KG nummer: 115792/KG ZA 09-469
datum: 14 januari 2010
Vonnis van de voorzieningenrechter, rechtdoende in kort geding
de stichting WONINGSTICHTING DEN HELDER,
gevestigd en kantoor houdende te Den Helder,
EISERES IN KORT GEDING bij dagvaarding van 24 december 2009,
advocaat mr. J. de Beurs te Den Helder,
GEDAAGDE,
wonende te [woonplaats],
GEDAAGDE IN KORT GEDING,
advocaat mr. M. van der Himst te Den Helder.
Partijen worden hierna ook genoemd "de stichting" respectievelijk "Gedaagde".
1. HET VERLOOP VAN HET GEDING
Ter terechtzitting van 5 januari 2010 heeft de stichting gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding.
Gedaagde heeft de vordering bestreden.
Na verder debat hebben partijen de stukken, waaronder van de zijde van de stichting de originele dagvaarding en van de zijde van Gedaagde pleitnotities, overgelegd en vonnis gevraagd.
De inhoud van alle stukken wordt als hier ingelast beschouwd.
2.1 Sinds 13 mei 2008 woont Gedaagde in de woning aan de [woning] (hierna: de woning). De stichting is eigenaar van de woning.
2.2 Ten aanzien van de bewoning door Gedaagde is tussen partijen een overeenkomst tot stand gekomen, die als opschrift de tekst 'gebruiksovereenkomst' draagt. In artikel 2 van de overeenkomst is bepaald dat de overeenkomst wordt aangegaan voor de duur van 2 jaar en dat de overeenkomst uiterlijk per 12 mei 2010 vervalt.
2.3 In artikel 10 van de overeenkomst is omtrent het gebruik van de woning het volgende bepaald: "Gebruiker gebruikt het ter beschikking gestelde zoals een goed huisvader betaamt. Uitdrukkelijk zal worden zorggedragen voor het voorkomen van overlast aan (gebruikers van) belendende percelen, openbare ruimten en buitenruimten, een en ander in de ruimste zin."
2.4 Op enig moment heeft Gedaagde een kennis tijdelijk onderdak geboden in de woning. Omstreeks mei 2009 heeft deze kennis de woning verlaten.
2.5 De stichting heeft herhaaldelijk klachten van omwonenden ontvangen, over overlast vanuit de woning.
2.6 Bij brieven van 14 augustus 2008 en 9 oktober 2009 heeft de stichting Gedaagde gesommeerd om het veroorzaken van overlast te staken en gestaakt te houden. Ook heeft de wijkmeester van de stichting Gedaagde aangesproken op zijn gedrag.
3. DE VORDERING EN DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
3.1 De stichting vordert, samengevat, veroordeling van Gedaagde om de woning binnen twee dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van de stichting te stellen, met machtiging van de stichting om de nakoming van deze veroordeling desnoods af te dwingen met behulp van de sterke arm en met veroordeling van Gedaagde in de kosten van het geding.
3.2 De stichting voert ter onderbouwing van haar vordering, kort gezegd, het volgende aan. Gedaagde veroorzaakt zeer ernstige overlast in en vanuit de woning, zowel overdag als 's nachts. De overlast bestaat onder meer uit openbare dronkenschap op straat, bedreigen van omwonenden, het deponeren van handgeschreven briefjes met beledigende teksten in de brievenbussen van omwonenden en het naakt bij de buren aanbellen. Door het gedrag van Gedaagde wordt het woon- en huurgenot van omwonenden gefrustreerd. Gedaagde schiet ernstig tekort in de nakoming van zijn verplichting zich als goed huurder te gedragen. De overlast is dermate ernstig dat van de stichting het voeren van een bodemprocedure niet kan worden verlangd, alles aldus de stichting.
3.3 Gedaagde heeft verweer gevoerd op gronden die, voor zover voor de beslissing van belang, hierna aan de orde komen.
4 DE GRONDEN VAN DE BESLISSING
4.1 Voor het kunnen toewijzen van de vordering van de stichting bij wijze van voorlopige voorziening is onder meer vereist dat er sprake is van zodanige spoedeisende omstandigheden dat de uitkomst van een bodemprocedure niet kan worden afgewacht. De stichting wijst in dit kader op de ernst van de overlast en de aard van de klachten, terwijl Gedaagde betwist dat er sprake is van een spoedeisend belang.
4.2 De voorzieningenrechter overweegt het volgende. Uit de door de stichting overgelegde stukken blijkt dat zij over het jaar 2009 twee klachten heeft ontvangen, van de bewoonster van nummer 46. Zij woont twee huizen verder dan Gedaagde. Deze klachten dateren van 2 september 2009 en 19 november 2009. Uit de door de stichting overgelegde stukken blijkt niet dat zij in 2009 klachten van andere omwonenden heeft ontvangen. Weliswaar heeft de stichting gewezen op de klacht van de bewoner van nr. 52, maar deze klacht dateert van 22 september 2008.
De stichting heeft verder een klacht overgelegd van de bewoner van de woning die direct naast de woning van Gedaagde is gelegen. Ook deze klacht dateert uit 2008. Bovendien heeft Gedaagde aangevoerd dat die woning thans leeg staat, hetgeen de stichting niet heeft bestreden.
Nu slechts gebleken is van het bestaan van 2 recente klachten en de rest van de klachten gedateerd zijn, kunnen de door de stichting in het geding gebrachte klachten niet tot het oordeel leiden dat de stichting een bodemprocedure niet zou kunnen afwachten. Verder is van belang dat in de hiervoor onder 2.2 omschreven overeenkomst is bepaald dat de overeenkomst eindigt per 12 mei 2010. Daarbij komt dat Gedaagde heeft betoogd dat het aantal klachten aanzienlijk is gedaald, sinds zijn kennis de woning heeft verlaten. Dit is door de stichting onvoldoende gemotiveerd bestreden.
Op grond van het voorgaande is de stichting er niet in geslaagd voldoende aannemelijk te maken dat zij een spoedeisend belang heeft bij haar vordering. Daarom wordt haar vordering afgewezen.
4.3 De stichting wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de kosten van het geding.
- weigert de gevorderde voorziening;
- veroordeelt de stichting in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Gedaagde begroot op euro 262,- aan verschotten en op euro 816,- aan salaris advocaat.
Gewezen door mr.drs. J.H.A.C. Everaerts, voorzieningenrechter van de Rechtbank te Alkmaar en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 januari 2010 in tegenwoordigheid van mr. F. Vermeij, griffier.
U kunt tegen dit vonnis in hoger beroep gaan bij het Gerechtshof te Amsterdam. U kunt dit hoger beroep instellen binnen vier weken na de dag van de uitspraak.
Het beroep moet namens u worden ingesteld door een advocaat. Als u in aanmerking wilt komen voor door de overheid (gedeeltelijk) gefinancierde rechtsbijstand, dan kan uw advocaat daartoe namens u een verzoek indienen bij de Raad voor de Rechtsbijstand.
Bij dit verzoek moet een 'verklaring omtrent inkomen en vermogen' worden overgelegd. Zo'n verklaring kunt u verkrijgen bij de afdeling Burgerzaken van het gemeentehuis of bij de sociale dienst in uw gemeente. In plaats van een door de aanvrager van rechtsbijstand over te leggen verklaring van de burgemeester over zijn inkomen en vermogen kan er nu worden volstaan met het opgeven van het sofinummer, op basis waarvan de Raad informatie inwint bij de belastingdienst. In civiele zaken waarin zonder advocaat wordt geprocedeerd geldt dat aan de griffie in plaats van een verklaring van de burgemeester een verklaring van de raad (opgesteld op basis van de door de belastingdienst verstrekte gegevens) wordt overgelegd. Afhankelijk van die draagkracht wordt een zogenaamde toevoeging verstrekt onder oplegging van een eigen bijdrage. Die bijdrage is afhankelijk van de hoogte van de draagkracht.
Als het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, dan geldt het vonnis al wel, zolang op het (eventuele) beroep niet is beslist.