrag.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 2.400,83 (twee duizend vierhonderd euro en drieëntachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 6 mei 2009 tot aan het moment van voldoening als schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Bepaalt dat de verdachte niet tot betaling gehouden is indien en voor zover de verschuldigde bedragen reeds door de mededader zijn voldaan.
Wijst de vordering voor zover betrekking hebbend op de dubbel opgevoerde reiskosten gemaakt op 24 april 2009 (zijnde € 20,02) af.
Verklaart de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk.
? Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1] te betalen een som geld ten bedrage van € 2.400,83 (twee duizend vierhonderd euro en drieëntachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 mei 2009 tot aan de dag van voldoening, bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 17 dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
? Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E. Francke, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. S.M. Jongkind-Jonker en mr. Y.M.I. Greuter-Vreeburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.M. Schouten, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 december 2009.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.