RECHTBANK ALKMAAR
Sector Kanton
Zaaknr/repnr.: 320418 \ OA VERZ 10-29 (H.K.)
Uitspraakdatum: 15 maart 2010
Beschikking in de zaak van:
[naam], wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder ook te noemen: [werknemer]
gemachtigde: mw.mr. M.J. Dekker, advocaat Alkmaar
de besloten vennootschap [naam], gevestigd en kantoorhoudende te Dirkshorn, gemeente Harenkarspel, aan de [adres]
verwerende partij
verder ook te noemen: [werkgever]
gemachtigde: mw.mr. L.N. Hermes, advocaat te Alkmaar.
[werknemer] heeft op 18 januari 2010 een verzoekschrift ingediend.
Daar heeft [werkgever] bij verweerschrift op gereageerd.
De mondelinge behandeling heeft in deze plaatsgevonden op 1 maart 2010, alwaar zijn verschenen [werknemer] in persoon, en [werkgever] bij [......], respectievelijk personeelsfunctionaris en accountant; partijen werden bijgestaan door hun gemachtigden.
Ter zitting hebben partijen hun verzoek- respectievelijk verweerschrift nader toegelicht aan de hand van pleitnotities en producties.
De inhoud van deze processtukken geldt als hier ingelast.
Vervolgens is heden uitspraak bepaald.
2.1[werknemer], geboren op [datum], is vanaf 25 september 2003 krachtens arbeids-overeenkomst voor onbepaalde tijd bij [werkgever] werkzaam.
De functie van [werknemer] is chauffeur/medewerker tegen een actueel salaris van € 2.100,-- bruto per maand, exclusief vakantietoeslag.
2.2Sedert 11 juni 2009 heeft [werknemer] als gevolg van ziekte geen werkzaamheden meer voor [werkgever] verricht. Tot op heden is [werknemer] volledig arbeidsongeschikt.
2.3Bij beschikking van 17 november 2009 (onder Rep.nr. 310830 / 09-271) heeft een ambtgenootkantonrechter te Alkmaar de arbeidsovereenkomst tussen partijen op verzoek van [werkgever] ontbonden met ingang van 1 december 2009 wegens gewichtige redenen, bestaande uit veranderingen in de omstandigheden. Hierbij is aan [werknemer] ten laste van [werkgever] een ontbindingsvergoeding toegekend van € 20.000,-- bruto.
[werkgever] heeft haar ontbindingsverzoek op 26 november 2009 ingetrokken, zodat de arbeidsovereenkomst thans nog bestaat.
2.4Na voormelde intrekking is een mediationtraject gestart; op 7 januari 2010 heeft het eerste mediationgesprek tussen partijen plaatsgevonden.
2.5Op 17 december 2009 heeft [werkgever] een ontslagaanvraag voor [werknemer] ingediend bij UWV WERKbedrijf wegens economische omstandigheden. Dit verzoek heeft [werkgever] nadien ingetrokken.
2.6Op 12 januari 2010 heeft [de] [werkgever] aangifte bij de politie gedaan tegen [werknemer] wegens bedreiging, welke bedreiging zou hebben plaatsgevonden tijdens het eerste mediationgesprek op 7 januari 2010.
3.1[werknemer] verzoekt de arbeidsovereenkomst met [werkgever] te ontbinden tegen de vroegst mogelijke datum wegens gewichtige redenen, bestaande uit veranderingen in de omstandigheden, kosten rechtens, onder toekenning van een vergoeding aan [werknemer] van € 45.000,-- bruto, althans van minimaal € 20.000,-- bruto.
Aan dit verzoek legt [werknemer] -zakelijk samengevat- het volgende ten grondslag.
Op 23 november 2009 heeft [werknemer] een brief van [werkgever] ontvangen, waarin zij meedeelt, dat zij haar ontbindingsverzoek in zal trekken en dat [werknemer] een uitnodiging zal ontvangen voor een mediationgesprek. Doel van het mediationgesprek is volgens [werkgever], dat [werknemer] in de gelegenheid wordt gesteld zijn werkzaamheden te hervatten. [werknemer] was op dat moment echter nog volledig arbeidsongeschikt en was niet in staat tot werken. Dit gold volgens de bedrijfsarts ook voor aangepast werk. De gezondheidssituatie van [werknemer] was op dat moment door toedoen van [werkgever] alleen maar verslechterd vanwege de ongefundeerde beschuldiging van fraude en de intrekking van het ontbindingsverzoek.
Nadien zijn er nog vele brieven en e-mailberichten gezonden aan [werknemer] en/of zijn gemachtigde, alle gericht op de mediation en/of werkhervatting, waarbij [werkgever] erop stond dat zij rechtstreeks met [werknemer] in contact wilde treden zonder tussenkomst van de gemachtigde van [werknemer].
Intussen had [werkgever], zonder mededeling aan [werknemer], een ontslagverzoek bij het UWV ingediend en vervolgens, als klap op de vuurpijl, aangifte bij de politie gedaan tegen [werknemer] wegens bedreiging. Van bedreiging is in het geheel geen sprake geweest.
Door de handelwijze van [werkgever] kan [werknemer] thans niet anders dan zelf een ontbindings-verzoek indienen wegens een ernstig verstoorde verhouding, welke verstoring geheel is te wijten aan [werkgever].
[werknemer] betwist dat hij niet (tijdig) zou hebben willen meewerken aan zijn re-integratie. Pas op 11 januari 2010 ontving hij van [werkgever] een zeer summier plan van aanpak, welk plan [werknemer] op 23 januari 2010 aan [werkgever] heeft teruggestuurd. Omdat [werknemer] zich hierin niet kon vinden, heeft hij het alleen voor gezien getekend en niet voor akkoord.
Ook betwist [werknemer] dat het financieel slecht zou gaan met [werkgever] of de holding. Dit is in het geheel niet aangetoond met betrouwbare cijfers.
3.2Het verweer van [werkgever] strekt tot afwijzing van het verzoek, kosten rechtens.
Hiertoe voert [werkgever] -zakelijk samengevat- het volgende aan.
Het is [werknemer] geweest die de arbeidsrelatie heeft verstoord. Na intrekking van haar ontbindingsverzoek heeft [werkgever] er alles aan gedaan om tot een re-integratie te komen. Daartoe behoorde ook mediation. [werknemer] reageerde echter in het geheel niet op verzoeken van [werkgever] om een mediator in te schakelen. Bovendien kwam [werknemer] gemaakte afspraken bij de mediator niet na. [werknemer] heeft vervolgens het traject stopgezet.
In een periode van bijna 7 maanden heeft [werknemer] alle uitnodigingen om de re-integratie te bespreken afgewezen. Hij hulde zich in stilzwijgen. [werkgever] is dan ook van mening dat [werknemer] zich niet als goed werknemer heeft gedragen en dat [werkgever] – ondanks dat zij hiertoe bereid was – geen reële kans heeft gekregen om [werknemer] te laten re-integreren.
Bovendien heeft [werknemer] tijdens het eerste mediationgesprek medewerkers van [werkgever] bedreigd. Hiervan is aangifte gedaan bij de politie. Om al deze redenen is [werkgever] van mening dat bij een ontbinding van de arbeidsovereenkomst aan [werknemer] geen vergoeding behoort te worden toegekend.
[werkgever] betwist dat zij [werknemer] niet op de hoogte zou hebben gebracht van het verzoek aan UWV om de arbeidsovereenkomst te mogen opzeggen wegens economische redenen.
Mocht de kantonrechter toch een vergoeding toekennen aan [werknemer], dan verzoekt [werkgever] rekening te houden met de omstandigheid dat het economisch bijzonder slecht gaat met het bedrijf. Zij verwijst hiervoor naar de overgelegde stukken en naar de door de accountant op de terechtzitting gegeven toelichting.
4.1Blijkens het over en weer betoogde is niet in geschil, dat de verstandhouding tussen partijen thans duurzaam is verstoord geraakt, zodat een vruchtbare en zinvolle voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet (meer) mogelijk is. Dit leidt er toe dat de arbeidsovereen-komst op grond van veranderingen in de omstandigheden per 1 april 2010 dient te worden ontbonden.
4.2Als uitgangspunt heeft te gelden hetgeen in de beschikking van de ambtgenoot-kantonrechter d.d. 17 november 2009 is overwogen en beslist, behoudens nieuwe feiten en/of omstandigheden, waarover het volgende wordt overwogen.
4.3In de beschikking van 17 november 2009 is reeds overwogen dat partijen geen vertrouwen meer in elkaar hebben en elk perspectief op normalisatie van de arbeidsverhouding is uitgesloten, waarbij de ambtgenootkantonrechter heeft overwogen dat de verstoring van de arbeidsrelatie volledig aan [werkgever] is te wijten.
4.4 Gelet op de ziekte van werknemer en de hele voorgeschiedenis, waaronder ook voormelde eerdere procedure bij de kantonrechter te Alkmaar, mag uit oogpunt van zorgvuldigheid van een werkgever worden verwacht dat zij bij het re-integratieproces van een zieke werknemer de nodige voorzichtigheid betracht.
Partijen hebben na de eerdere ontbindingsprocedure allebei een stap gezet tot mediation, maar uit de stukken is gebleken dat [werkgever] daarnaast [werknemer] en zijn gemachtigde stelselmatig is blijven lastig vallen met brieven en e-mailberichten en daarmee druk op [werknemer] heeft uitgeoefend om op zo’n kort mogelijke termijn weer aan het werk te gaan, dan wel nog vóór de mediationgesprekken een gesprek onder vier ogen aan te gaan met [werkgever].
Daarmee is [werkgever] naar het oordeel van de kantonrechter volstrekt voorbijgegaan aan de ontstane situatie, waarin [werknemer] mede door het optreden van [werkgever] is terechtgekomen.
Dat [werknemer] zijn re-integratieverplichtingen niet is nagekomen, is gelet op het vorenoverwogene niet aannemelijk geworden. Dat hij personeel van [werkgever] zou hebben bedreigd, is evenmin aannemelijk gemaakt; de politieaangifte heeft niet tot een vervolging geleid.
4.5Het voorgaande rechtvaardigt een hogere ontbindingsvergoeding ten gunste van [werknemer] dan de eerder door de kantonrechter vastgestelde vergoeding.
4.6Dat het plan van aanpak, in het kader van de re-integratie, te laat door [werknemer] zou zijn ondertekend en teruggestuurd, zoals door [werkgever] aangevoerd, is een omstandigheid die de kantonrechter verder buiten beschouwing laat, nu deze omstandigheid – voor zover al juist – niet in verhouding staat tot het ernstige verwijt dat [werkgever] wordt gemaakt.
4.7In dit verband wordt nog overwogen, dat het habenichts-verweer van [werkgever] onvoldoende is onderbouwd om dit van invloed te laten zijn op de toe te kennen vergoeding. Zo ontbreken jaarstukken van de onderneming van [werkgever] en van de moedervennootschap. Daardoor heeft [werkgever] onvoldoende inzichtelijk gemaakt dat haar bedrijfsvoering door het opleggen van na melden ontbindingsvergoeding in gevaar komt.
Dat de resultaten van de onderneming over 2009 slecht zijn, zoals door [werkgever] gesteld, en dat er voor ander personeel ontslagaanvragen zijn ingediend of deeltijd-WW is aangevraagd, maakt dit niet anders.
4.8Met het oog op voornoemde en alle (overige) omstandigheden van het geval, waaronder gemelde duur van de arbeidsovereenkomst, de leeftijd en het salaris van [werknemer], zijn perspectieven op de arbeidsmarkt en zijn huidige arbeidsongeschiktheid, komt de kantonrechter een ontbindingsvergoeding van € 27.500,-- bruto ten laste van [werkgever] billijk voor. Bij de hoogte van deze vergoeding is buiten beschouwing gelaten, dat [werknemer] mogelijk nog loonaanspraken op [werkgever] heeft.
4.9Op de voet van artikel 7:685 lid 9 en 10 BW worden partijen van de voorgenomen beslissing in kennis gesteld en is [werknemer] bevoegd het verzoek binnen hierna te noemen termijn in te trekken.
4.10[werkgever] zal als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. Ingeval [werknemer] evenwel zijn verzoek intrekt, zal hij de proceskosten van [werkgever] dienen te dragen.
Bepaalt dat de termijn, waarbinnen [werknemer] zijn verzoek zal kunnen intrekken [i.c. door middel van een schriftelijke mededeling (eventueel bij faxbericht) aan de griffier en in afschrift aan de (gemachtigde van de) wederpartij], zal lopen tot en met 31 maart 2010.
Voor het geval [werknemer] zijn verzoek niet binnen die termijn zal hebben ingetrokken:
Ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 april 2010.
Kent aan [werknemer] ten laste van [werkgever] een vergoeding toe van € 27.500,-- bruto.
Veroordeelt [werkgever] in de proceskosten, die aan de zijde van [werknemer] worden vastgesteld op € 400,-- voor salaris gemachtigde, waarover [werkgever] geen btw verschuldigd is.
Wijst het meer of anders verzochte af.
Voor het geval [werknemer] zijn verzoek binnen die termijn zal hebben ingetrokken:
Veroordeelt [werknemer] in de proceskosten, die aan de zijde van [werkgever] worden vastgesteld op € 400,-- voor salaris gemachtigde, waarover [werknemer] geen btw verschuldigd is.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.H. Gisolf, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 15 maart 2010 in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter