Sector civiel recht
NB / JB
KG nummer: 116527 / KG ZA 10-6
datum: 25 februari 2010
Vonnis van de voorzieningenrechter, rechtdoende in kort geding
1. eiser sub 1,
2. eiser sub 2,
beiden wonende te [woonplaats],
EISERS IN KORT GEDING bij dagvaardingen van 3 en 5 februari 2010,
advocaat mr. J.M.R. Vlaar te Eindhoven,
1. de COOPERATIEVE RABOBANK WESTFRIESLAND OOST (UA),
gevestigd en kantoor houdende te Zwaagdijk, gemeente Wervershoof,
GEDAAGDE IN KORT GEDING,
advocaat mr. A.F. van Ingen te Utrecht,
2. MR. A.J.J. SWEENS Q.Q., in zijn hoedanigheid van curator in de faillissementen [],
kantoor houdende te Den Helder,
GEDAAGDE IN KORT GEDING,
in persoon verschenen.
Eisers zullen verder samen worden genoemd "Eisers" en gedaagden "de Rabobank" respectievelijk "de curator".
1. HET VERLOOP VAN HET GEDING
Ter terechtzitting van 15 februari 2010 hebben Eisers gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding, alsmede hun eis vermeerderd.
De Rabobank en de curator hebben de vorderingen bestreden.
Na verder debat hebben partijen de stukken, waaronder van de zijde van Eisers de originele dagvaardingen en van alle zijden pleitnotities, overgelegd en vonnis gevraagd.
De inhoud van alle stukken wordt als hier ingelast beschouwd.
2.1 De vennootschap onder firma v.o.f. [hierna: de vof] en de besloten vennootschappen[] zijn op 17 juni 2004 in staat van faillissement verklaard, met benoeming van mr. A.J.J. Sweens tot curator.
2.2 Op de bollenkraam van voornoemde vennootschappen was een stil pandrecht gevestigd ten behoeve van de Rabobank. Kort vóór de faillissementen heeft de Rabobank het pandrecht omgezet in een vuistpandrecht en heeft zij de bollen laten rooien en verkopen door een zogenoemde "rooiploeg". De Rabobank is thans nog schuldeiser van de boedel.
2.3 Partijen waren (en zijn) het erover eens dat ongeveer eenderde van de bollenkraam van de vof is verdwenen.
2.4 De curator heeft bij dagvaarding van 26 februari 2007 bij deze rechtbank een bodemprocedure aanhangig gemaakt tegen onder meer Eisers. In die procedure vordert de curator (onder meer) te verklaren voor recht dat Eisers (en de overige gedaagden) onrechtmatig jegens de boedel van de vof hebben gehandeld door bloembollen buiten de boedel van de vof te brengen en te houden. Eisers daarentegen betichtte de Rabobank ervan dat zij verantwoordelijk is voor de verdwijning van het gedeelte van de bollenkraam.
2.5 Op 11 april 2007 zijn partijen overeengekomen dat zij gezamenlijk een opdracht verstrekken aan de heren S. Veldboer, bloembollenexpert, en M.N.C. van Schagen, accountant-administratieconsulent, om een onderzoek in te stellen naar (kort gezegd) de wijze (rooiadministratie) waarop de Rabobank haar pandrecht heeft uitgewonnen (de bollen van Eisers heeft verwerkt). Afgesproken is dat de kosten van het onderzoek door de drie partijen worden gedeeld en dat die kosten door partijen als eerste mogen worden verhaald op de eventuele opbrengsten die op grond van het onderzoek worden gerealiseerd.
2.6 Veldboer en Van Schagen hebben - nadat op 10 oktober 2007 een conceptrapport aan partijen was voorgelegd - op 12 december 2007 een (definitief) onderzoeksrapport uitgebracht. De onderzoekers hebben - voor zover hier van belang - geconcludeerd dat zij ervan overtuigd zijn dat bij het uitwinnen van het pandrecht door de Rabobank fraude met leverbare bollen en plantgoed niet heeft plaatsgevonden. De onderzoekers hebben niet kunnen achterhalen wat er met de verdwenen bollen is gebeurd.
2.7 Op 31 oktober 2007 heeft eiser sub 1 en op 22 januari 2008 heeft eiser sub 2 aangifte gedaan van verduistering (respectievelijk oplichting) van (met) de bollen. Het Openbaar Ministerie heeft geen aanleiding gezien daarnaar een strafrechtelijk onderzoek te starten.
2.8 Bij brief, gedateerd 4 december 2009, hebben Eisers aan de Rabobank en de curator bericht dat uit in hun opdracht verricht onderzoek door International Security Partners [hierna: ISP] duidelijk is geworden dat M. de Wit [hierna: De Wit] als verwerker en transporteur de bollen Ille de France en Silver Dollar heeft verduisterd en dat aan hem ten onrechte een bedrag van euro 40.194,- door HOBAHO is betaald. Eisers hebben het standpunt ingenomen dat dit moet worden aangemerkt als een opbrengst in de zin van de overeenkomst van 11 april 2007.
Ten slotte hebben Eisers in de brief gemeld dat zij de vordering van euro 4.320,- tot teruggave van de onderzoekskosten hebben gecedeerd aan Autoschadebedrijf Hoogendoorn en hebben zij de Rabobank en de curator verzocht euro 2.850,41 over te maken aan gerechtsdeurwaarder Baldinger en het restant aan Eisers. Daaraan hebben de Rabobank en de curator niet voldaan.
2.9 Op 7 december 2009 heeft eiser sub 1 aangifte gedaan tegen S. Veldboer wegens valsheid in geschrifte bij het vervaardigen van het hierboven onder 2.6 bedoelde onderzoeksrapport.
2.10 Op 27 januari 2010 heeft de curator de vorderingen die hij heeft ingesteld in voornoemde bodemprocedure verminderd tot nihil omdat de kosten van de procedure niet meer opwegen tegen de eventuele baten.
3. DE VORDERINGEN EN DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
3.1 Na vermeerdering van eis vorderen Eisers bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de Rabobank en de curator op te dragen om het bedrag van euro 4.320,- op te eisen bij degenen die verdacht zijn van fraude zoals in de dagvaarding is beschreven;
II. de Rabobank en de curator in afwachting van het onder I. gevorderde te veroordelen binnen twee dagen na betekening van dit vonnis een bedrag van
euro 4.320,- te betalen door een bedrag van euro 2.850,41 over te maken naar gerechtsdeurwaarder Baldinger volgens dagvaarding ref. 2009OVRO3026 en het restant van euro 1.469,59 naar Eisers over te maken;
III. de Rabobank en de curator op te dragen aangifte te doen van (faillissements)fraude;
IV. de Rabobank en de curator op te dragen de in de akte van 16 december 2009 opgevraagde ontbrekende bewijs, uit de tijdens het onderzoek Veldboer door de Rabobank en de curator toegezegde inzage in de complete rooiadministratie, alsnog ter beschikking te stellen;
V. de Rabobank en de curator te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2 Daaraan hebben Eisers - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende ten grondslag gelegd. Eisers hebben in het kader van de tussen partijen gesloten overeenkomst van 11 april 2007 een bedrag van euro 4.320,- aan onderzoekskosten betaald. Ingevolge de overeenkomst kunnen die kosten bij voorrang worden verhaald op de opbrengsten die naar aanleiding van het onderzoek zijn gerealiseerd. Eisers betwisten de bevindingen van Veldboer en Van Schagen en stellen dat uit in hun opdracht verricht onderzoek door ISP duidelijk is geworden dat De Wit als verwerker en transporteur de bollen Ille de France en Silver Dollar (onder toeziend oog van de medewerkers van de Rabobank) heeft verduisterd en dat aan hem ten onrechte een bedrag van euro 40.194,- door HOBAHO is betaald. De waarde van dit wederrechtelijk verkregen voordeel kan volgens Eisers worden aangemerkt als opbrengst in de zin van de overeenkomst.
De Rabobank en de curator zijn gehouden die gelden te verhalen en de onderzoekskosten die Eisers hebben betaald terug te betalen op de wijze zoals is gevorderd, aldus Eisers
Volgens Eisers is uit het onderzoek van ISP voorts gebleken dat De Wit en Commandeur, medewerker van de Rabobank, bollen illegaal naar Polen hebben geëxporteerd. Eisers vermoeden dat hiermee een opbrengst van euro 400.000,- is gerealiseerd, die is weggesluisd via een tussenrekening van de Rabobank.
Van deze (faillissements)fraude dienen de Rabobank en de curator, die daartoe een rechtsplicht heeft, aangifte te doen.
In de aanhangige bodemprocedure heeft de curator Eisers ervan beschuldigd de ontbrekende bollen te hebben laten verdwijnen. Dit betwisten Eisers en zij willen hun onschuld aantonen met documenten waarover de Rabobank beschikt, maar die zij in het kader van het onderzoek door Veldboer en Van Schagen niet ter beschikking hebben gesteld. Het verstrekken van inzage in de volledige rooiadministratie maakt onderdeel uit van de overeenkomst die partijen op 11 april 2007 hebben gesloten, zodat de Rabobank en de curator deze verplichting dienen na te komen, aldus Eisers
3.3 De Rabobank en de curator hebben verweer gevoerd. Daarop wordt bij de gronden van de beslissing, voor zover van belang, ingegaan.
4.DE GRONDEN VAN DE BESLISSING
Terugbetaling van de onderzoekskosten?
4.1 Eisers hebben gesteld dat zij een spoedeisend belang hebben bij de vorderingen die ertoe strekken dat de Rabobank en de curator wordt opgedragen om het bedrag van euro 4.320,- op te eisen bij degenen die verdacht zijn van fraude en dit bedrag aan Eisers te betalen op de wijze zoals is gevorderd, omdat deze kwestie al ruim zes jaar sleept en daaraan een einde dient te komen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter brengt deze omstandigheid niet mee dat niet van Eisers kan worden gevergd dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwachten. Reeds op die grond komen deze vorderingen niet voor toewijzing in aanmerking.
4.2 Daarbij komt dat in dit geding onvoldoende aannemelijk is geworden dat de vordering van Eisers tot terugbetaling van de onderzoekskosten - die overigens blijkens de overgelegde bankafschriften niet door henzelf maar door
[]B.V. zijn betaald - in een bodemprocedure zal worden toegewezen. Eisers hebben gesteld dat zij de betreffende vordering tot een bedrag van euro 2.850,41 hebben gecedeerd aan Autoschadebedrijf Hoogendoorn. Aan Eisers komt derhalve niet het recht toe om dit bedrag te vorderen. Bovendien zijn er tot heden naar aanleiding van het onderzoek van Veldboer en Van Schagen geen opbrengsten gerealiseerd, zodat er geen grond bestaat voor de Rabobank en / of de curator om de onderzoekskosten die Eisers hebben gemaakt, terug te betalen.
4.3 De Rabobank en / of de curator zijn evenmin gehouden om op basis van het onderzoek van Veldboer en Van Schagen opbrengsten te realiseren, omdat het onderzoek daartoe geen aanknopingspunten bevat. Uit het onderzoek dat Eisers hebben laten verrichten door ISP komen wel aanwijzingen naar voren over wat er met de bollen zou kunnen zijn gebeurd, maar de Rabobank en de curator kunnen zich niet verenigen met de inhoud daarvan. Reeds daarom zijn zij ook niet gehouden om op basis van dat rapport een verhaalsactie te starten.
4.4 Gelet op het vorenstaande komen de vorderingen die hierboven zijn vermeld in punt 3.1 onder I en II niet voor toewijzing in aanmerking.
Aangifte doen van (faillissements)fraude?
4.5 Gesteld noch gebleken is wat de juridische grondslag is om de vordering die strekt tot het doen van aangifte van (faillissements)fraude toe te kunnen wijzen. Voor zover de vordering is gericht tegen de curator wijst de voorzieningenrechter er op dat in artikel 69 van de Faillissementswet (Fw) de mogelijkheid is geschapen om bij de rechter-commissaris een verzoek te doen om de curator te bewegen bepaalde handelingen te verrichten of na te laten die een goed beheer van de boedel vergen. Eisers dienen dan ook een dergelijk verzoek te doen aan de rechter-commissaris in de hierboven onder 2.1. bedoelde faillissementen. Door Eisers is niet gesteld dat zij een dermate spoedeisend belang hebben dat zij de uitkomst van de zogeheten "artikel 69 Fw" procedure niet kunnen afwachten.
4.6 Voor zover de vordering is gericht tegen de Rabobank wordt nog het volgende overwogen. De bevindingen van ISP, waarop Eisers hun standpunt stoelen dat is gefraudeerd, worden niet door de Rabobank onderschreven. Zij (maar ook de curator) schaart zich achter Veldboer en Van Schagen, die na uitvoerig onderzoek ervan overtuigd zijn geraakt dat geen fraude heeft plaatsgevonden.
Hoewel het rapport van ISP wellicht aanleiding zou kunnen geven om nader onderzoek te (laten) plegen naar de vraag of is gefraudeerd, voert het te ver om bij de huidige stand van zaken - waarin de conclusies in de beide rapporten lijnrecht tegenover elkaar staan - in deze procedure aan te nemen dat het zeer waarschijnlijk is dat onregelmatigheden hebben plaatsgevonden bij de Rabobank bij het laten rooien van de bollenkraam van de vof. Er is dan ook geen grond om de Rabobank te gelasten aangifte te doen van de door Eisers gestelde fraude.
4.7 Eiser sub 1 heeft bovendien op 31 oktober 2007 en laatstelijk nog op 7 december 2009 zelf aangifte gedaan van verduistering van de bollen dan wel valsheid in geschrifte bij het opmaken van het onderzoeksrapport. Dat het Openbaar Ministerie kennelijk geen aanleiding ziet om daarnaar nader strafrechtelijk onderzoek te verrichten brengt niet mee dat de Rabobank verplicht zou moeten worden om ook aangifte te doen van fraude. Enig belang is daarbij niet gebleken.
4.8 Gelet op het vorenstaande bestaat er geen grond om de Rabobank en / of de curator te veroordelen om aangifte van (faillissements)fraude te doen.
Ter beschikking stellen van stukken?
4.9 Eisers hebben deze vordering, zoals ter zitting is gebleken, gegrond op de overeenkomst van 11 april 2007. In dit verband hebben zij verwezen naar het rapport van Veldboer en Van Schagen, waarin is vastgelegd dat de Rabobank heeft toegezegd dat partijen via de curator een cd-rom met daarop het volledige dossier van de Rabobank tegemoet konden zien. Deze cd-rom is ook door de Rabobank verstrekt, maar bevatte volgens Eisers niet alle gegevens. Zo ontbreken e-mails, bankafschriften en documenten waaruit de verantwoording blijkt van wat er met de bollen is gebeurd, een en ander zoals vermeld op "lijst B" die bij productie 29 is overgelegd. De Rabobank heeft betwist dat zij over deze stukken beschikt.
4.10 Voor zover de vordering is gericht tegen de curator om hem te verplichten de gestelde stukken op te vragen bij de Rabobank verwijst de voorzieningenrechter naar het hetgeen hierboven onder 4.5 overwogen. Ook voor deze vordering dienen Eisers zich te wenden tot de rechter-commissaris.
4.11 Verder wordt als volgt overwogen. De overeenkomst waarvan Eisers nakoming verlangen dateert van 11 april 2007 en de onderzoekers hebben hun onderzoek op 12 december 2007 afgerond. Eisers zijn tijdens het onderzoek in de gelegenheid gesteld op- en aanmerkingen te maken, waarvan zij klaarblijkelijk ruimschoots gebruik hebben gemaakt. Dit heeft bij de onderzoekers kennelijk niet tot het oordeel geleid dat de Rabobank relevante stukken achterhield, zoals Eisers stellen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de overeenkomst van 11 april 2007 inmiddels uitgewerkt. Daarmee is de gestelde grondslag aan de onderhavige vordering komen te ontvallen. De gevorderde voorziening wordt reeds daarom geweigerd. Ook overigens is in dit geding onvoldoende duidelijk vast komen te staan dat de Rabobank niet de volledige rooiadministratie aan eisers ter beschikking heeft gesteld. Weliswaar heeft eiser verwezen naar een lijst B (productie 29) maar door de Rabobank is daartegen gemotiveerd verweer gevoerd. Aldus is ook om die reden geen grond om de vordering van Eisers toe te wijzen.
4.12 Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat de gevorderde voorzieningen worden geweigerd.
4.13 Eisers worden als de in het ongelijk te stellen partijen veroordeeld in de proceskosten, op de hierna te melden wijze.
- weigert de gevorderde voorzieningen;
- veroordeelt Eisers in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van de Rabobank begroot op euro 263,- aan verschotten en op euro 816,- aan salaris advocaat en aan de zijde van de curator begroot op euro 263,- aan verschotten en op euro 816,- aan salaris;
- verklaart dit vonnis ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Gewezen door mr. J. Blokland, voorzieningenrechter van de Rechtbank te Alkmaar en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 februari 2010 in tegenwoordigheid van mr. N. Boots, griffier.
U kunt tegen dit vonnis in hoger beroep gaan bij het Gerechtshof te Amsterdam. U kunt dit hoger beroep instellen binnen vier weken na de dag van de uitspraak.
Het beroep moet namens u worden ingesteld door een advocaat. Als u in aanmerking wilt komen voor door de overheid (gedeeltelijk) gefinancierde rechtsbijstand, dan kan uw advocaat daartoe namens u een verzoek indienen bij de Raad voor de Rechtsbijstand.
Bij dit verzoek moet een 'verklaring omtrent inkomen en vermogen' worden overgelegd. Zo'n verklaring kunt u verkrijgen bij de afdeling Burgerzaken van het gemeentehuis of bij de sociale dienst in uw gemeente. In plaats van een door de aanvrager van rechtsbijstand over te leggen verklaring van de burgemeester over zijn inkomen en vermogen kan er nu worden volstaan met het opgeven van het sofinummer, op basis waarvan de Raad informatie inwint bij de belastingdienst. In civiele zaken waarin zonder advocaat wordt geprocedeerd geldt dat aan de griffie in plaats van een verklaring van de burgemeester een verklaring van de raad (opgesteld op basis van de door de belastingdienst verstrekte gegevens) wordt overgelegd. Afhankelijk van die draagkracht wordt een zogenaamde toevoeging verstrekt onder oplegging van een eigen bijdrage. Die bijdrage is afhankelijk van de hoogte van de draagkracht.
Als het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, dan geldt het vonnis al wel, zolang op het (eventuele) beroep niet is beslist.