RECHTBANK ALKMAAR
Sector Kanton
Zaaknr/repnr.: 316583 \ OA VERZ 09-361 (FZM)
Uitspraakdatum: 20 januari 2010
Beschikking in de zaak van:
[naam], wonende te Heerhugowaard [adres]
verzoekende partij
verder ook te noemen: [werkneemster]
gemachtigde: mr. P.M.A.W. van Buijtenen, werkzaam te Castricum
de besloten vennootschap Makelaardij Wouters Slijkerman B.V., gevestigd en kantoorhoudende te Heerhugowaard
verwerende partij
verder ook te noemen: [werkgeefster]
gemachtigde: mr. R.M. Otter, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand te Amsterdam.
[werkneemster] heeft op 3 december 2009 een verzoekschrift ingediend.
Daar heeft [werkgeefster] bij verweerschrift op gereageerd.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 januari 2010, alwaar zijn verschenen [werkneemster] in persoon en namens [werkgeefster] [...], directeur, en de [...], accountant; partijen werden bijgestaan door hun gemachtigden.
Ter zitting hebben partijen hun verzoek- respectievelijk verweerschrift nader toegelicht mede aan de hand van pleitnotities en producties.
De inhoud van deze processtukken geldt als hier ingelast.
Vervolgens is heden uitspraak bepaald.
1.[werkneemster], geboren op 10 april 1973, is met ingang van 12 augustus 1993 in dienst getreden bij [werkgeefster] in de functie van administratief medewerker, laatstelijk tegen een salaris van € 2.611,12 bruto per maand exclusief vakantietoeslag.
2.De Makelaardij heeft naast [werkneemster] nog één andere medewerker in dienst.
3.Op 13 november 2009 heeft [werkgeefster] aan UWV WERKbedrijf toestemming verzocht om de arbeidsovereenkomst met [werkneemster] op te zeggen op grond van bedrijfseconomische redenen.
4.Bij beslissing d.d. 11 december 2009 is aan [werkgeefster] toestemming verleend om de arbeidsovereenkomst met [werkneemster] te beëindigen.
5.De arbeidsovereenkomst is bij brief d.d. 15 december 2009 door [werkgeefster] opgezegd tegen 1 april 2010.
6.[werkneemster] heeft per 1 februari 2010 een nieuwe dienstbetrekking gevonden.
7.[werkneemster] verzoekt, na wijziging van eis ter zitting, de arbeidsovereenkomst met [werkgeefster] met ingang van 1 februari 2010 te ontbinden met ontheffing van [werkneemster] van het concurrentiebeding wegens gewichtige redenen, bestaande uit veranderingen in de omstandigheden, onder toekenning van een ontbindingsvergoeding van € 14.100,-- bruto ten laste van [werkgeefster], kosten rechtens. [werkneemster] is van mening dat haar een vergoeding naar billijkheid toekomt van € 14.100,--. [werkneemster] heeft ruim 16 jaar goed gefunctioneerd en zij heeft bijgedragen aan het opgebouwde bedrijfsresultaat. De Makelaardij gaat er volledig aan voorbij dat de onderneming jarenlang gouden tijden heeft gekend. Overleg over een gepaste beëindigingsvergoeding heeft niet tot overeenstemming geleid.
8.De Makelaardij heeft verweer gevoerd. Gezien haar financiële situatie is [werkgeefster] niet in staat om een ontbindingsvergoeding te betalen en zij heeft om die reden aan [werkneemster] geen vergoeding aangeboden. De onderneming heeft al vanaf 2007 te kampen met teruglopende omzetresultaten en voor 2010 wordt een verlies van € 30.000,-- verwacht.
9.Na toestemming van UWV WERKbedrijf heeft [werkgeefster] de arbeidsovereenkomst met [werkneemster] met inachtneming van een opzegtermijn opgezegd tegen 1 april 2010. Na deze opzegging heeft [werkneemster] verzocht, onder toekenning van een vergoeding, de arbeidsovereenkomst te ontbinden per een datum gelegen voor genoemde opzeggingsdatum.
