ECLI:NL:RBALK:2009:BV7021

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
9 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
287717 - OA VERZ 09-6
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing voorwaardelijk verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens vertrouwensbreuk

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 9 maart 2009 uitspraak gedaan in een voorwaardelijk verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een werknemer bij ABN AMRO Bank N.V. De werknemer had een hostpas gebruikt voor privédoeleinden, wat leidde tot een verzoek van de werkgever om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. De kantonrechter oordeelde dat, hoewel de werknemer een verwijt te maken viel, dit niet automatisch leidde tot een vertrouwensbreuk die de ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigde. De rechter benadrukte dat de werknemer niet uit was op persoonlijk financieel gewin en dat hij al bijna 30 jaar naar tevredenheid bij ABN AMRO werkte. De gedragingen van de werknemer, hoewel in strijd met de gedragsregels, waren niet van dien aard dat de werkgever niet langer van hem kon vergen dat het dienstverband voortduurde. De kantonrechter concludeerde dat de werkgever in dit geval een maatregel had moeten opleggen die beter aansloot bij de ernst van de overtreding. Het verzoek van ABN AMRO werd afgewezen, en beide partijen werden veroordeeld in de eigen proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector Kanton
Locatie Alkmaar
Zaaknr/repnr.: 287717 \ OA VERZ 09-6 \RvK
Uitspraakdatum: 9 maart 2009
Beschikking in de zaak van:
de naamloze vennootschap ABN AMRO Bank N.V., gevestigd te Amsterdam
verzoekende partij [verder ook te noemen: ABN AMRO]
gemachtigde: mr. M.A. Noordhoek
tegen
[naam], wonende te [plaats]
verwerende partij [verder ook te noemen: [werknemer]]
gemachtigde mr. L.M.M. Hilhorst, ARAG Rechtsbijstand.
Het procesverloop
ABN AMRO heeft op 19 januari 2009 een voorwaardelijk verzoekschrift ingediend.
Daar heeft [werknemer] bij verweerschrift op gereageerd.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 23 februari 2009, alwaar zijn verschenen ABN AMRO, vertegenwoordigd door de heer [naam], alsmede [werknemer]; partijen werden bijgestaan door hun gemachtigden.
Ter zitting hebben partijen hun verzoek- respectievelijk verweerschrift nader toegelicht, waarbij de gemachtigde van ABN AMRO zich heeft bediend van pleitnotities.
Vervolgens is heden uitspraak bepaald.
De uitgangspunten
1. [werknemer], geboren op [datum], is op 4 februari 1979 in dienst getreden bij ABN AMRO. [werknemer] is werkzaam als klant/verkoopadviseur, tegen een laatstverdiend salaris van € 2.527,50 bruto per maand.
2. [werknemer] is op 27 augustus 2008 op staande voet ontslagen. [werknemer] heeft tegen dit ontslag geprotesteerd en bij wijze van voorlopige voorziening wedertewerkstelling en loondoorbetaling gevorderd. Deze vorderingen zijn bij vonnis van 11 december 2008 van de voorzieningenrechter te Alkmaar toegewezen. ABN AMRO heeft [werknemer] tewerkgesteld op het kantoor Buikslotermeerplein te Amsterdam.
Het geschil
3. ABN AMRO verzoekt de arbeidsovereenkomst met [werknemer], voor zover vereist, namelijk in het geval dat in rechte komt vast te staan dat de arbeidsovereenkomst niet reeds is beëindigd, te ontbinden tegen de vroegst mogelijke datum wegens gewichtige redenen, primair bestaande uit een dringende reden en subsidiair bestaande uit veranderingen in de omstandigheden, kosten rechtens.
4. Aan dit verzoek legt ABN AMRO –zakelijk samengevat- ten grondslag dat [werknemer] tot tweemaal toe onbevoegd en voor eigen gebruik geld heeft opgenomen met de zogenaamde hostpas van de hostpasrekening van zijn kantoor, terwijl hij wist dat deze hostpas alleen mag worden gebruikt voor proefopnames bij de geldautomaat, waarna deze bedragen direct weer moeten worden teruggestort, of om in incidentele gevallen geld op te nemen voor klanten. Deze gedragingen leveren een dringende reden op om de arbeidsovereenkomst (voor zover deze nog bestaat) te ontbinden.
5. Subsidiair stelt ABN AMRO dat door het handelen van [werknemer] alle vertrouwen in hem is komen te ontvallen, hetgeen een verandering in de omstandigheden oplevert, reden om de arbeidsovereenkomst voor zover deze nog in stand is, dadelijk of tegen de kortst mogelijke termijn te ontbinden, zonder vergoeding.
