Sector civiel recht
NB / HW
KG nummer: 113535 / KG ZA 09-345
datum: 22 oktober 2009
Vonnis van de voorzieningenrechter, rechtdoende in kort geding
[EISER],
wonende te Spanje,
EISER IN KORT GEDING bij dagvaardingen van 23 september 2009 en 8 oktober 2009,
advocaat mr. E.S. Lassche te Amsterdam,
1. [GEDAAGDE SUB 1],
wonende te Oost-Knollendam, gemeente Wormerland,
GEDAAGDE IN KORT GEDING,
advocaat mr. Th.C.J. Kaandorp te Alkmaar,
2. [gedaagde sub 2],
wonende te Aartswoud, gemeente Opmeer,
GEDAAGDE IN KORT GEDING,
niet verschenen.
Partijen zullen verder worden genoemd "[eiser]", "[gedaagde sub 1]", respectievelijk "[gedaagde sub 2]".
1. HET VERLOOP VAN HET GEDING
Ter terechtzitting van 12 oktober 2009 heeft [eiser] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaardingen.
[gedaagde sub 1] heeft de vordering bestreden.
Tegen [gedaagde sub 2], die is gedagvaard ingevolge artikel 705 lid 3 in verbinding met artikel 438 lid 5 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, is verstek verleend.
Na verder debat hebben partijen de stukken, waaronder van de zijde van [eiser] de originele dagvaardingen en van de zijde van [eiser] en [gedaagde sub 1] pleitnotities, overgelegd en vonnis gevraagd.
De inhoud van alle stukken wordt als hier ingelast beschouwd.
2.1 [eiser] en [gedaagde sub 2] zijn broers van elkaar.
2.2 Tussen [gedaagde sub 1] als eisende partij en [gedaagde sub 2] en diens partner [naam 1] [hierna: [naam 1]] als gedaagde partijen is een procedure aanhangig bij de kantonrechter te Hoorn. Ter verzekering van de verhaalbaarheid van zijn vordering heeft [gedaagde sub 1] op
18 augustus 2009 met daartoe verkregen verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank ten laste van [gedaagde sub 2] en [naam 1] conservatoir beslag doen leggen op het motorjacht genaamd Alobar, zijnde een Grand Banks 42 Classic, voorzien van twee dieselmotoren, inclusief alle verdere scheepstoebehoren [hierna: de Alobar]. De Alobar is in gerechtelijke bewaring gegeven aan B.V. Scheepswerven [naam 2] te Alkmaar.
2.3 [eiser] stelt zich op het standpunt dat de Alobar aan hem in eigendom toebehoort en hij heeft [gedaagde sub 1] verzocht het beslag op te heffen. Daaraan heeft [gedaagde sub 1] geen gehoor gegeven.
3. DE VORDERING EN DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
3.1 [eiser] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut:
I. het door [gedaagde sub 1] op 18 augustus 2009 gelegde conservatoir beslag op de Alobar op te heffen, en daarmee de gerechtelijke bewaring op te heffen;
II. [gedaagde sub 1] op straffe van verbeurte van een dwangsom te veroordelen om de Alobar binnen 24 uur na betekening van dit vonnis ter vrije en algehele beschikking aan [eiser] te stellen;
III. te bepalen dat dit vonnis in de plaats komt van de door [gedaagde sub 1] te verrichten rechtshandelingen indien die niet worden verricht binnen 24 uur na de dag waarop dit vonnis is gewezen;
IV. dan wel een zodanige voorziening te treffen die de voorzieningenrechter in goede justitie vermeent te behoren;
V. [gedaagde sub 2] te veroordelen de veroordelingen tegen [gedaagde sub 1] te gehengen en te gedogen;
VI. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2 Kort gezegd stelt [eiser] daartoe dat niet [gedaagde sub 2], maar hij eigenaar is van de Alobar. Ter onderbouwing van die stelling wijst [eiser] op de overgelegde koopovereenkomst en de facturen betreffende het liggeld en onderhoudswerkzaamheden aan de Alobar.
3.3 [gedaagde sub 1] heeft verweer gevoerd. Hij betwist dat [eiser] de eigenaar van de Alobar is. Volgens hem heeft [eiser] gefungeerd als stroman van [gedaagde sub 2] en is laatstgenoemde de eigenaar van de Alobar.
3.4 Op de stellingen van partijen wordt verder bij de gronden van de beslissing, voor zover van belang, ingegaan.
4. DE GRONDEN VAN DE BESLISSING
4.1 Vooropgesteld wordt dat de gevorderde voorzieningen slechts toewijsbaar zijn, indien voldoende aannemelijk is dat [eiser] de eigenaar is van de Alobar, waarop [gedaagde sub 1] ten laste van [gedaagde sub 2] beslag heeft doen leggen.
