RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer: 14.702383-09
Datum uitspraak : 18 februari 2010
TEGENSPRAAK
VERKORT VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
[VERDACHTE],
geboren te [geboorteplaats en –datum],
wonend [adres en woonplaats].
1. Onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
4 februari 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. G. Lieffijn, advocaat te Den Helder, en door de verdachte naar voren is gebracht. Tevens heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen door de raadsvrouw mr. J.W.E. Groot, als gemachtigde van de benadeelde partij [slachtoffer], naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 februari
2009 tot en met 28 maart 2009 in de gemeente(n) Castricum en/of Bergen (NH)
en/of Heerhugowaard, in ieder geval in het arrondissement Alkmaar, (telkens)
met [slachtoffer] ([geboortedatum]), die de leeftijd van twaalf
jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, (telkens) buiten echt,
een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en)
uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer],
immers heeft hij, verdachte, toen en daar (telkens) meermalen, althans
eenmaal,
-. die [slachtoffer] gezoend en/of die [slachtoffer] getongzoend, althans zijn tong in de mond
van die [slachtoffer] gebracht, en/of
-. met zijn handen de borsten en/of billen van die [slachtoffer] betast en/of
gestreeld, en/of
-. zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht, en/of
-. zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gebracht, en/of
-. is hij, verdachte, toen en daar (telkens) meermalen, althans eenmaal, met
zijn tong over de vagina van die [slachtoffer] gegaan.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De rechtbank is, op grond van de bewijsmiddelen, van oordeel dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij
op tijdstippen in de periode van 1 februari 2009 tot en met 28 maart 2009 in het arrondissement Alkmaar, telkens met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], die de leeftijd van twaalf jaren maar niet die van zestien jaren had bereikt, telkens buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd die telkens bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], immers heeft hij, verdachte, toen en daar
- die [slachtoffer] getongzoend en
- met zijn handen de borsten en billen van die [slachtoffer] betast en/of gestreeld en/of
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of
- zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of
- is hij, verdachte, toen en daar met zijn tong over de vagina van die [slachtoffer] gegaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
6. De strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit.
7. Oplegging van de straffen
De officier van justitie heeft gerekwireerd dat de rechtbank de verdachte voor het ten laste gelegde een voorwaardelijke gevangenisstraf zal opleggen voor de duur van 4 maanden, alsmede een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
De raadsman heeft bepleit om de verdachte schuldig te verklaren aan het bewezen verklaarde, maar hem geen straf op te leggen.
De rechtbank heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De verdachte heeft op 25 jarige leeftijd een aantal malen seksuele handelingen gepleegd met een minderjarig meisje dat destijds 14 jaar oud was.
De wetgever heeft met de strafbaarstelling van het gedrag dat is omschreven in artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht beoogd om de jeugdige te beschermen in de normale ontwikkeling. De gevolgen van de verboden gedragingen kunnen namelijk ingrijpend zijn: verwarring over eigen lichaam en de eigen seksualiteit van de jeugdige, gevoelens van schuld of schaamte en negatieve reacties vanuit de sociale omgeving. Dergelijke gevolgen hebben zich in deze zaak inderdaad voorgedaan. Toen aangeefster haar 'geheim' had verteld aan een vriendin, is dit op school algemeen bekend geworden. Daarna begon een proces van sociale uitsluiting van aangeefster. Vervolgens heeft aangeefster het aan haar vader verteld. Uit het dossier blijkt dat zij er slechts met grote schroom over kon praten. Verder blijkt uit het dossier dat aangeefster, in ieder geval achteraf, veel moeite heeft met het feit dat zij een seksuele relatie heeft gehad met een veel oudere jongeman.
Dit feit heeft, in onlosmakelijke samenhang met de reacties vanuit haar omgeving, grote gevolgen gehad voor aangeefster en haar gezin.
De rechtbank rekent het de verdachte ernstig aan dat zijn handelen deze gevolgen teweeg heeft gebracht. Verdachte was van meet af aan op de hoogte de leeftijd van aangeefster. Hij heeft zich gerealiseerd dat het seksueel omgaan met haar, gezien haar leeftijd strafbaar was. Dit heeft hem echter niet weerhouden tot het begaan van het bewezen verklaarde. Hij heeft zich laten leiden door zijn eigen gevoelens van verliefdheid en lust en heeft zich geen rekenschap gegeven van de mogelijke gevolgen voor aangeefster. Hij ging er naar eigen zeggen van uit dat het geen kwaad kon. Naar het oordeel van de rechtbank had verdachte beter moeten weten en hij had niet het initiatief moeten nemen tot de seksuele handelingen.
Daaraan doet niet af dat de verdachte de indruk had en kon hebben van instemming van de zijde van aangeefster. Aan de rechtbank is niet gebleken van enige door verdachte op aangeefster uitgeoefende druk of dwang om seks te hebben. Wel zullen de door hem aan haar gegeven complimentjes haar ontvankelijker hebben gemaakt voor zijn avances.
De verdachte had zijn gedrag moeten relateren aan de jonge leeftijd van het slachtoffer en de daarbij horende ontwikkelingsfase, omdat een minderjarige zoals aangeefster onvoldoende in staat moet worden geacht om de draagwijdte van haar handelen te overzien en haar wil dienaangaande in vrijheid te bepalen. Juist daarom moest aangeefster tegen een ongewenste beïnvloeding van haar wil worden beschermd.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank voorts gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 24 december 2009. Daaruit blijkt dat de verdachte niet eerder wegens het plegen van enig strafbaar feit tot straf is veroordeeld.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport, gedateerd 18 december 2009, van G. Lautenbag, als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland. Hierin is vermeld dat rapporteur van mening is dat de verdachte voldoende inzicht heeft in zijn delictgedrag. Verdachte heeft veel spijt van zijn delictgedrag en ziet in dat hij een fout heeft gemaakt door een seksuele relatie aan te gaan met aangeefster. Hij is inmiddels onder behandeling bij een psycholoog. Mevrouw Lautenbag schat het risico op recidive in als gering, zodat een verplicht reclasseringscontact geen meerwaarde zal hebben.