6. Het verweer van [werknemer] strekt tot afwijzing van het verzoek. [werknemer] voert daartoe aan dat er geen sprake is van een dringende reden die een ontslag op staande voet rechtvaardigt. Bovendien is er geen sprake van een vertrouwensbreuk die maakt dat de arbeidsovereenkomst niet langer voortgezet kan worden. [werknemer] erkent dat hij twee keer gebruik heeft gemaakt van de hostpas; eenmaal per ongeluk en eenmaal bewust. [werknemer] heeft de hostpas altijd in zijn portemonnee zitten. Daarnaast heeft [werknemer] nog twee passen van bankrekeningen van hem zelf in zijn portemonnee zitten. Omdat de hostpas en de pas van de spaarrekening vrijwel identiek zijn, en omdat [werknemer] –uit gemak – voor al zijn bankpassen dezelfde pincodes hanteert, kon het gebeuren dat [werknemer] op 11 juli 2008 per ongeluk met de hostpas € 40,- opnam, terwijl hij in de veronderstelling was dat hij dit bedrag van zijn spaarrekening afhaalde. Nadat hij enkele dagen later door een collega erop gewezen werd dat hij € 40,- van de hostpasrekening had opgenomen, heeft [werknemer] dit geld direct teruggestort. [werknemer] wist niet, en kon ook niet weten dat hij geld van de hostpasrekening had opgenomen omdat hij vanwege financiële problemen het overzicht over zijn inkomsten volledig kwijt is.
7. De tweede opname, op 22 augustus 2008, geschiedde wel bewust. [werknemer] dacht over voldoende saldo op zijn rekening te beschikken, omdat die dag de salarissen waren betaald, doch kon toch zijn chipkaart niet opwaarderen, omdat de meest recente gegevens nog niet waren doorgevoerd. [werknemer] moest zijn chipkaart opwaarderen om parkeergeld te kunnen betalen in de parkeergarage waar zijn auto stond geparkeerd. Al zijn collega’s waren al naar huis, zodat [werknemer] geen andere oplossing kon bedenken dan € 20,- op te nemen met de hostpas, met de bedoeling dit maandagochtend direct weer terug te storten. De bewuste maandagochtend werd [werknemer] echter direct in beslag genomen door werkzaamheden en een vergadering. Rond 12 uur werd hij door de afdeling Security & Fraud van ABN AMRO opgehaald voor verhoor. Aldus is [werknemer] simpelweg niet in de gelegenheid geweest melding te doen van de kwestie en het geld terug te storten.
De beoordeling
8. In deze procedure is de vraag aan de orde of het tussen partijen vaststaande feitencomplex een dermate grote vertrouwensbreuk oplevert, dat niet langer van ABN AMRO gevergd kan worden het dienstverband met [werknemer] te laten voortduren. Immers, de beoordeling of deze feiten een dringende reden opleveren, dient bij de bodemrechter plaats te vinden. Er wordt hier dus van uit gegaan dat het ontslag op staande voet geen stand houdt.
9. Niet is gebleken dat het verzoek verband houdt met het bestaan van een opzegverbod als bedoeld in de artikelen 7: 647, 648, 670 en 670a van het Burgerlijk Wetboek [BW] of enig ander verbod tot opzegging van de arbeidsovereenkomst.
10. Vast is komen te staan dat ABN AMRO gedragsregels hanteert en dat [werknemer] van die regels op de hoogte was. Het moet [werknemer] dan ook duidelijk zijn geweest dat het gebruik van de hostpas voor privé doeleinden hem niet was toegestaan.
Bovendien heeft als vanzelfsprekend te gelden dat ABN AMRO als bankier er groot belang bij heeft dat de door haar aangehouden gedragsregels, die veelal handelingen met financiële middelen betreffen, door haar medewerkers worden nageleefd. Uitgangspunt dient dan ook te zijn dat aan de niet-naleving van deze regels sancties zijn verbonden.
Bij het toepassen van een sanctie zal echter altijd het (rechts-)beginsel van de proportionaliteit gelden, met andere woorden de vraag of de op te leggen sanctie in een redelijke verhouding staat tot de gedragingen die aan het verwijt ten grondslag liggen.
11. In verband met dit laatste overweegt de kantonrechter dat ter gelegenheid van de mondelinge behandeling partijen desgevraagd hebben verklaard dat de hostpasrekening een zogenaamde tussenrekening betreft. Het saldo van deze rekening dient (iedere werkdag) op nul uit te komen. Afwijkingen komen hooguit voor wanneer er een fout bij een transactie is gemaakt of een creditering (of debitering) van deze rekening niet is uitgevoerd ten opzichte van een daartegenover staande debitering (creditering).
Het gebruik maken van de hostpas(-rekening) door een medewerker voor het frauduleus onttrekken van geld – de ratio achter de gedragsregel die [werknemer] heeft geschonden - ligt in die zin niet voor de hand. Na onttrekking van een bedrag aan deze rekening zal deze immers een debetstand vertonen ter grootte van het onttrokken bedrag. Aan de hand van de historie kan dan eenvoudig worden achterhaald met behulp van welke hostpas een transactie is gedaan waar geen creditering tegenover heeft gestaan.
12. In het licht van de voorgaande overweging is voldoende aannemelijk geworden dat de eerste opname door [werknemer] (op 11 juli 2008) met de hostpas een vergissing betrof. De hostpas en de privépas van [werknemer] leken erg op elkaar en de pincode was ook identiek. [werknemer] is –zo is onweersproken- al twintig jaar in het bezit van een hostpas en dit betrof de eerste keer dat een onregelmatigheid is geconstateerd. [werknemer] heeft het geld, meteen nadat hij door een collega werd gewezen op de debetstand die een gevolg was van de opname van € 40,-, op de tussenrekening teruggestort. Hoewel ABN AMRO stelt dat [werknemer] kon weten dat hij geld van de hostpasrekening had opgenomen; immers hij had na deze opname nog een keer € 40,- van zijn eigen rekening opgenomen, terwijl hij kon weten dat daar onvoldoende saldo op stond, acht de kantonrechter aannemelijk dat het vooral een vergissing betrof. [werknemer] treft daarbij wel het verwijt dat hij deze vergissing naderhand niet bij een leidinggevende heeft gemeld. Gezien de hoogte van het bedrag, zijn langdurige dienstverband, waarbij hij al jaren over een hostpas beschikte en waarbij zich nimmer problemen hadden voorgedaan, is evenwel voorstelbaar dat hij te weinig aanleiding zag dit incident, nadat het op eenvoudige wijze was opgelost, bij een leidinggevende te melden.
13. Ten aanzien van de tweede opname met de hostpas (op 22 augustus 2008) heeft [werknemer] erkend dat hij welbewust in strijd met de regels een geldopname voor privégebruik heeft gedaan. Ook hier heeft echter als uitgangspunt te gelden dat aannemelijk is dat [werknemer] niet het oogmerk heeft gehad om het geld onder zich te houden. Veeleer is de verklaring van [werknemer] aannemelijk dat hij, omdat zijn salaris nog niet op zijn rekening was bijgeschreven, hoewel dat die dag zou worden bijgeboekt – op dat moment geen andere uitweg zag om met zijn auto uit de parkeergarage te komen, en dat het altijd de bedoeling is geweest dit recht te zetten.
Nu het opnemen voor privégebruik in strijd met de gedragregels is, en vaststaat dat [werknemer] zich daarvan bewust was, valt [werknemer] van dit handelen zonder meer een verwijt te maken. Hij had immers ook –zo stelt ABN AMRO onweersproken- kunnen trachten een collega of een vriend te bellen, of desnoods met zijn visitekaartje als zekerheid kunnen trachten de parkeerbeheerder te overtuigen genoegen te nemen met een uitgestelde betaling van het parkeergeld.
14. Hoewel [werknemer] in de hiervoor beschreven zin zeker een verwijt valt te maken, leidt een en ander niet zonder meer tot de slotsom dat er een vertrouwensbreuk is ontstaan die de ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt. Daarbij is van belang dat duidelijk moet zijn geweest dat [werknemer] niet uit is geweest op persoonlijk financieel gewin. Het ging immers om een relatief gering bedrag van twintig Euro van een tussenrekening die daardoor een debetstand zou gaan vertonen. Bovendien werkt [werknemer] al bijna 30 jaar naar tevredenheid bij ABN AMRO en beschikt [werknemer] al 20 jaar over een hostpas zonder dat ten aanzien daarvan eerder onregelmatigheden zijn geconstateerd.
De CAO voorziet in de volgende sancties, te weten berisping, overplaatsing, schorsing en uiteindelijk ontslag (zo nodig op staande voet). Gelet op de omstandigheden als hiervoor beschreven, had het op de weg van ABN AMRO gelegen om in dit geval een maatregel aan [werknemer] op te leggen die beter aansloot bij de geringe zwaarte van de overtreding.
15. Ter zitting en uit de stukken is niet gebleken van feiten en omstandigheden waardoor de conclusie is gerechtvaardigd dat de verhouding tussen [werknemer] en zijn direct leidinggevenden zodanig is verstoord dat een vruchtbare samenwerking niet langer mogelijk is. Enerzijds hebben zijn direct leidinggevenden een professionele distantie betracht die de mogelijkheid daartoe heeft opengelaten; anderzijds heeft [werknemer] zich van aanvang of zonder voorbehoud uitgesproken voor een terugkeer in zijn functie.
Onder de hiervoor beschreven omstandigheden moet de slotsom zijn dat het voorwaardelijke verzoek van ABN AMRO dient te worden afgewezen.
16. De kantonrechter acht termen aanwezig om de proceskosten te compenseren.
De beslissing
De kantonrechter:
Wijst het voorwaardelijke verzoek af.
Bepaalt, dat beide partijen de eigen proceskosten dragen.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.A. van den Berg, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 9 maart 2009 in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter