ECLI:NL:RBALK:2010:BM3530

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
24 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
.: 305696 \ CV EXPL 09-4050
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijslevering en privacybescherming in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Alkmaar op 24 maart 2010, stond de bewijslevering centraal. De gedaagde, een persoon die in deze zaak als partij optrad, wilde een ex-werknemer van de eisende partij, Martin Schilder, oproepen als getuige. Dit was om te bewijzen dat hij een factuur van € 322,32 contant had voldaan aan deze ex-werknemer. Echter, Martin Schilder weigerde de benodigde gegevens te verstrekken, met als argument privacybescherming. De kantonrechter oordeelde dat het beroep op privacy te algemeen was geformuleerd en dat Martin Schilder haar verplichtingen op grond van artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) niet was nagekomen. Hierdoor werd de gedaagde geacht in het bewijs te zijn geslaagd.

De kantonrechter verwees naar een eerder tussenvonnis van 25 november 2009, waarin de gedaagde de gelegenheid had gekregen om bewijs te leveren. De eisende partij had de verplichting om relevante gegevens te verstrekken, maar weigerde dit op basis van privacyoverwegingen. De kantonrechter benadrukte dat partijen alle voor de beslissing relevante feiten volledig en naar waarheid moeten aanvoeren, inclusief gegevens van getuigen. Het beroep op privacy werd niet als gewichtige reden beschouwd, wat leidde tot de conclusie dat de gedaagde recht had op het horen van de getuige.

Uiteindelijk oordeelde de kantonrechter dat de gedaagde in zijn bewijslevering was geslaagd en dat de eisende partij geen vordering meer had. De vordering van de eisende partij werd afgewezen en deze werd veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt het belang van waarheidsvinding in civiele procedures en de verplichtingen van partijen om relevante informatie te delen.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector Kanton
Locatie Alkmaar
Zaak/rolnr.: 305696 \ CV EXPL 09-4050 WG
Uitspraakdatum: 24 maart 2010
Vonnis in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [naam],
gevestigd te Alkmaar,
eisende partij,
verder ook te noemen: [eiser],
gemachtigde: L.C.J. Huting, gerechtsdeurwaarder te Alkmaar,
tegen
[naam],
wonende te Alkmaar,
gedaagde partij,
verder ook te noemen: [gedaagde],
in persoon procederende.
Het procesverloop
-De kantonrechter verwijst naar het op 25 november 2009 in deze zaak uitgesproken tussenvonnis.
-Naar aanleiding van dat tussenvonnis hebben beide partijen een akte genomen.
-De inhoud van de processtukken geldt als hier ingelast.
-Ten slotte is heden uitspraak bepaald.
De verdere beoordeling
1.Bij voormeld tussenvonnis d.d. 25 november 2009 is [gedaagde] in de gelegenheid gesteld te bewijzen dat hij de factuur van € 322,32 contant heeft voldaan aan [naam], een (toenmalige) medewerker bij [eiser]. Daarbij heeft de kantonrechter overwogen ervan uit te gaan dat [eiser] zo nodig de haar bekende gegevens van genoemde [naam] aan [gedaagde] ter beschikking zou stellen.
2.[gedaagde] heeft vervolgens meegedeeld dat hij als getuige wil laten horen de genoemde heer [naam]. [eiser] heeft echter geweigerd hem de benodigde gegevens te verstrekken teneinde [naam] als getuige te kunnen oproepen. [eiser] bevestigt dat zij die gegevens uit privacyoverwegingen niet aan [gedaagde] ter beschikking wil stellen.
3.De kantonrechter overweegt het volgende. Partijen dienen krachtens artikel 21 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) alle voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Daaronder zijn begrepen de gegevens van eventueel te horen getuigen, voor zover de andere partij daarover niet beschikt en hij die wel nodig heeft om, zoals hier, deze getuige op te roepen. Die verplichting geldt niet voor zover daar gewichtige redenen voor zijn. Het beroep op privacybescherming van [naam] is dermate algemeen geformuleerd, dat dit niet als gewichtige reden geldt. Het zou er immers toe leiden dat wederpartijen van ondernemingen in veel gevallen de mogelijkheid wordt ontnomen bewijs te leveren.
4.Nu [eiser] haar verplichting krachtens artikel 21 Rv niet is nagekomen, zal de kantonrechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht. De kern van het geschil is de vraag of [gedaagde] een contante betaling heeft gedaan aan de heer [naam], destijds werknemer bij [eiser]. Dat [eiser] deze betaling niet in haar boeken heeft teruggevonden, maakt niet dat die betaling niet plaatsgevonden kan hebben. [gedaagde] heeft er daarom een gerechtvaardigd belang bij [naam] als getuige te horen en hem zelf ten overstaan van de kantonrechter vragen te stellen. Nu [eiser] kennelijk de privacybelangen van haar (ex-)werknemers zwaarder vindt wegen dan het belang van waarheidsvinding, brengen de beginselen van behoorlijk procesorde mee dat [gedaagde] geacht wordt in het bewijs te zijn geslaagd. De kantonrechter zal er daarom van uit gaan dat de door [gedaagde] gestelde (en te bewijzen) contante betaling aan [eiser] in de persoon van [naam] inderdaad heeft plaatsgevonden. [eiser] heeft daarom niets meer van [gedaagde] te vorderen.
5.Het gevorderde wordt afgewezen en [eiser] dient als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten te worden veroordeeld.
De beslissing
De kantonrechter:
Wijst de vordering af.
Veroordeelt [eiser] in de proceskosten die tot heden voor [gedaagde] worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Gisolf, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 24 maart 2010 in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter