Sector civiel recht
CVZ/JB
KG nummer: 115518/KG ZA 09-458
datum: 21 januari 2010
Vonnis van de voorzieningenrechter, rechtdoende in kort geding
1. eiser sub1,
2. eiser sub 2,
als firmanten van de
3. vennootschap onder firma HUUREENEEND.NL.VOF,
gevestigd te Amersfoort,
EISERS IN KORT GEDING,
advocaat mr. H.A. Dragstra te Utrecht,
1. de besloten vennootschap INTERGROEP WEST FRIESLAND B.V.,
statutair gevestigd te Wervershoof, gevestigd te Purmerend,
waarvan de bestuurder is [bestuurder], wonende te [woonplaats],
2. gedaagde sub 2,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in of buiten Nederland,
doch feitelijk verblijvende te [verblijfplaats],
GEDAAGDEN IN KORT GEDING,
in persoon verschenen.
Partijen zullen verder worden genoemd eisers "Huureeneend" , en gedaagden "Intergroep" respectievelijk "Gedaagde sub 2".
1. HET VERLOOP VAN HET GEDING
Ter terechtzitting van 11 januari 2010 heeft Huureeneend gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding.
Gedaagde sub 2 heeft zowel voor Intergroep als voor zichzelf verweer gevoerd.
Na verder debat hebben partijen de stukken, waaronder van de zijde van Huureeneend de originele dagvaarding en van de zijde van gedaagden een verweerschrift, overgelegd en vonnis gevraagd.
De inhoud van alle stukken wordt als hier ingelast beschouwd.
2.1 Huureeneend heeft met Intergroep een overeenkomst gesloten, waarbij aan Intergroep opdracht werd gegeven tot het verzorgen en verwerken van de financiële administratie van Huureeneend, onder meer inhoudende het opstellen van het jaarverslag van de onderneming alsmede het per kwartaal doen van de aangifte Omzetbelasting voor de onderneming. Tevens werd opdracht gegeven voor het opstellen van de aangiften Inkomstenbelasting van de beide firmanten in privé.
2.2 De samenwerking en de communicatie tussen partijen verliep niet goed.
2.3 Onder meer omdat Huureeneend werd aangeschreven en gesommeerd door de belastingdienst in verband met niet gedane of niet tijdige gedane aangiftes, en zij van Intergroep geen bewijzen kreeg dat de aangiftes wel en tijdig waren gedaan, heeft zij uiteindelijk bij brief van 29 juni 2009 de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden.
2.4 In reactie hierop heeft Intergroep een eindnota opgesteld, welke door Huureeneend onbetaald gelaten is. In verband daarmee heeft Intergroep een beroep gedaan op een retentierecht en de administratie van Huureeneend onder zich gehouden.
3. DE VORDERING EN DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
3.1 Huureeneend vordert dat Intergroep en Gedaagde sub 2, ieder afzonderlijk worden veroordeeld de nader in de dagvaarding omschreven bescheiden van Huureeneend die zij nog onder zich houden aan Huureeneend af te geven, op straffe van een dwangsom. Tevens vordert Huureeneend dat Intergroep en Gedaagde sub 2 hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van incassokosten en van de proceskosten.
3.2 Huureeneend legt aan haar vorderingen ten grondslag dat zij de overeenkomst met Intergroep en Gedaagde sub 2 met ingang van 29 juni 2009 schriftelijk heeft beëindigd, maar dat Intergroep en/of Gedaagde sub 2 teruggave van de bescheiden van Huureeneend die zij nog onder zich hebben ten onrechte afhankelijk stellen van betaling van een nog openstaande nota. Huureeneend stelt echter dat deze nota is samengesteld op basis van een niet overeengekomen uurtarief en ziet op werkzaamheden die deels overbodig zijn en deels vallen onder de gebrekkige dienstverlening waarvoor reeds is betaald. Om die reden stelt Huureeneend dat zij niet gehouden is deze nota aan Intergroep en/of Gedaagde sub 2 te voldoen. Tot slot stelt Huureeneend dat zij de opdracht heeft gegeven aan Intergroep, maar dat feitelijk alle contacten zijn geweest met Gedaagde sub 2 en dat hij ook feitelijk de werkzaamheden heeft verricht, zodat hij om die reden in persoon gehouden is tot teruggave van de bescheiden die hij nog onder zich heeft.
3.3 Gedaagde sub 2 heeft verweer gevoerd namens zichzelf en namens Intergroep. Voor zover voor de beslissing van belang wordt op zijn standpunten hierna inhoudelijk ingegaan.
4. DE GRONDEN VAN DE BESLISSING
4.1 Door Intergroep is onder meer aangevoerd dat de dagvaarding niet op de juiste wijze is betekend, omdat deze niet op het adres van haar feitelijke vestigingsplaats is betekend, maar op het statutaire adres van de onderneming. Door Gedaagde sub 2 is aangevoerd dat de dagvaarding hem helemaal niet heeft bereikt.
4.2 De voorzieningenrechter overweegt hieromtrent als volgt. Zowel Intergroep als Gedaagde sub 2 zijn ter zitting van 11 januari 2010 verschenen en hebben inhoudelijk verweer gevoerd tegen de stellingen in de dagvaarding. Hieruit blijkt dat de dagvaarding hen heeft bereikt en dat zij voldoende in de gelegenheid zijn geweest van de inhoud daarvan kennis te nemen. Zij zijn in ieder geval niet onredelijk in hun belangen geschaad. Ook is niet gebleken dat er sprake is geweest van een nietige betekening, noch ten aanzien van Intergroep, noch ten aanzien van Gedaagde sub 2 in persoon. Een betekening aan de statutaire vestigingsplaats van een onderneming is een rechtsgeldige betekening. Ook de betekening aan Gedaagde sub 2 is rechtsgeldig gebeurd, aangezien de deurwaarder hem in persoon aantrof. Weliswaar heeft Gedaagde sub 2 toen geweigerd de dagvaarding in ontvangst te nemen, maar de deurwaarder heeft hem vervolgens rechtsgeldig verzonden naar het adres waar hij hem had aangetroffen. Zowel het verweer van Intergroep als van Gedaagde sub 2 faalt derhalve.
4.3 Voorts is door Intergroep en Gedaagde sub 2 het standpunt ingenomen dat de voorzieningenrechter te Alkmaar niet bevoegd is kennis te nemen van het geschil. Daartoe is aangevoerd dat de vestigingsplaats van Intergroep Purmerend is en dat Gedaagde sub 2 in Zaandam woont. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter faalt ook dit verweer. De statutaire vestigingsplaats van Intergroep is Wervershoof. Deze plaats wordt op grond van artikel 1:10 BW aangemerkt als woonplaats van een rechtspersoon. Nu deze plaats is gelegen in het arrondissement Alkmaar, is de voorzieningenrechter in deze rechtbank bevoegd ten aanzien van Intergroep. Omdat de voorzieningenrechter bevoegd is ten aanzien van één van beide gedaagden, vloeit uit het bepaalde in artikel 107 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voort, dat hij ook ten aanzien van de andere gedaagde, in dit geval Gedaagde sub 2, bevoegd is van het geschil kennis te nemen, mits tussen de vorderingen ingesteld tegen de beide gedaagden een zodanige samenhang bestaat dat redenen van doelmatigheid een gezamenlijke behandeling rechtvaardigen. Die situatie doet zich hier voor.
4.4 Door Gedaagde sub 2 is vervolgens aangevoerd dat hij niet in privé aangesproken kan worden, aangezien hij slechts gemachtigde is van Intergroep. Dit verweer slaagt. Uit de stellingen van Huureeneend en de overgelegde offerte blijkt dat men de opdracht tot het verzorgen en verwerken van de financiële administratie heeft gegeven aan Intergroep. Dat deze opdracht in de praktijk feitelijk uitgevoerd werd door Gedaagde sub 2 als gemachtigde van de onderneming en dat ook de contacten verliepen via Gedaagde sub 2, maakt nog niet dat Gedaagde sub 2 als priviépersoon kan worden aangesproken in verband met de gestelde wanprestatie door Intergroep. De vordering voor zover ingesteld tegen Gedaagde sub 2 zal derhalve worden afgewezen.
