ECLI:NL:RBALK:2010:BM1202

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
15 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
118273 / KG ZA 10-93
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot doorhaling van hypotheekakte en betaling van lening door eisers

In deze zaak, behandeld door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Alkmaar op 15 april 2010, hebben eisers, een echtpaar wonende te Schagen, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, de (schoon)vader van eisers. De eisers vorderen dat gedaagde meewerkt aan de doorhaling van een hypotheekakte, die hen belemmert in het verkrijgen van een extra hypothecaire lening voor verbouwingswerkzaamheden aan hun woning. De hypotheekakte is in 2002 gevestigd ten behoeve van gedaagde en een derde partij, [naam]. Gedaagde heeft de overeenkomst van geldlening in 2006 opgezegd en eisers verzocht om terugbetaling binnen 30 dagen, maar eisers hebben hieraan geen gehoor gegeven.

Tijdens de zitting op 6 april 2010 hebben eisers hun vordering toegelicht, waarbij zij benadrukken dat zij een spoedeisend belang hebben bij de doorhaling van de hypotheekakte. Gedaagde heeft verweer gevoerd en stelt dat hij bereid is om mee te werken aan de doorhaling, mits eisers de helft van de hoofdsom van de lening, vermeerderd met schadevergoeding wegens onrechtmatige daad, betalen. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de hoogte van het door eisers aan gedaagde te betalen bedrag in geschil is, maar dat eisers reeds hebben erkend dat zij de helft van de hoofdsom verschuldigd zijn.

De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk geoordeeld dat gedaagde verplicht is om mee te werken aan de doorhaling van de hypotheekakte, onder de voorwaarde dat eisers aan hem een bedrag van € 84.223,70 betalen, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens is bepaald dat indien gedaagde niet binnen de gestelde termijn zijn medewerking verleent, dit vonnis in de plaats treedt van die medewerking. Gedaagde is veroordeeld in de kosten van het geding, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK TE ALKMAAR
Sector civiel recht
FV/AS
KG nummer:118273/KG ZA 10-93
datum: 15 april 2010
Vonnis van de voorzieningenrechter, rechtdoende in kort geding
in de zaak van:
1. [eiser sub 1],
2. [eiseres sub 2],
beiden wonende te Schagen,
EISERS IN KORT GEDING bij dagvaarding van 19 maart 2010,
advocaat mr. J. de Haan te Alkmaar,
tegen:
[gedaagde],
vermoedelijk verblijvende te Sint Maartenszee, gemeente Zijpe, doch officieel zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
GEDAAGDE IN KORT GEDING,
advocaat mr. M.M. Kroone te Alkmaar.
1. HET VERLOOP VAN HET GEDING
Ter terechtzitting van 6 april 2010 heeft eisers gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding.
Gedaagde heeft de vordering bestreden.
Na verder debat hebben partijen de stukken, waaronder van de zijde van eisers de originele dagvaarding en van beide zijden pleitnotities, overgelegd en vonnis gevraagd.
De inhoud van alle stukken wordt als hier ingelast beschouwd.
2. DE UITGANGSPUNTEN
2.1 Gedaagde is de (schoon)vader van eisers.
2.2 Eisers hebben bij overeenkomst van geldlening in maart 2002 van gedaagde en
[naam] een bedrag van [euro] 115.344,49 geleend. Bij akte van 5 maart 2002 (hierna: de hypotheekakte) is ten behoeve van gedaagde en [naam] een recht van hypotheek gevestigd op de woning van eisers te Schagen.
2.3 In 2006 heeft eiseres sub 2 gelden ontvreemd uit de kluis van de onderneming van gedaagde.
2.4 Bij brief van 7 november 2006 heeft gedaagde de onder 2.2. genoemde overeenkomst van geldlening met eisers opgezegd en heeft hij om terugbetaling binnen 30 dagen verzocht.
2.5 Eisers zijn voornemens om verbouwingswerkzaamheden in hun woning te laten verrichten. Zij wensen hiervoor een extra hypothecaire lening te verkrijgen, maar de hypotheekakte en de daaraan verbonden geldlening staan daaraan in de weg.
2.6 Tussen partijen is een geschil ontstaan, onder meer over de doorhaling van de hypotheekakte. [naam] is bereid haar medewerking te verlenen aan die doorhaling.
3. DE VORDERING EN DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
3.1 Eisers vorderen, verkort weergegeven, veroordeling van gedaagde om binnen twee weken na betekening van dit vonnis mee te werken aan doorhaling van de hypotheekakte, met de bepaling dat eisers aan gedaagde een bedrag van
[euro] 57.672,20 verschuldigd zijn, te vermeerderen met een bedrag van 4 % rente per jaar vanaf de datum van de dagvaarding tot de datum van doorhaling, alsmede met de bepaling dat dit vonnis in de plaats treedt van de medewerking van gedaagde indien hij niet binnen twee weken zijn medewerking verleent en met veroordeling van gedaagde in de kosten van het geding.
3.2 Eisers leggen, samengevat, het volgende aan hun vordering ten grondslag. Gedaagde is de (schoon)vader van eisers. Eisers zijn genoodzaakt om hun woning te verbouwen, in verband met de geboorte van hun derde kind. Zonder een extra hypothecaire lening beschikken zij echter niet over voldoende financiële middelen hiervoor. Voor het verkrijgen van die lening is het nodig dat gedaagde en [naam] meewerken aan doorhaling van de hypotheekakte en aflossing van de lening. [naam] is bereid om haar medewerking te verlenen, maar gedaagde niet. Bovendien willen eisers af van de hypothecaire lening van gedaagde, zodat zij hem niets meer verschuldigd zijn. Eisers hebben een spoedeisend belang bij hun vordering, nu de kwestie met gedaagde emotioneel belastend is voor hen en zij op korte termijn met de bank willen praten over een nieuwe hypotheekverstrekking, aldus eisers.
3.3 Gedaagde heeft verweer gevoerd op gronden die, voor zover voor de beslissing van belang, hierna aan de orde komen.
4. DE GRONDEN VAN DE BESLISSING
4.1 Gedaagde voert als verweer aan dat hij wel bereid is om zijn medewerking te verlenen aan het royement van de hypotheekakte, maar dat eisers dan wel aan hem dienen te betalen de helft van de hoofdsom van de lening, vermeerderd met wettelijke rente en vermeerderd met de vergoeding van de schade die hij heeft geleden als gevolg van de diefstallen door eiseres sub 2 van gelden uit zijn kantoor. Het betoog van gedaagde komt erop neer dat eisers aan hem een bedrag van
[euro] 89.754,34 verschuldigd zijn.
4.2 De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Uit het verweer van gedaagde volgt dat tussen partijen enkel nog de hoogte van het door eisers aan gedaagde te betalen bedrag in geschil is. In de vordering van eisers ligt reeds besloten dat zij aan gedaagde de helft van de hoofdsom van de lening, zijnde een bedrag van
[euro] 57.672,20, dienen te betalen. Ter zitting is van de zijde van eisers verklaard dat zij bereid zijn om tevens de door gedaagde verlangde wettelijke rente over de helft van dat bedrag te betalen. Omdat gedaagde de overeenkomst van geldlening bij brief van 7 november 2006 heeft opgezegd en eisers daarbij een termijn van
30 dagen heeft gegund om het geld terug te betalen, moet worden aangenomen dat eisers vanaf 30 dagen na 7 november 2006 in verzuim zijn. Zij zijn op basis daarvan gehouden de wettelijke rente vanaf 7 december 2006 te voldoen. Gedaagde heeft berekend dat de wettelijke rente een bedrag van [euro]11.088,50 bedraagt, hetgeen eisers niet hebben bestreden.
4.3 Gedaagde heeft voorts aangevoerd dat eiseres sub 2 een bedrag van in totaal
[euro] 21.940,- heeft ontvreemd en dat zij daarvan nog een bedrag van [euro] 4.590,- aan hem dient terug te betalen. Gedaagde wijst ter onderbouwing van zijn vordering naar de afstandsverklaring van 31 augustus 2006. Aan de rechterzijde van deze verklaring is een handgeschreven optelling zichtbaar. Onderaan die optelling staat de tekst "ontbreekt 4590,='.
Van de zijde van eisers is betoogd dat eiseres sub 2 een bedrag van in totaal
[euro] 17.350,- uit de kluis heeft ontvreemd en dat zij dit aan gedaagde heeft teruggegeven. Eisers betwisten niet dat eiseres sub 2 de afstandverklaring heeft ondertekend, maar betogen dat op het exemplaar dat zij heeft getekend niet voormelde optelling was opgenomen. Verder is van de zijde van eisers verklaard dat eiseres sub 2 met twee medewerkers van Hoffmann Bedrijfsrecherche naar haar huis is gereden, dat zij daar het geld aan hen heeft overhandigd en dat zij vervolgens de afstandverklaring heeft getekend. Eisers stellen dat de optelling later aan de verklaring is toegevoegd. Gedaagde heeft ter zitting verklaard dat twee medewerkers van Hoffmann Bedrijfsrecherche het geld bij eiseres sub 2 hebben opgehaald, dat zij daarna naar hem zijn toegegaan buiten aanwezigheid van eiseres sub 2, dat hij vervolgens het geld heeft nageteld en dat hij daarna die optelling op de verklaring heeft geschreven. De voorzieningenrechter overweegt dat in het licht van het voorgaande niet valt uit te sluiten dat de optelling eerst aan de afstandsverklaring is toegevoegd, nadat eiseres sub 2 die verklaring heeft ondertekend. Op grond hiervan is thans niet komen vast te staan dat gedaagde nog een bedrag van [euro] 4.590,- van eisers te vorderen heeft.
4.4 Verder betoogt gedaagde dat hij kosten heeft moeten maken om vast te stellen wie de gelden uit de kluis heeft ontvreemd. Hij heeft daarvoor Hoffmann Bedrijfsrecherche ingeschakeld. Hij is voor de werkzaamheden van dat bureau een bedrag van [euro] 13.005,09 verschuldigd. Omdat die kosten een direct gevolg van de handelwijze van eiseres sub 2 zijn, is dit een schadepost die voor haar rekening komt. Bovendien is het recht van hypotheek gevestigd voor alles wat gedaagde uit welke hoofde dan ook van eisers te vorderen heeft, aldus gedaagde.
De voorzieningenrechter overweegt dat op bladzijden 1 en 2 van de hypotheekakte is opgenomen dat het recht van hypotheek strekt tot zekerheid voor de betaling van al hetgeen gedaagde op eisers te vorderen heeft of mocht hebben, uit welke hoofde dan ook. Daar komt bij dat gedaagde voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij genoodzaakt was die kosten te maken ten einde te achterhalen wie de gelden uit de kluis had ontvreemd. Aldus houden deze kosten verband met de onrechtmatige handelwijze van eiseres sub 2, hetgeen mee brengt dat zij deze kosten aan gedaagde dient te vergoeden. Gedaagde betoogt dat eisers tevens gehouden zijn de wettelijke rente over dat bedrag te betalen en wel vanaf 1 januari 2007. De voorzieningenrechter overweegt dat die wettelijke rente inderdaad kan worden meegenomen bij de bepaling van het bedrag dat eisers aan gedaagde verschuldigd zijn, nu de kosten voortvloeien uit de onrechtmatige daad van eiseres sub 2 en dat in verband daarmee voor het intreden van verzuim geen ingebrekestelling is vereist.
4.5 Al hetgeen hiervoor werd overwogen leidt tot na te melden beslissing.
4.6 De voorzieningenrechter ziet daarbij aanleiding om eisers te veroordelen in de kosten van het geding. Immers heeft gedaagde de overeenkomst van geldlening reeds bij brief van 7 november 2006 opgezegd en heeft hij eisers verzocht om binnen 30 dagen te betalen. Eisers hebben aan dit verzoek geen gehoor gegeven maar besluiten ruim 3 jaar later om gedaagde in rechte te betrekken ten einde doorhaling van de hypotheekakte te bewerkstelligen, terwijl zij nog altijd niets aan gedaagde hebben terugbetaald.
5. DE BESLISSING
De voorzieningenrechter:
- veroordeelt gedaagde om uiterlijk binnen twee weken na betekening van dit vonnis zijn medewerking te verlenen aan doorhaling van de onderhavige hypotheekakte met de hoofdsom van [euro] 115.344,39 in de openbare hypotheekregisters door middel van een daartoe door eisers aan te wijzen notaris of diens plaatsvervanger bij ontstentenis, onder de bepaling dat eisers aan gedaagde verschuldigd zijn een bedrag van [euro] 84.223,70, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding, zijnde 19 maart 2010 tot de datum van doorhaling, door eisers te voldoen op de beheerrekening van deze door hen aan te wijzen notaris;
- bepaalt dat indien gedaagde niet binnen genoemde termijn zijn medewerking aan de doorhaling verleent terwijl eisers wel aan hun betalingsverplichting hebben voldaan, dit vonnis in de plaats treedt van die medewerking op grond van het bepaalde in artikel 3:300 lid 2 BW;
- veroordeelt eisers in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van gedaagde begroot op [euro] 263,- aan verschotten en op [euro] 816,- aan salaris advocaat;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- weigert de meer of anders gevorderde voorziening.
Gewezen door mr. A.H. Schotman, voorzieningenrechter van de Rechtbank te Alkmaar en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 april 2010 in tegenwoordigheid van mr. F. Vermeij, griffier.