ECLI:NL:RBALK:2010:BM3530
Rechtbank Alkmaar
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewijslevering en privacybescherming in civiele procedure
In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Alkmaar op 24 maart 2010, stond de bewijslevering centraal. De gedaagde, een persoon die in deze zaak als partij optrad, wilde een ex-werknemer van de eisende partij, Martin Schilder, oproepen als getuige. Dit was om te bewijzen dat hij een factuur van € 322,32 contant had voldaan aan deze ex-werknemer. Echter, Martin Schilder weigerde de benodigde gegevens te verstrekken, met als argument privacybescherming. De kantonrechter oordeelde dat het beroep op privacy te algemeen was geformuleerd en dat Martin Schilder haar verplichtingen op grond van artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) niet was nagekomen. Hierdoor werd de gedaagde geacht in het bewijs te zijn geslaagd.
De kantonrechter verwees naar een eerder tussenvonnis van 25 november 2009, waarin de gedaagde de gelegenheid had gekregen om bewijs te leveren. De eisende partij had de verplichting om relevante gegevens te verstrekken, maar weigerde dit op basis van privacyoverwegingen. De kantonrechter benadrukte dat partijen alle voor de beslissing relevante feiten volledig en naar waarheid moeten aanvoeren, inclusief gegevens van getuigen. Het beroep op privacy werd niet als gewichtige reden beschouwd, wat leidde tot de conclusie dat de gedaagde recht had op het horen van de getuige.
Uiteindelijk oordeelde de kantonrechter dat de gedaagde in zijn bewijslevering was geslaagd en dat de eisende partij geen vordering meer had. De vordering van de eisende partij werd afgewezen en deze werd veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt het belang van waarheidsvinding in civiele procedures en de verplichtingen van partijen om relevante informatie te delen.