4.2 Voor de beantwoording van de vraag of [eiser] de eigenaar van de Alobar is, zijn de volgende omstandigheden van belang:
- [eiser] heeft een koopovereenkomst d.d. 26 augustus 2008 in het geding gebracht. In die koopovereenkomst staat dat [naam 3] de Alobar heeft verkocht aan [eiser], dat de verkoopprijs [euro] 70.000,- is en dat de betaling contant is geschied op 27 augustus 2008.
- Gebleken is dat [eiser] op 20 juni 2007 in staat van faillissement is verklaard en dat dit faillissement op 29 juli 2008 is opgeheven. Desalniettemin heeft [eiser] naar eigen zeggen een maand later de Alobar voor een bedrag van [euro] 70.000,- aangekocht. Ter zitting heeft [eiser] verklaard dat hij daartoe in staat was omdat hij beschikt over vermogensbestanddelen in Spanje, dat hij de curator daarover heeft geïnformeerd en dat hij had aangeboden de helft van de schulden te betalen, waarmee de curator akkoord is gegaan. Deze verklaring komt de voorzieningenrechter volstrekt ongeloofwaardig voor. Uit het insolventieregister blijkt immers dat het faillissement wegens gebrek aan baten is opgeheven en dat strookt niet met de verklaring van [eiser]. Daarbij komt dat de voorzieningenrechter het onwaarschijnlijk acht dat de curator zou hebben ingestemd met het voorstel van [eiser], in de wetenschap dat hij over voldoende middelen beschikt om alle schuldeisers volledig te voldoen.
- Uit de koopovereenkomst blijkt dat de koopprijs van [euro] 70.000,- contant door [eiser] aan de verkoper is betaald. Daardoor is de herkomst van dat geld in ieder geval onduidelijk.
- [gedaagde sub 1] heeft een aantal advertenties in het geding gebracht, waaruit blijkt dat boten van het type Grand Banks 42 die eveneens in de jaren zeventig van de vorige eeuw zijn gebouwd, worden aangeboden tegen aanzienlijk hogere bedragen dan de prijs waarvoor [eiser] stelt de Alobar te hebben aangeschaft. Voorshands kan derhalve niet worden uitgesloten dat de daadwerkelijk koopprijs hoger is geweest dan in de koopovereenkomst staat vermeld.
- Uit de processen-verbaal die deel uitmaken van het dossier in de strafzaak tegen [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1], blijkt genoegzaam dat [gedaagde sub 2] zich niet heeft ontzien van het verlenen van medewerking aan het stellen van goederen die zijn eigendom zijn op naam van derden, teneinde deze goederen aan het verhaal van zijn schuldeisers te onttrekken.
- [eiser] heeft als getuige in de strafzaak tegen [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard dat hij [gedaagde sub 2] hielp bij zakelijke dingen en dat hij veel contant geld voor hem bewaarde. Voorts heeft hij verklaard dat [gedaagde sub 1] aan [gedaagde sub 2] had aangeboden het schip de Wega op zijn naam te zetten tegen een financiële vergoeding en dat hij toen tegen [gedaagde sub 2] heeft gezegd dat hij het schip wel op zijn naam kon zetten zodat hij de vergoeding kon ontvangen.
4.3 Ondanks de overgelegde (niet-geregistreerde) koopovereenkomst, is de voorzieningenrechter van oordeel dat er gelet op de overige genoemde omstandigheden gerede twijfel bestaat of de Alobar ook daadwerkelijk aan [eiser] in eigendom toebehoort. De voorzieningenrechter acht het voorshands niet onaannemelijk dat [eiser] als stroman voor [gedaagde sub 2] is opgetreden en dat hij de Alobar voor [gedaagde sub 2] houdt.
4.4 Gelet op het vorenstaande is onvoldoende aannemelijk geworden dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat [eiser] de eigenaar van de Alobar is. De voorzieningen die zijn gericht tegen [gedaagde sub 1] worden derhalve geweigerd. Om die reden komt de vordering die is ingesteld tegen [gedaagde sub 2] evenmin voor toewijzing in aanmerking.
4.5 [eiser] wordt als de in het ongelijk te stellen partij veroordeeld in de kosten van dit geding.
- weigert de gevorderde voorzieningen;
- veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [gedaagde sub 1] begroot op [euro] 262,- aan verschotten en op [euro] 816,- aan salaris advocaat, en aan de zijde van [gedaagde sub 2] begroot op nihil.
Gewezen door mr. H. Warnink, voorzieningenrechter van de Rechtbank te Alkmaar en uitgesproken door mr. A.H. Schotman ter openbare terechtzitting van 22 oktober 2009 in tegenwoordigheid van mr. N. Boots, griffier.