ECLI:NL:RBALK:2010:BM6351

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
1 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.810270-09
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en poging tot verkrachting van bejaarde vrouwen met DNA-onderzoek als bewijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 1 juni 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting en poging tot verkrachting van meerdere bejaarde vrouwen. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak uitvoerig onderzocht, waarbij DNA-onderzoek een cruciale rol speelde. De hoofdzaak betreft de verkrachting van een 81-jarige vrouw op 4 augustus 2004, waarbij DNA-sporen op haar lichaam zijn veiliggesteld. Vijf jaar later werd een match gevonden met het DNA van de verdachte, die op 15 juli 2009 werd aangehouden. De verdachte ontkende de beschuldigingen en beweerde dat de seksuele handelingen op vrijwillige basis plaatsvonden.

Daarnaast zijn er twee andere feiten aan de verdachte ten laste gelegd, waaronder een poging tot verkrachting van een 81-jarige vrouw op 30 juli 2005 en een poging tot verkrachting van een 84-jarige vrouw op 10 februari 2008. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als gedetailleerd en consistent gekarakteriseerd, en heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, rekening houdend met de ernst van de feiten en de kwetsbaarheid van de slachtoffers.

De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen beoordeeld. De benadeelde partij van de 84-jarige vrouw is toegewezen in haar vordering tot schadevergoeding van € 1.900,00, terwijl de vordering van de benadeelde partij van de 12-jarige vrouw niet-ontvankelijk is verklaard, omdat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte ook dit feit had gepleegd. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om de schadevergoeding te betalen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummers : 14.810270-09; 14.810325-09 (ttz. gev.) P
Datum uitspraak : 1 juni 2010
TEGENSPRAAK
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[VERDACHTE],
geboren te [geboorteplaats en –datum],
wonend [adres en woonplaats],
thans gedetineerd in PI Midden Holland, HvB Haarlem.
1. Onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 mei
2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van
hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. J.Y. Kuit, advocaat te Hoorn en door de
verdachte naar voren is gebracht.
2. Tenlasteleggingen
Aan de verdachte is in de zaak met parketnummer 14.810270-09, hierna te noemen: de
hoofdzaak, ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 4 augustus 2004 te [plaatsnaam], gemeente Wester-Koggenland, (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] ([geboortedatum])(telkens) heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte
- (telkens) zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 1] gebracht en/of gedrongen en/of
- de vagina en/of de schaamstreek van die [slachtoffer 1] gelikt en/of
- de borsten en/of andere delen van het lichaam van die [slachtoffer 1] gekust en/of gelikt en/of betast
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- in de voor de nachtrust bestemde tijd en/of met een kap/(punt)muts over zijn, verdachtes, hoofd de woning van die [slachtoffer 1] is binnengegaan en/of
- die [slachtoffer 1] (onverhoeds) heeft overrompeld en/of die [slachtoffer 1] heeft vastgepakt en/of opgetild/opgepakt en/of
- die [slachtoffer 1] naar haar slaapkamer heeft gedragen en/of die [slachtoffer 1] op een/het bed heeft gelegd en/of
- de jurk en/of de bh van die [slachtoffer 1] omhoog heeft getrokken en/of de onderbroek van die [slachtoffer 1] heeft uitgetrokken, althans die [slachtoffer 1] (gedeeltelijk) heeft ontkleed en/of
- de armen van die [slachtoffer 1] heeft vastgepakt en vastgehouden en/of de benen van die [slachtoffer 1] uit elkaar heeft gedaan en/of
- (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
2.
primair
hij op of omstreeks 28juli 2005 in de gemeente Wognum ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2] ([geboortedatum]) te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2],
- de woning van die [slachtoffer 2] (gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, althans omstreeks 22.30 uur) en/of met een kap/(punt)muts over zijn. verdachtes. hoofd is binnengegaan en/of
- onverhoeds van achter het/een gordijn te voorschijn is gekomen en/of
- die [slachtoffer 2] heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of die [slachtoffer 2] op een/het bed heeft geduwd en/of
- (geheel of gedeeltelijk) op (het lichaam van) die [slachtoffer 2] is gaan liggen en/of
- (harhandig) aan het T-shirt van die [slachtoffer 2] heeft getrokken en/of
- (aldus) voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 28juli 2005 in de gemeente Wognum, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feiteljkhe(i)d(en) [slachtoffer 2] ([geboortedatum]) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit
het (gedeeltelijk) op (het lichaam van) die [slachtoffer 2] gaan liggen en/of blijven liggen en/of het met zijn, verdachtes, benen over de benen van die [slachtoffer 2] gaan/bewegen,en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) hierin, dat verdachte
- de woning van die [slachtoffer 2] (gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, althans omstreeks 22.30 uur) en/of met een kap/(punt)muts over zijn. verdachtes, hoofd is binnengegaan en/of
- onverhoeds van achter het/een gordijn te voorschijn is gekomen en/of
- die [slachtoffer 2] heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of die [slachtoffer 2] op een/het bed geduwd en/of
- (geheel of gedeeltelijk) op (het lichaam van) die [slachtoffer 2] is gaan liggen en/of
- die [slachtoffer 2], terwijl hij, verdachte op haar lag, stevig heeft vastgehouden en/of
- (harhandig) aan het T-shirt van die [slachtoffer 2] heeft getrokken en/of
- (aldus) voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
3.
primair
hij op of omstreeks 10 februari 2008 te [plaatsnaam], gemeente Drechterland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 3] ([geboortedatum]) te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 3],
- (gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd) de woning van die [slachtoffer 3] is binnengegaan en/of
- onverhoeds op het bed van die [slachtoffer 3] is gesprongen en/of
- naakt althans geheel of gedeeltelijk ontkleed op (het lichaam van) die (in bed liggende) [slachtoffer 3] is gaan liggen en/of die [slachtoffer 3] bij de polsen en/of de (onder)armen heeft vastgepakt en vastgehouden en/of
- die [slachtoffer 3] in haar arm(en) heeft geknepen en/of die [slachtoffer 3], zijn, verdachtes, penis heeft laten vastpakken/vasthouden en/of
- (aldus) voor die [slachtoffer 3] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 10 februari 2008 te [plaatsnaam], gemeente Drechterland. door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 3] ([geboortedatum]) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit:
- het naakt althans geheel of gedeeltelijk ontkleed door verdachte op (het lichaam van) die (in bed liggende) [slachtoffer 3] gaan liggen en/of blijven liggen en/of
- het die [slachtoffer 3] laten vastpakken en/of vasthouden van zijn, verdachtes, penis,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- (gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd) de woning van die [slachtoffer 3] is binnengegaan en/of
- onverhoeds op het bed van die [slachtoffer 3] is gesprongen en/of
- naakt althans geheel of gedeeltelijk ontkleed op (het lichaam van) die (in bed liggende) [slachtoffer 3] is gaan liggen en/of die [slachtoffer 3] bij de polsen en/of de (onder)armen heeft vastgepakt en vastgehouden en/of
- die [slachtoffer 3] in haar arm(en) heeft geknepen en/of die [slachtoffer 3], zijn, verdachtes, penis heeft laten vastpakken/vasthouden en/of
- aldus voor die [slachtoffer 3] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
Aan de verdachte is in de zaak met parketnummer 14.810325-09, hierna te noemen: de
gevoegde zaak, ten laste gelegd dat
primair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2003 tot en met 31januari 2004 te [plaatsnaam], gemeente Stede Broec, (telkens) door geweld of (een) andere feiteljkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 4] ([geboortedatum]), heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 4],
hebbende verdachte (telkens) die [slachtoffer 4] gedwongen te dulden dat verdachte zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 4] duwde en/of bracht en/of zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 4] duwde en/of bracht,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) enlof die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) hierin dat verdachte (die de stiefvader was van genoemde [slachtoffer 4]) de slaapkamer van die [slachtoffer 4] binnen is gegaan (terwijl zij sliep) en/of het lichaam van die [slachtoffer 4] heeft omgedraaid en/of verschoven en/of (onverhoeds) de benen van die [slachtoffer 4] uit elkaar heeft geduwd en/of getrokken en/of (onverhoeds) met zijn lichaam op (het lichaam van die) die [slachtoffer 4] is gaan liggen en/of
(aldus telkens) voor die [slachtoffer 4] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
subsidiair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2003 tot en met 31 januari 2004 te [plaatsnaam], gemeente Stede Broec, (telkens) met [slachtoffer 4] ([geboortedatum])die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 4] , hebbende verdachte (telkens) zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 4] geduwd en/of gebracht en/of zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 4] geduwd
en/of gebracht;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank
deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor
niet geschaad in zijn verdediging.
3. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot
kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging
en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
A. Inleiding
In de hoofdzaak
Feit 1
In de nacht van 4 augustus 2004 doet de 81-jarige mevrouw [slachtoffer 1] aangifte van
verkrachting. De politie stelt DNA-sporen aan haar lichaam veilig. Vijf jaar later wordt
een match gevonden. De verdachte wordt op 15 juli 2009 aangehouden. In de
daaropvolgende verhoren verklaart de verdachte dat hij in de bewuste nacht seks heeft
gehad met aangeefster, maar dat dat op vrijwillige basis gebeurde. Ook zou hij minder
seksuele handelingen hebben gepleegd dan aangeefster aangeeft in haar verklaring.
Feit 2
Op 30 juli 2005 doet de 81-jarige mevrouw [slachtoffer 2] aangifte van poging tot verkrachting.
Ze verklaart dat ze naar bed wilde gaan, toen er opeens een man in haar slaapkamer
stond. Hij was gekleed in een korte broek en had een muts op zijn hoofd. Hij drukte haar
op bed en ging op haar liggen. Ze heeft zich hevig verzet, waarna de man wegging.
Op 13 november 2009 verklaart de verdachte tegenover de politie nooit in de woning van
aangeefster te zijn geweest.
Feit 3
Op 11 februari 2008 doet de 84-jarige mevrouw [slachtoffer 3] aangifte. Ze verklaart dat ze de
nacht ervoor in bed lag, toen de deur openging en ze een naakte man zag. De man sprong
op haar bed en ging bovenop haar liggen. Hij hield haar armen vast, kneep haar in haar
armen en liet haar zijn penis vasthouden. Ze heeft zich hevig verweerd, waarna de man
wegging. Op 13 november 2009 verklaart de verdachte tegenover de politie nooit in de
woning van aangeefster te zijn geweest.
In de gevoegde zaak
Op 7 april 2009 meldt mevrouw [moeder slachtoffer 4] de politie dat onlangs is uitgekomen dat haar
dochter [slachtoffer 4] ongeveer 7 of 8 jaar geleden seksueel is misbruikt door de
verdachte, haar ex-echtgenoot en stiefvader van [slachtoffer 4] . Op 11 mei 2009 doet [slachtoffer 4]
aangifte. Aan het eind van dit verhoor verklaart ze de aangifte niet te willen doorzetten.
Op 27 augustus 2009 zet ze de aangifte door. Ze verklaart dat de verdachte meerdere
malen gemeenschap met haar heeft gehad en ontuchtige handelingen bij haar heeft
gepleegd. De verdachte ontkent ten stelligste dat hij seksuele handelingen heeft gepleegd
bij zijn stiefdochter.
B. Standpunt van de officier van justitie
De feiten in de hoofdzaak onder 1, 2 primair en 3 primair kunnen wettig en overtuigend
worden bewezen, evenals het primair ten laste gelegde in de gevoegde zaak.
C. Standpunt van de verdediging
Feit 1 in de hoofdzaak
Doordat aangeefster niet heeft tegengestribbeld en geen verzet heeft geboden, heeft bij
de verdachte het afschuwelijke misverstand kunnen ontstaan dat zij vrijwillig meewerkte
aan de seksuele handelingen. Als gevolg hiervan is het de vraag of de verdachte opzet
had op het aanwenden van geweld. Indien de rechtbank de stelling volgt dat daarover
twijfels bestaan, moet de verdachte van dit feit worden vrijgesproken.
Feit 2
Niet kan worden bewezen dat de verdachte op de bewuste avond is binnengedrongen in
de woning van aangeefster. Hij voldoet niet aan het door haar opgegeven signalement.
Daarnaast kan uit het dna-onderzoek geen betrouwbare conclusie worden getrokken. Het
gevonden dna-materiaal kan afkomstig zijn van de verdachte, maar ook van iemand
anders. Verzocht wordt de verdachte vrij te spreken van dit feit.
Feit 3
Aangeefster kan geen duidelijke beschrijving geven van het uiterlijk van haar belager.
Een politiehond heeft een “vers menselijk reukspoor” geroken. In verband met de
chronologie van de gebeurtenissen kan dit spoor niet zijn veroorzaakt door de verdachte.
Enig onderzoek naar het reukspoor is echter uitgebleven. De match van het dna van de
verdachte met een spoor op het balkon van aangeefster heeft slechts geleid tot het
aannemen van een waarschijnlijkheid, en dat is in juridische zin onvoldoende om dit feit
wettig en overtuigend bewezen te achten. Verzocht wordt de verdachte vrij te spreken
van dit feit.
Gevoegde zaak
De beschuldigingen komen uitsluiten van aangeefster en worden niet ondersteund door
verklaringen van anderen. Dit is volstrekt onvoldoende bewijs, zodat vrijspraak moet
volgen.
D. Beoordeling van de tenlastelegging door de rechtbank
Ten aanzien van de hoofdzaak, feit 1
In haar aangifte (p. 7) verklaart mevrouw [slachtoffer 1] als volgt.
Zij zat op 4 augustus 2004 om 00.30 uur voor het raam in haar aanleunwoning in
[plaatsnaam]. Ze is slechthorend en had haar ‘oortjes’ uitgedaan. Plotseling zag ze in het
raam dat er iemand achter haar stond. Ze stond op. De man pakte haar op en liep met
haar in zijn armen naar de slaapkamer. Hij legde haar neer op haar bed. Hij deed haar
jurk omhoog en trok haar onderbroek uit. De man begon haar schaamstreek en vagina te
likken. De man ging met zijn stijve penis in haar vagina en ging daarbij op en neer met
zijn onderlichaam. Op een gegeven moment hield de man op. Ze dacht dat hij klaar was,
maar dat bleek echter niet zo te zijn. Hij trok haar jurk verder omhoog en deed haar bh
omhoog. Hij zoende, likte en betastte haar borsten en de rest van haar lichaam. Daarna
ging hij wederom met zijn penis in haar vagina en met zijn onderlichaam heen en weer.
Aangeefster denkt dat de man toen is klaargekomen, want ze voelde een vloeistof uit
haar schede komen.
Nadat de man was klaargekomen, heeft ze hem gevraagd om naar huis te gaan. Ze zag
dat de man moeite had met de zwarte doek die hij over zijn gezicht en hoofd had. Omdat
ze zijn gezicht niet wilde zien, zei ze dat hij die doek goed moest doen.
Door de verbalisant gevraagd of aangeefster heeft tegengestribbeld of heeft geroepen,
antwoordt ze dat dat niet heeft gedaan omdat ze dat niet durfde. De man overrompelde
haar eigenlijk, ook doordat hij zo plotseling achter haar stond in haar woning en haar
vierkant oppakte. Aangeefster verklaart dat ze wil dat wordt uitgezocht wie haar heeft
verkracht.
In een latere verklaring (p. 11) vult aangeefster aan dat de man zijn gezicht had afgedekt
met een muts over zijn hoofd. Ook verklaart ze (p. 35) dat ze wist dat ze zich gedeisd
moest houden, om tegenwerking te voorkomen. Ze was bang dat hij haar keel zou
dichtknijpen.
Bij deskundigenbericht van 8 juli 2009 (p. 73 e.v.) deelt het NFI mee dat een, bij
aangeefster afgenomen, spermaspoor uit haar vulva een match oplevert met het dna van
de verdachte. De berekende frequentie van het dna-profiel is kleiner dan 1
op 1 miljard.
De verdachte heeft het volgende verklaard (p. 55 e.v.).
Hij was aan het vissen toen hij mevrouw in huis zag zitten. Ze zwaaiden naar elkaar. Hij
liep naar binnen en ze stond van schrik op: “Die schrok voor mij zo te zien d’r eigen wel
de tering hoor.” Ze vroeg wat hij wilde. Hij ging op het bed zitten en zei dat ze misschien
wel hetzelfde wilde wat hij wilde. Ze kwam naast hem zitten en ze gingen liggen. Hij
heeft haar bij de borsten gepakt, haar onderbroek uitgedaan en heeft haar gepenetreerd.
Hij heeft haar niet gelikt. Er is niets onder dwang gegaan.
Gevraagd naar zijn intentie toen hij de woning binnenstapte, antwoordt de verdachte dat
hij uitging van seks.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Voorop wordt gesteld dat uit de aangifte blijkt dat aangeefster niets heeft gezegd over,
laat staan dat ze heeft ingestemd met seks met de verdachte. Ze heeft ook geen non-verbale
signalen afgegeven die duidden op een dergelijke instemming.
De verdachte stelt zich op het standpunt dat aangeefster niet heeft tegengestribbeld en
niet heeft aangegeven dat ze geen seks met hem wilde. Daarmee hanteert de verdachte
een totaal verkeerd uitgangspunt: hij legt immers de verantwoordelijkheid voor het
voorkómen van door haar niet gewilde seksuele handelingen bij aangeefster.
De hele situatie spreekt de versie van verdachte van de gebeurtenissen tegen. Vroeg in de
nacht kwam de verdachte onaangekondigd en niet uitgenodigd de aanleunwoning van de
hem onbekende aangeefster binnen. Ze schrok hevig, hetgeen voor hem duidelijk
kenbaar was. De verdachte had daarna (zoals hij verklaarde op de terechtzitting) binnen
één à anderhalve minuut seks met deze 81-jarige vrouw. Het standpunt dat deze seks
vrijwillig van aard aan de zijde van aangeefster was, wordt door de rechtbank als
volstrekt onaannemelijk verworpen. De verklaringen van aangeefster worden door de
rechtbank gekenschetst als gedetailleerd, consistent en boven alle twijfel verheven. De
rechtbank volgt dan ook de aangifte in zijn geheel.
De rechtbank is, gelet op al het voorgaande, van oordeel dat wettig en overtuigend is
bewezen dat de verdachte mevrouw [slachtoffer 1] op 4 augustus 2004 heeft verkracht.
Ten aanzien van de hoofdzaak, feit 2
Aangeefster mevrouw [slachtoffer 2] heeft kort na de poging tot verkrachting tegenover de politie
verklaard (p. 12): “Doordat het licht in de slaapkamer brandde, kon ik het gezicht van de
man goed zien. Ik heb het gezicht van de man heel goed in mij opgenomen.” Ze
omschrijft de dader als een 20-23 jarige jongeman, met donkerblond haar en lichtblauwe
ogen. In een proces-verbaal over een vervaardigde compositietekening van de dader is
over de verklaring van het slachtoffer het volgende gerelateerd (blz. 18): “Zij bedoelde
hiermee dat zijn ogen helblauw waren en dat hij in werkelijkheid bijna witte
wenkbrauwen had. Dit waren volgens mevrouw [slachtoffer 2] geen zware wenkbrauwen.” In een
later afgelegde verklaring (blz. 23) zegt zij: “De man zei niets. We bleven elkaar
aankijken. Daarom weet ik zo goed dat hij mooie blauwe ogen had.”
Gebleken is dat de verdachte ten tijde van dit feit 39 jaar was. Uit de stukken valt verder
af te leiden dat hij donker haar had, donkere wenkbrauwen en bruine ogen. De rechtbank
heeft deze laatste drie aspecten ter terechtzitting ook zelf waargenomen.
In de buurt van de plaats van het delict zijn een shagpeuk en een wattenstaafje
aangetroffen. Ook ter zitting is niet duidelijk geworden waar deze zaken precies zijn
aangetroffen. Deze twee zaken zijn op dna onderzocht en vergeleken met het dna dat was
aangetroffen in een spermaspoor [ZAE312#5J van een eerder slachtoffer, mevrouw
[slachtoffer 1] (feit 1). Nadien is vastgesteld dat de kans dat het daarop aangetroffen dna van
een ander dan verdachte is, kleiner is dan 1 op één miljard. In het rapport van 21 april
2006 meldt het NFI als conclusie: “dat het spermaspoor /ZEA3J2#5J niet afkomstig is
van dezelfde persoon als het celmateriaal op de peuk en op het wattenstaafje.”
Enige maanden na het feit heeft de politie op 4 oktober 2005 het t-shirt in beslag
genomen dat het slachtoffer droeg ten tijde van de poging tot verkrachting. De voorzijde
van dit T-shirt is in vier secties ingedeeld en daarvan zijn bemonsteringen genomen,
respectievelijk genoemd #3, #4, #5 en #6. Deze zijn onderzocht op de aanwezigheid van
dna. In zijn rapport van 21 april 2006 komt het NFI naar aanleiding van dat onderzoek
tot de vaststelling dat in de vier bemonsteringen enkele zwak aanwezige dna-kenmerken
zijn waargenomen die niet van het slachtoffer afkomstig zijn. Dat leidt tot de volgende
conclusie: “Deze zwak aanwezige DNA-kenmerken kunnen wijzen op de aanwezigheid
van een geringe hoeveelheid celmateriaai van één of meerdere personen, waaronder ten
minste één man. Op basis van vergelijkend DNA-onderzoek met deze zwak aanwezige
DNA-kenmerken kunnen geen betrouwbare conclusies worden getrokken.”
Ten slotte zijn dezelfde vier sporen ook nog aan een zogenaamd Y-chromosomaal dna-
onderzoek onderworpen door het Forensisch Laboratorium voor DNA Onderzoek
(FLDO) te Leiden. Uit dat onderzoek bleek het volgende :
f#3 bevat 4 polymorfe Y-chromosoom DNA-kenmerken, afkomstig van één man.
#4 bevat 10 polymorfe Y-chromosoom DNA-kenmerken, afkomstig van ten minste drie
mannen.
#5 bevat 6 polymorfe Y-chromosoom DNA-kenmerken, afkomstig van één man.
#6 bevat 5 polymorfe Y-chromosoom DNA-kenmerken, afkomstig van één man.
Vergelijking met de volledige Y-chromosoom DNA-kenmerken van spermaspoor
[ZAE312#5 leverde op dat sporen #3 en #5 dezelfde DNA-kenmerken bevatten als die
van het spermaspoor. Van spoor #4 werd aangegeven dat de DNA-kenmerken van het
spermaspoor pasten binnen de in spoor #4 aangetroffen DNA-kenmerken. Van het
vierde spoor, #6, werd aangegeven dat dat niet overeenkwam.
Uit de toelichting op het verrichte onderzoek en de toelichting ter terechtzitting van dr.
J.H.A. Nagel van het NFI is gebleken dat de DNA-kenmerken op een Y-chromosoom in
principe onveranderd overerven van vader op zoon. Dat kan dus generaties lang
doorgaan. Zelfs als twee mannen tientallen generaties verschillen van elkaar, mogelijk
een andere achternaam hebben en ogenschijnlijk geen familie van elkaar zijn, is het nog
steeds mogelijk dat hun Y-chromosomale DNA-profielen identiek zijn. Bovendien, zo
valt in het rapport van het FLDO te lezen, is er ook nog een kans dat een man per toeval
hetzelfde Y-chromosomale DNA-profiel heeft als dat van de verdachte. Er zijn dus méér
mannen die dezelfde DNA-kenmerken op hun Y-chromosoom hebben als de verdachte.
Dit Y-chromosomaal onderzoek is dan ook vooral van waarde om uit te sluiten dat een
bepaalde man de donor van het onderzochte spoor is.
Nu er overigens geen bewijsmiddelen zijn die duiden op betrokkenheid van verdachte,
acht de rechtbank, onder de hierboven vermelde omstandigheden, niet wettig en
overtuigend bewezen dat de verdachte feit 2 in de hoofdzaak heeft gepleegd. Hij dient
daarom daarvan te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de hoofdzaak, feit 3
In haar aangifte heeft mevrouw [slachtoffer 3] het volgende verklaard (p. 18 e.v.).
Ze lag ongeveer tussen drie uur en half vier ‘s nachts op 10 februari 2008 wakker in bed
in haar woning, die deel uitmaakt van een verzorgingshuis, in [plaatsnaam]. Op een
gegeven moment zag ze een naakte man in de deuropening staan. Hij sprong op haar bed
en ging op haar liggen. Ze kwam op haar rug te liggen. Hij pakte haar beide onderarmen
en polsen beet, zodat ze geen kant op kon. Ze heeft zich ontzettend verweerd, maar hij
had haar klem. Ze heeft geprobeerd los te komen, maar ze kon niets met haar handen
doen. Ze heeft diverse keren: “Help” geroepen. Haar linkerhand had zijn geslachtsdeel
vast. Daar heeft ze hard in geknepen. De man zei: “Je houdt je stil en je gaat niet gillen.
Je blijft liggen.” Daarna verliet de man haar huis. Ze zag hem terwijl hij op het platje zijn
kleren aantrok. Hij stapte over het hekje en liep weg.
Dat hekje is bemonsterd. Van het (cel)materiaal van twee van de drie bemonsteringen
zijn voor vergelijking geschikte dna-sporen aangetroffen. Het betrof materiaal met
onvolledige dna-profielen. Onderzoek van bemonstering [FEA371] leidde tot de
conclusie dat dat afkomstig was van een onbekende man, met een berekende frequentie
van 1 op 18 miljoen. Onderzoek van bemonstering [FEA373] leidde tot de conclusie dat
dat afkomstig was van een onbekende man, met een berekende frequentie van 1 op
100.000. De onderzoekers gaven daarbij de suggestie om aanvullend dna-onderzoek te
verrichten, indien een referentiemonster van een mannelijke verdachte beschikbaar zou
komen.
Dat aanvullende onderzoek is nadien verricht waarbij dezelfde bemonsteringen zijn
vergeleken met het van de verdachte afgenomen dna. Ter zitting heeft de deskundige de
conclusie uit het rapport van 12 maart 2010 nader toegelicht. Bij het aanvullende
onderzoek is gebruikgemaakt van de zogenaamde NGM-methode. De standaardmethode
gaat uit van onderzoek van 10 hypervariabele gebieden (loci) op DNA, terwijl de NGM
methode 15 loci in het onderzoek betrekt. Dat onderzoek, alsmede de vergelijking met
het dna van de verdachte zelf, leidt tot de conclusie dat van beide bemonsteringen
vastgesteld kan worden dat de kans dat dit dna afkomstig is van een andere man dan de
verdachte kleiner is dan 1 op 1 miljard.
Nadat de politie hem in een verhoor (p. 184) had geconfronteerd met de vondst van dna-
materiaal dat misschien van hem afkomstig was, heeft de verdachte in reactie daarop
meerdere keren verklaard dat hij nooit bij de woning van aangeefster is geweest.
Verdachte heeft daarbij verklaard dat hij na de aanklacht met de auto langs de
betreffende woning is geweest om te kijken waar het was.
Op de terechtzitting is de verdachte hierop teruggekomen. Hij verklaarde dat hij niet die
nacht, maar wel eerder bij de woning van aangeefster was geweest. Als hij lang in de
auto zit, moet hij even uit de auto om zijn rug uit te strekken en rekoefeningen te doen.
Dat had hij wel eens gedaan tegen het hekje waar zijn dna is gevonden, aldus verdachte.
Hij heeft dit eerder niet tegen de politie willen zeggen, omdat zijn schoonmoeder in de
buurt van aangeefster woont en hij haar niet heeft willen betrekken bij politieonderzoek
naar iets dat hij niet heeft gedaan, zo verklaarde hij.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte in een zeer laat stadium, tijdens het onderzoek
op de terechtzitting, voor het eerst is gekomen met deze verklaring die tegengesteld is
aan zijn verklaring bij de politie dat hij nooit bij de woning van aangeefster is geweest.
De reden om deze verklaring niet tegenover de politie af te leggen, wordt door de
rechtbank volstrekt niet aannemelijk geacht.
De verdachte heeft ter zitting gesteld dat hij in de nacht van 9 op 10 februari 2008 tussen
3 uur en 3.30 uur niet bij de woning van aangeefster kan zijn geweest. Hij was de avond
van de 9e met de [familie] op de kartbaan in [plaatsnaam] geweest. Daarna is
hij nog bij de familie thuis geweest. Hem staat bij dat hij daar om 3 uur à 3.30 uur is
weggegaan, aldus de verdachte.
Op grond van zowel de verklaring van zijn ex-echtgenote als van de verdachte zelf is
komen vast te staan dat de verdachte rond 4.00 uur is thuisgekomen in [plaatsnaam], nadat
hij daarvoor afwezig was geweest. Er is toen ruzie ontstaan, waarna de politie daarvan
een melding heeft gekregen om 4.09 uur (p. A-36).
[getuige 1] is gehoord als getuige (p. 78). Zij heeft verklaard dat de verdachte
haar en haar man na het bezoek aan de kartbaan met zijn bestelbus heeft thuisgebracht.
Daarna is de verdachte naar huis gegaan. Ze denkt dat het toen rond 1 uur à 1.30 uur was.
In een volgende verklaring ( p. 81) denkt ze dat de verdachte omstreeks 2 uur naar huis is
gegaan. Ze weet pertinent zeker dat het niet om 3.30 uur was. [getuige 2] heeft
verklaard (p. 90) dat het geen 3.30 uur zal zijn geweest toen de verdachte bij hen is
weggegaan.
Dat de verdachte om 3 uur à 3.30 uur is weggegaan bij het huis van de [familie] wordt niet ondersteund door enige verklaring in het dossier en is niet
aannemelijk geworden. Het verweer wordt verworpen. De rechtbank gaat er daarom van
uit dat het werkelijke tijdsverloop past binnen de tijd waarop aangeefster verklaart dat de
verdachte in haar woning is geweest.
Gelet op het voorgaande is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte mevrouw
[slachtoffer 3] op 4 augustus 2004 heeft getracht te verkrachten. De bewezen verklaarde
handelingen van verdachte vormen een begin van uitvoering van het voornemen om
aangeefster te verkrachten.
Ten aanzien van de gevoegde zaak
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van aangeefster niet worden ondersteund
door enig relevant ander bewijs. Daardoor staan deze verklaringen te zeer op zichzelf.
Daar komt bij dat haar verklaringen tegenstrijdig zijn, met name over haar leeftijd toen
het seksueel misbruik zou hebben plaatsgevonden. Aangeefster verklaart eerst dat het
begon in de zomervakantie na groep 8 (p. 41). Aangeefster was toen 12 jaar. Later
verklaart ze dat het is begonnen toen ze een jaar of 10, 11 was (p. 48). Het heeft een half
jaar geduurd, tot een paar dagen voor haar 13e verjaardag (p. 52).
Onder deze omstandigheden acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat
de verdachte dit feit heeft gepleegd. De verdachte dient daarom daarvan te worden
vrijgesproken.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend
bewezen dat verdachte het ten laste heeft begaan, met dien verstande dat:
in de zaak met parketnummer 14.810270-09:
1.
hij op 4 augustus 2004 te [plaatsnaam], gemeente Wester-Koggenland, telkens door
feitelijkheden [slachtoffer 1] ([geboortdatum]) telkens heeft gedwongen tot
het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van
het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte
- telkens zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 1] gebracht en
- de vagina van die [slachtoffer 1] gelikt en
- de borsten en andere delen van het lichaam van die [slachtoffer 1] gekust en gelikt en betast
en bestaande die feitelijkheden hierin dat verdachte
- in de voor de nachtrust bestemde tijd en met een muts over zijn, verdachtes, hoofd de
woning van die [slachtoffer 1] is binnengegaan en
- die [slachtoffer 1] onverhoeds heeft overrompeld en opgetild en
- die [slachtoffer 1] naar haar slaapkamer heeft gedragen en die [slachtoffer 1] op het bed heeft
gelegd en
- de jurk en de bh van die [slachtoffer 1] omhoog heeft getrokken en de onderbroek van die
[slachtoffer 1] heeft uitgetrokken en
- de armen van die [slachtoffer 1] heeft vastgepakt en vastgehouden en de benen van die
[slachtoffer 1] uit elkaar heeft gedaan en
- aldus voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
3.
primair
hij op 10 februari 2008 te [plaatsnaam], gemeente Drechterland, ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld en andere feitelijkheden [slachtoffer 3] ([geboortedatum]) te dwingen tot het ondergaan van handelingen die mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 3],
- gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd de woning van die [slachtoffer 3] is
binnengegaan en
- onverhoeds op het bed van die [slachtoffer 3] is gesprongen en
- naakt op het lichaam van die in bed liggende [slachtoffer 3] is gaan liggen en die [slachtoffer 3]
bij de polsen en de onderarmen heeft vastgepakt en vastgehouden en
- die [slachtoffer 3] in haar armen heeft geknepen en die [slachtoffer 3], zijn, verdachtes, penis
heeft laten vasthouden en
- aldus voor die [slachtoffer 3] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
6. Strfbaarheid van het bewezen verklaarde; kwalificatie
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van
het bewezen verklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van parketnummer 14.810270-09, feit 1:
verkrachting, meermalen gepleegd;
ten aanzien van parketnummer 14.810270-09, feit 3 primair:
poging tot verkrachting.
7. Strafbaarheid van de verdachte
Omtrent de persoon van de verdachte is een pro justitia rapport opgemaakt door J.H. van
Renesse, psychiater en G.M. Jansen, psycholoog, beiden verbonden aan het NIFP, locatie
Pieter Baan Centrum te Utrecht, en gedateerd 7 mei 2010.
De deskundigen rapporteren dat hun onderzoek geen aanwijzing oplevert voor een
psychiatrische stoornis in engere zin of voor een persoonlijkheidsstoornis bij de
verdachte. De verdachte toont wel afhankelijke trekken, maar niet zodanig dat kan
worden gesproken van een gebrekkige ontwikkeling of een ziekelijke stoomis van de
geestvermogens. Dit was ook niet het geval ten tijde van het ten laste gelegde (indien
bewezen).
De deskundigen adviseren verdachte voor de ten laste gelegde feiten als volledig
toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank neemt dit advies over.
Ook overigens is verdachte strafbaar omdat niet is gebleken van enige omstandigheid die de
strafbaarheid uitsluit.
8. Strafoplegging
Standpunt van de officier van justitie
Gevorderd wordt om de verdachte voor het in de hoofdzaak onder 1, 2 primair, 3
primair, alsmede het in de gevoegde zaak onder primair ten laste gelegde te veroordelen
tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren, met aftrek van voorarrest.
Standpunt van de verdediging
Wegens de bepleite vrijspraak heeft de raadsman zich niet uitgelaten over een straf.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de op te leggen straf rekening gehouden met de ernst van het
bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en met de persoon van
verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van een totaal weerloze 81-
jarige vrouw. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan een poging om een andere
vrouw van 84 jaar te verkrachten.
Een verkrachting, maar ook een poging daartoe, maakt ernstige inbreuk op de
lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het lijdt ook geen twijfel dat slachtoffers
daarvan zeer lange tijd geestelijk lijden onder de geestelijke klap die ze hiervan hebben
gekregen.
Daar komt bij dat de slachtoffers in de onderhavige zaak in verband met hun hoge
leeftijd een bijzondere kwetsbaarheid hadden. De rechtbank kenschetst deze daden van
de verdachte dan ook als afschuwelijke en laffe misdrijven. De rechtsorde is door deze
feiten enorm geschokt; de feiten zelf en de latere aanhouding van de verdachte hebben
veel beroering doen ontstaan bij bewoners van verzorgingshuizen in West-Friesland.
Uit de slachtofferverklaring die is opgesteld door de dochter en schoonzoon van
mevrouw [slachtoffer 3], komt naar voren dat mevrouw veranderde van een vrouw met een
sterke wil in iemand die zich niet meer veilig voelde en de controle over zichzelf
volledig verloor. Haar zenuwstelsel is aangetast door hetgeen haar is aangedaan. Grote
spanningen, het slikken van antidepressiva, stemmingswisselingen en hartklachten waren
het gevolg. Een fijne oude dag is hiermee voor haar verloren gegaan.
Uit het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 31
augustus 2009, blijkt dat de verdachte in 2009 is veroordeeld wegens mishandeling.
Op grond van het vorenstaande komt de rechtbank tot een strafoplegging als na te
noemen.
9. Vorderingen van de benadeelde partijen
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft vóór de aanvang van de terechtzitting in het
geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de
vordering tot vergoeding van € 1.900,00 wegens immateriële schade die verdachte aan
de benadeelde partij heeft toegebracht, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het
moment van het schadeveroorzakende feit.
Uit de toelichting op de ingediende vordering volgt dat de benadeelde partij als gevolg
van het hiervoor in de rubriek Bewezenverklaring onder 3 primair bewezen verklaarde
strafbare feit, door de handelingen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Bij
de bepaling van de hoogte van de vergoeding heeft de rechtbank rekening gehouden met
wat in enigszins soortgelijke gevallen als schadevergoeding is toegewezen. Daarbij is
acht geslagen op de leeftijd van het slachtoffer en op de ernst van de gevolgen. Dat leidt
de rechtbank tot het oordeel dat een bedrag van € 1.900,00 toewijsbaar is, vermeerderd
met de wettelijke rente vanaf 10 februari 2008 tot de dag van algehele voldoening.
Verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij
heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft vóór de aanvang van de terechtzitting in het
geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de
vordering tot vergoeding van € 12.550,00 wegens schade die verdachte aan de
benadeelde partij heeft toegebracht, te vermeerderen met de kosten voor rechtsbijstand
en de wettelijke rente vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit.
Nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte in de gevoegde zaak
is ten laste gelegd, kan de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op
dat ten laste gelegde feit, worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de
vordering.
De benadeelde partij kan de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
10. Schadevergoeding als maatregel
De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregel besloten
omdat verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens het slachtoffer [slachtoffer 3]
voornoemd naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het in de
rubriek Bewezenverklaring onder 3 primair bewezen verklaarde strafbare feit is
toegebracht aan de benadeelde partij. De rechtbank zal daarom de schadevergoedings-
maatregel opleggen aan verdachte tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde
partij is toegewezen, te weten € 1.900,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10
februari 2008 tot de dag van algehele voldoening.
De toepassing van hechtenis, bij gebreke van voldoening van het verschuldigde bedrag,
heft de opgelegde verplichting niet op.
11. Toegepaste wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 57 en 242 van het Wetboek van Strafrecht,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
12. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen in de zaak met parketnummer
14.810270-09 onder 2 primair en subsidiair, alsmede hetgeen in de zaak met
parketnummer 14.810325-09 onder primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt de
verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 14.810270-09 onder
1 en 3 primair ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek Bewezenverklaring
aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan
hierboven in de rubriek Bewezenverklaring bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan
vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek Strafbaarheid
van het bewezen verklaarde vermelde strafbare feiten.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de
duur van 4 (vier) jaren.
Bepaalt dat de tijd die door veroordeelde véér de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de
opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op
een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3], [adres en woonplaats], en veroordeelt verdachte tot het betalen van een bedrag van € 1.900,00
(een duizend negen honderd euro) als schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke
rente vanaf 10 februari 2008 tot de dag van algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft
gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot op heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 3] voornoemd, te betalen een som geld ten bedrage van € 1.900,00 (een
duizend negen honderd euro) als schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente
vanaf 10 februari 2008 tot de dag van algehele voldoening, bij gebreke van betaling en
van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 29 (negenentwintig) dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan
de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de
benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 4], [adres en woonplaats] niet
ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.C. Haverkate, voorzitter,
mr. L.J. Saarloos en mr. Y.M.I. Greuter-Vreeburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A. Huisman, griffier, en uitgesproken op de openbare
terechtzitting van deze rechtbank van 1juni 2010.