10.Eerst dient de vraag te worden beantwoord of de arbeidsovereenkomst op grond van veranderingen in de omstandigheden billijkheidshalve behoort te eindigen op een nog eerder tijdstip dan waartegen is opgezegd. Pas als dat het geval is, komt de kantonrechter toe aan de vraag of er een vergoeding aan de werknemer moet worden toegekend. Die vergoeding zal dan betrekking hebben op de periode gelegen tussen de datum van ontbinding van de arbeidsovereenkomst en de datum waartegen is opgezegd. Voor een vergoeding die betrekking heeft op de periode vóór de ontbindingsdatum en ná de datum waartegen is opgezegd is in deze procedure geen plaats. Daarvoor zal de werknemer de weg van artikel 7:681 Burgerlijk Wetboek moeten bewandelen.
11.Nu vaststaat dat [werkneemster] per 1 februari 2010 een nieuwe dienstbetrekking heeft gevonden, dient de arbeidsovereenkomst op grond van die verandering in de omstandigheden billijkheidshalve eerder dan 1 april 2010 te eindigen. De verzochte ontbinding zal daarom worden toegewezen per 1 februari 2010.
12.Vervolgens is aan de orde de beantwoording van de vraag of en zo ja welke vergoeding, aan [werkneemster] valt toe te kennen.
13.[werkneemster] heeft een nieuwe dienstbetrekking gevonden voor (in eerste instantie) een periode van zes maanden met een proeftijd van één maand en een salaris dat ruim € 300,-- bruto per maand lager ligt dan haar huidige salaris. Anderzijds spaart [werkgeefster] in ieder geval twee maandsalarissen uit, die zij aanvankelijk gehouden was aan [werkneemster] te betalen.
Onder deze omstandigheden dient [werkneemster] in relatie tot [werkgeefster] geen negatieve gevolgen te ondervinden van het feit dat zij twee maanden voor het einde van haar dienstverband een nieuwe baan heeft geaccepteerd onder voor haar minder gunstige arbeidsvoorwaarden.
14. Gelet op het vorenstaande komt de kantonrechter een ontbindingsvergoeding van
€ 3.000,-- ten gunste van [werkneemster] en ten laste van [werkgeefster] billijk voor.
15.Op de voet van artikel 7:685 lid 9 BW worden partijen van de voorgenomen beslissing in kennis gesteld en is [werkneemster] bevoegd het verzoek binnen hierna te noemen termijn in te trekken.
16.Er zijn termen aanwezig de proceskosten tussen partijen te compenseren. Ingeval [werkneemster] evenwel haar verzoek intrekt, zal zij de proceskosten van [werkgeefster] dienen te dragen.
Bepaalt dat de termijn, waarbinnen [werkneemster] haar verzoek zal kunnen intrekken [i.c. door middel van een schriftelijke mededeling (eventueel bij faxbericht) aan de griffier en in afschrift aan de (gemachtigde van de) wederpartij], zal lopen tot en met 29 januari 2010.
Voor het geval [werkneemster] haar verzoek niet binnen die termijn zal hebben ingetrokken:
Ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 februari 2010.
Kent aan [werkneemster] ten laste van [werkgeefster] een vergoeding van € 3.000,-- bruto.
Bepaalt dat beide partijen de eigen kosten dragen.
Wijst het meer of anders verzochte af.
Voor het geval [werkneemster] haar verzoek binnen die termijn zal hebben ingetrokken:
Veroordeelt [werkneemster] in de proceskosten, die aan de zijde van [werkgeefster] worden vastgesteld op € 400,-- voor salaris gemachtigde, waarover [werkneemster] geen BTW verschuldigd is.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.G. Vroom, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 20 januari 2010 in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter