ECLI:NL:RBALK:2010:BM3550
Rechtbank Alkmaar
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Huurgeschil over de huurovereenkomst en aansprakelijkheid voor huurbetalingen
In deze zaak, die voor de Rechtbank Alkmaar is behandeld, gaat het om een huurgeschil tussen een verhuurder en een huurder over de vraag wie de huurder van een bedrijfspand is. De eiser, eigenaar van twee bedrijfspanden, heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die het pand in gebruik heeft gehad. De huurovereenkomst is oorspronkelijk gesloten tussen de eiser en de gedaagde, maar de gedaagde heeft zijn bedrijfsactiviteiten op enig moment ingebracht in een vennootschap, die vervolgens het pand is gaan gebruiken. De eiser heeft een huurachterstand geconstateerd en vordert betaling van de achterstallige huur van de gedaagde.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen sprake is van contractsoverneming in de zin van artikel 6:159 BW, omdat niet is gebleken dat de huurovereenkomst schriftelijk is overgedragen aan de vennootschap. Desondanks heeft de rechter geoordeeld dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat de eiser thans nog huurpenningen van de gedaagde vordert, aangezien de eiser de vennootschap als huurder is gaan beschouwen en nooit eerder heeft geprotesteerd tegen de rol van de gedaagde als huurder.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de eiser afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde. De uitspraak is gedaan op 7 april 2010 door mr. J.H. Gisolf, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken. De proceskosten zijn vastgesteld op € 1.750,00 voor het salaris van de gemachtigde van de gedaagde, zonder BTW.