4.5 Door Intergroep is tevens aangevoerd dat Huureeneend geen spoedeisend belang heeft bij haar vordering. Daartoe heeft zij verklaard dat zij de haar opgedragen aangiftes Inkomstenbelasting van de firmanten over 2007 heeft opgesteld en ingediend en dat ook de aangiftes Omzetbelasting voor de onderneming tot en met het 1e kwartaal 2009 bij de fiscus zijn ingediend. Ten aanzien van de aangiftes Inkomstenbelasting over 2008 heeft zij verklaard dat deze vallen onder de werkstop, maar dat de beide firmanten hierdoor niet in hun belangen geschaad worden aangezien het nog mogelijk is uitstel voor die aangiftes te verkrijgen tot 1 september 2010. Voorts is door Intergroep benadrukt dat Huureeneend voor de aangiftes Omzetbelasting vanaf het tweede kwartaal 2009 de stukken van het eerste kwartaal 2009 helemaal niet nodig heeft, zodat Huureeneend reeds om die reden geen spoedeisend belang heeft bij haar vordering tot afgifte van de bescheiden.
4.6 Dit verweer gaat niet op en daartoe wordt het volgende overwogen. De originele administratie van een onderneming blijft eigendom van die onderneming. Het is gebleken dat in ieder geval deze administratie zich nog bevindt bij Intergroep, terwijl Huureeneend deze administratie nodig heeft om aan haar wettelijke verplichtingen te kunnen voldoen. Verder is voldoende aannemelijk geworden dat de beide firmanten belang hebben bij afgifte van de bescheiden die moeten leiden tot hun aangiftes Inkomstenbelasting 2008 nu deze aangiftes volgens eigen verklaring van Intergroep nog niet zouden zijn gedaan. Om die reden moet in ieder geval al geoordeeld worden dat Huureeneend voldoende spoedeisend belang heeft bij haar vordering.
4.7 Als inhoudelijk verweer is door Intergroep gesteld dat zij zich beroept op een retentierecht nu Huureeneend na maart 2009 niets meer heeft betaald en dat dus ook de eindfactuur om af te rekenen na beëindiging van de overeenkomst onbetaald gelaten is.
4.8 Door Huureeneend is gesteld dat zij de voorschotbetalingen tot en met mei 2009 heeft voldaan en dat alleen de betaling over juni 2009 ad euro 238,-- nog niet is voldaan, evenals de eindnota. Door haar is echter gemotiveerd gesteld dat deze eindnota gezien moet worden als een spooknota en dat zij daarom niet gehouden kan worden deze te voldoen. In dat verband heeft zij er expliciet op gewezen dat zij maandelijks een voorschotbedrag van euro 238,-- (inclusief BTW) betaalde en dat zij over de hele periode dat Intergroep werkzaamheden voor haar heeft verricht in totaal ongeveer euro 4.500,-- heeft voldaan, terwijl deze eindafrekening die ziet op de periode vanaf april 2009 t/m 29 juni 2009 een bedrag noemt van euro 4.030,75, zodat deze nota ook om die reden niet serieus genomen kan worden.
4.9 Dit standpunt is door Intergroep betwist, waarbij zij desgevraagd heeft verklaard dat de in deze nota verrekende voorschotbetalingen nog niet zijn voldaan, maar slechts in mindering zijn gebracht omdat terzake al voorschotnota's verstuurd waren. Voorts heeft zij aangevoerd dat ook in 2007 al zaken werd gedaan met Huureeneend en dat uit de toen geaccepteerde offerte blijkt dat werkzaamheden buiten de normale werkzaamheden om apart in rekening gebracht zullen worden. In dat verband moet volgens Intergroep de post op de eindnota voor het beantwoorden van e-mailverkeer gezien worden ad euro 2.825,--. Dat viel immers niet onder de normale administratieve werkzaamheden. Desgevraagd heeft Intergroep erkend dat een uurtarief van euro 100,-- voor die werkzaamheden niet overeengekomen is, maar zij heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat dit een zeer redelijk uurtarief is. Daarbij heeft zij er nadrukkelijk op gewezen dat zij uit coulance over 2007 en 2008 geen extra kosten in rekening heeft gebracht, hoewel zij niet uitkwam met de berekende voorschotbetalingen, maar dat zij nu bij beëindiging gerechtigd is de werkelijke kosten in rekening te brengen aan Huureeneend.
4.10 De voorzieningenrechter overweegt als volgt. In de eindnota, overgelegd als productie 8 bij de dagvaarding, is door Intergroep vermeld dat er sprake is van twee nog openstaande facturen, te weten eenmaal het vaste maandelijke voorschotbedrag van euro 238,-- (volgens Huureeneend juni 2009) en eenmaal een bedrag van euro 119,--. Voor haar stelling dat na maart 2009 in het geheel niet meer is betaald voor de werkzaamheden, heeft Intergroep geen stukken ter onderbouwing overgelegd, zodat die stelling in dit kort geding onvoldoende aannemelijk geworden is. Nu Intergroep voorts zelf aangeeft dat een uurtarief van euro 100,-- niet overeengekomen is, staat het haar niet vrij dit thans in rekening te brengen, nog daargelaten dat het vooralsnog onaannemelijk geworden is dat de rechtsverhouding tussen partijen meebracht dat het beantwoorden van e-mailverkeer in reactie op vragen van de opdrachtgevers over de stand van zaken als extra werkzaamheden beschouwd kan worden en als zodanig (achteraf) in rekening gebracht kan worden. Hieruit volgt dat voldoende aannemelijk geworden is dat Huureeneend terecht bezwaar heeft gemaakt tegen de (hoogte van de) bewuste eindnota. Omdat Intergroep haar beroep op een retentierecht baseert op deze eindnota, moet geoordeeld worden dat dit beroep van Intergroep niet gerechtvaardigd is. Om die reden is de vordering van Huureeneend tot afgifte van de bescheiden toewijsbaar. Hoewel Intergroep gesteld heeft dat diverse bescheiden waarvan in dit geding afgifte wordt gevraagd reeds verstrekt zijn, is dat gezien de gemotiveerde betwisting, onvoldoende gebleken. De vordering van Huureeneend zal dan ook in zijn geheel worden toegewezen.
4.11 De gevorderde dwangsom is eveneens toewijsbaar, zij het dat aan de te verbeuren dwangsommen een maximum verbonden zal worden. Nu uit de verklaring van Intergroep ter zitting blijkt dat men de bescheiden van Huureeneend naar het archief heeft gebracht, wordt de hierna te vermelden termijn voor nakoming redelijk geacht.
4.12 Door Intergroep is in haar verweerschrift een tegenvordering, strekkende tot betaling van de openstaande eindnota. Het is voor Intergroep echter niet mogelijk zonder tussenkomst van een advocaat een tegenvordering in deze procedure in te stellen. Los daarvan blijkt uit hetgeen hiervoor is overwogen al dat het bestaan en de omvang van de gestelde vordering van Intergroep in dit kort geding onvoldoende aannemelijk geworden zijn.
4.13 Huureeneend heeft voorts nog betaling gevorderd van incassokosten ad euro 1.750,--. Voor deze geldvordering geldt in kort geding dat een afzonderlijk spoedeisend belang moet worden gesteld. Nu Huureeneend dit heeft nagelaten, kan deze vordering om die reden niet worden toegewezen.
4.14 Intergroep zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Huureeneend zal in beginsel worden veroordeeld in de kosten van dit geding voorzover aan de zijde van Gedaagde sub 2 gemaakt. Nu Intergroep en Gedaagde sub 2 evenwel gezamenlijk zijn opgetreden ter zitting, is voor Gedaagde sub 2 niet afzonderlijk griffierecht in rekening gebracht. De door hem gemaakte verschotten zullen derhalve worden begroot op nihil. Aangezien Gedaagde sub 2 in persoon is verschenen heeft hij evenmin advocaatkosten gemaakt.
- verklaart Huureeneend niet ontvankelijk in haar vorderingen voorzover ingesteld tegen Gedaagde sub 2;
- veroordeelt Huureeneend in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Gedaagde sub 2 begroot op nihil aan verschotten en aan salaris advocaat;
- veroordeelt Intergroep tot afgifte van de navolgende bescheiden en/of stukken die zij van Huureeneend onder zich houdt binnen drie dagen na betekening van dit vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van euro 500,-- per dag dat zij na ommekomst van genoemde termijn hiermee in gebreke zal blijven, met een maximum aan de te verbeuren dwangsommen van euro 7.500,--, ziende deze veroordeling op afgifte van:
* de volledige administratie (aankoopfacturen/bonnetjes/declaratieformulieren/ verkoopfacturen en bankafschriften) van de VOF Huureeneend.nl (die eigendom is van Eiser sub 2 en Eiser sub 1) over de periode 1 oktober 2006 (oprichtingsdatum) t/m 31 maart 2009;
* (bewijs van) jaaraangifte IB van zowel Eiser sub 1 als Eiser sub 2 over de jaren 2006, 2007 en 2008 (voorzover gedaan);
* (bewijs van) aangiftes OB van kwartaal 4 2006 t/m kwartaal 1 2009;
* kwartaalrapportages van kwartaal 4 2006 t/m kwartaal 1 2009;
* financiële jaarverslagen 2006, 2007 en 2008;
* uitdraai grootboek 2006, 2007, 2008 en 1e kwartaal 2009;
* kolommenbalansen 2006, 2007, 2008 en 1e kwartaal 2009 (voorzover opgemaakt);
* openstaande posten lijsten debiteuren en crediteuren per ultimo boekjaar 2008 en per ultimo 1e kwartaal 2009;
* activa staten 2006, 2007, 2008 en 2009.
* kopieën managementletters en fiscale adviesbrieven 2006 t/m heden;
* vaste stukken (kopieën van overeenkomsten, afspraken belastingdienst, etc.);
- veroordeelt Intergroep in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Huureeneend begroot op euro 334,25 aan verschotten en op euro 816,- aan salaris advocaat;
- verklaart dit vonnis ten aanzien van de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
- weigert de meer of anders gevorderde voorziening.
Gewezen door mr. J. Blokland, voorzieningenrechter van de Rechtbank te Alkmaar en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 januari 2010 in tegenwoordigheid van C. Vis-van Zanden, griffier.
U kunt tegen dit vonnis in hoger beroep gaan bij het Gerechtshof te Amsterdam. U kunt dit hoger beroep instellen binnen vier weken na de dag van de uitspraak.
Het beroep moet namens u worden ingesteld door een advocaat. Als u in aanmerking wilt komen voor door de overheid (gedeeltelijk) gefinancierde rechtsbijstand, dan kan uw advocaat daartoe namens u een verzoek indienen bij de Raad voor de Rechtsbijstand.
Bij dit verzoek moet een 'verklaring omtrent inkomen en vermogen' worden overgelegd. Zo'n verklaring kunt u verkrijgen bij de afdeling Burgerzaken van het gemeentehuis of bij de sociale dienst in uw gemeente. In plaats van een door de aanvrager van rechtsbijstand over te leggen verklaring van de burgemeester over zijn inkomen en vermogen kan er nu worden volstaan met het opgeven van het sofinummer, op basis waarvan de Raad informatie inwint bij de belastingdienst. In civiele zaken waarin zonder advocaat wordt geprocedeerd geldt dat aan de griffie in plaats van een verklaring van de burgemeester een verklaring van de raad (opgesteld op basis van de door de belastingdienst verstrekte gegevens) wordt overgelegd. Afhankelijk van die draagkracht wordt een zogenaamde toevoeging verstrekt onder oplegging van een eigen bijdrage. Die bijdrage is afhankelijk van de hoogte van de draagkracht.
Als het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, dan geldt het vonnis al wel, zolang op het (eventuele) beroep niet is beslist.
KG nummer: 115518/KG ZA 09-458 blz. 8