Tenslotte heeft de rechtbank meegewogen dat de verdachte zijn verantwoordelijkheid heeft genomen door direct openheid van zaken te geven aan de politie. Ook acht de rechtbank van belang dat ook voor de verdachte de gevolgen van zijn handelen aanzienlijk zijn. Onder meer is zijn toekomstperspectief, door het verlies van zijn opleiding en baan na het bekend worden van het delict, gewijzigd en mogelijk sterk verminderd.
Al het bovenstaande in aanmerking nemend, is de rechtbank van oordeel dat oplegging van de door de officier van justitie gevorderde straffen passend is.
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft, met bijstand van haar wettelijk vertegenwoordiger, vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van schade ten bedrage van € 4.033,82.
Dit bedrag is opgebouwd uit:
1 voorschot smartengeld € 2.500,00
2 reiskosten € 447,76
3 derving onkostenvergoeding vrijwilliger € 50,00
4 telefoonkosten/porti € 349,78
5 derving vakantiedagen € 637,42
6 parkeerkosten € 12,50
7 kosten zwangerschapstest € 12,00.
De rechtbank zal deze posten afzonderlijk beoordelen.
Ad 1. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij op dit punt gedeeltelijk van zodanig eenvoudige aard is dat dit deel zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Op grond van de thans beschikbare gegevens kan de vordering worden toegewezen tot een bedrag dat de rechtbank begroot op € 1.500,00. Het overige gedeelte van deze post acht de rechtbank niet van zodanig eenvoudige aard dat dit zich leent voor behandeling in deze procedure. De rechtbank zal de benadeelde partij in dat deel van het gevorderde niet kunnen ontvangen. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Ad 2. De raadsman heeft verweer gevoerd tegen toewijzing van het leeuwendeel van deze post (de reiskosten voor de bezoeken aan de psychotherapeut) doch heeft uiteindelijk verklaard zich niet te verzetten tegen toewijzing van deze gehele post. De rechtbank is van oordeel dat, op grond van de haar beschikbare gegevens, behandeling van de benadeelde partij door een psychotherapeut noodzakelijk was. Daarbij is de precieze inhoud van de therapeutische relatie niet van belang voor de door de rechtbank te nemen beslissing. De post zal worden toegewezen.
Ad 3. De rechtbank ziet deze post als derving van een beloning voor werkzaamheden in de sportschool, en zal deze post toewijzen.
Ad 4. De rechtbank begroot de kosten voor telefoon en porti in redelijkheid op € 100,00, met afwijzing van het meer of anders gevorderde.
Ad 5. In tegenstelling tot de raadsman is de rechtbank van oordeel dat een rechtstreeks verband bestaat tussen de derving van de vakantiedagen door de moeder van de benadeelde partij en het bewezen verklaarde. Uit de toelichting op de vordering blijkt dat deze schadepost vakantiedagen betreft die in april 2009 zijn opgenomen door de moeder om zorg te verlenen aan haar dochter.
Ad 6 en 7. Deze posten komen eveneens in aanmerking voor vergoeding.
De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen tot een bedrag van € 2.759,68 (€ 1.500,00 + € 447,76 + € 50,00 + € 100,00 + € 637,42 + € 12,50 +
€ 12,00). De verdachte zal dan ook worden veroordeeld tot betaling van € 2.759,68 als schadevergoeding aan de benadeelde partij. Dit bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van aanvang van het schadeveroorzakend feit, zijnde 17 februari 2009, tot aan de dag van algehele voldoening.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
10. Schadevergoeding als maatregel
De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregel besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens het slachtoffer [slachtoffer] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht aan de benadeelde partij. De maatregel wordt opgelegd voor het toegewezen schadebedrag van € 2.759,68, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 februari 2009 tot aan de dag van algehele voldoening.
De toepassing van hechtenis, bij gebreke van voldoening van het verschuldigde bedrag, heft de opgelegde verplichting niet op.
9. Toegepaste wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57 en 245 van het Wetboek van Strafrecht.
• Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
• Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
• Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert het hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE vermelde strafbare feit.
• Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
• Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 4 (VIER) MAANDEN.
Bepaalt dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
• Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde voorts tot een taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren.
Beveelt, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat in plaats van de taakstraf vervangende hechtenis wordt toegepast, welke vervangende hechtenis wordt vastgesteld op 60 (zestig) dagen.
Bepaalt dat deze taakstraf bestaat uit een werkstraf.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Stelt het aantal in mindering te brengen uren vast volgens de maatstaf van 2 uren per dag.
• Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], [adres en woonplaats] toe tot het hierna te noemen bedrag.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 2.759,68 (tweeduizend zevenhonderd negenenvijftig euro en achtenzestig cent) als schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 februari 2009 tot aan de dag van algehele voldoening.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Wijst af de vordering tot vergoeding van telefoonkosten en porti, voor zover die kosten een bedrag van € 100,00 overstijgen.
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering tot vergoeding van schade voor zover deze de immateriële schade betreft.
• Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] voornoemd, te betalen een som geld ten bedrage van € 2.759,68 (tweeduizend zevenhonderd negenenvijftig euro en achtenzestig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 februari 2009 tot aan de dag van algehele voldoening, bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 37 dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.H.B. Littooy, voorzitter,
mr. A. van der Perk en mr. B. Liefting-Voogd, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A. Huisman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 februari 2010.