3.5Als verweer tegen de vordering van [eiser] en als grondslag voor haar tegeneis heeft [gedaagden] het volgende -zakelijk weergegeven- aangevoerd.
Rechtspersoonlijkheid:
[gedaagden] betwist de rechtspersoonlijkheid van [eiser]. Uit niets blijkt dat [eiser] een vennootschap naar Maltees recht is en dat zij gevestigd is en kantoor houdt te [plaats].
Aard van het gehuurde:
Vanaf de aanvang van de huurovereenkomst is de bedrijfsruimte in gebruik als parenclub en niet als seksclub zoals [eiser] stelt.
[gedaagden] heeft bezwaar gemaakt tegen de huuropzegging en tevens aan [mr. D.] (destijds gemachtigde van [eiser]) laten weten, naar aanleiding van diens vraag, geïnteresseerd te zijn in koop van het pand. Voorts hadden de vennoten van [gedaagden] [mr. D.] gevraagd of zij de verzekeringspremie voor opstal mogen verrekenen met de huurpenningen en of zij het stoombad mogen laten vervangen. Hierop hebben de vennoten niets vernomen.
Aan de huidige gemachtigde van [eiser] heeft [gedaagden] meegedeeld gebruik te willen maken van het aan haar verleende recht van optie om het gehuurde nog vijf jaar te mogen huren.
[gedaagden] stelt zich op het standpunt dat sprake is van bedrijfsruimte ex art. 7:290 BW. Het gehuurde wordt gebruikt als horecagelegenheid, met uitgebreide mogelijkheid om te eten en te drinken, waarbinnen de gelegenheid wordt geboden tot het hebben van niet verplichte onbetaalde seksuele contacten met de andere aanwezigen. Het gehuurde heeft een uitgebreide horecavoorziening en is, c.q. heeft een voor het publiek toegankelijk locaal. Het publiek wordt toegang verleend tegen betaling van rond de € 90,--. Toegangscontrole, meldingsplicht en het heffen van entreegeld staan op zichzelf niet in de weg aan de toegankelijkheid voor het publiek.
Plaatsgebondenheid:
In twijfelgevallen, of sprake is van “middenstandsbedrijfsruimte” of andersoortige bedrijfsruimte, dient de strekking van art. 7A:1624 e.v. BW (oud) de bescherming van de plaatsgebonden huurder/ondernemer de doorslag te geven.
Het bedrijf van [gedaagden] is plaatsgeboden. Het is bijna 10 jaar gevestigd op het huidige adres en staat wijd en zijd bekend als een goed geoutilleerd bedrijf. Het pand is geografisch dusdanig gelegen, dat de noodzakelijke anonieme benadering en entree door bezoekers gegarandeerd is. Het pand is geheel ingericht voor het doel waarvoor het wordt gebruikt.
Bedoeling van partijen:
Bij de totstandkoming van de tweede huurovereenkomst zijn partijen overeengekomen, dat het hier betreft bedrijfsruimte in de zin van artikel 7A:1624 e.v. BW (oud). Partijen hebben om die reden dan ook de overeenkomst gewijzigd, in die zin dat zij de huurovereenkomst telkens voor een periode van 5 jaar zijn aangegaan en hebben zodoende [gedaagden] meer huurbescherming willen bieden.
Opzegging huurovereenkomst:
De huurovereenkomst is niet opgezegd oor [gedaagden]
De opzegging door [eiser] vindt geen grondslag in de huurovereenkomst noch in de wet. Immers, partijen zijn uitdrukkelijk een verlenging met vijf jaar overeengekomen. Opzegging door de verhuurder op grond van art. 7:228 BW is door partijen weggecontracteerd. De opzegging is daarom niet rechtsgeldig.
Gebruik in strijd met de huurovereenkomst:
[gedaagden] heeft nimmer gehandeld in strijd met de bepalingen van de huurovereenkomst. Het gehuurde is nimmer geheel onderverhuurd. Twee keer per maand wordt de bedrijfsruimte ’s avonds door [gedaagden] verhuurd aan derden. Die avonden vallen onder volledige verantwoordelijkheid van de vennoten van [gedaagden] De beide vennoten zijn die beide avonden als toezichthouders aanwezig en de gemeentelijke vergunningen voor deze avonden staan op naam van [gedaagde 1] en de andere vennootschap van de beide vennoten ["..."]
De vennoten van [gedaagden] beschikking over twee verschillende vergunningen van de gemeente [...], die betrekking hebben op hun onderneming.
[gedaagden] heeft nimmer in strijd gehandeld met de hun verleende vergunningen noch met de bestemming van het gehuurde.
Huurachterstand:
[gedaagden] betwist de gestelde huurachterstand; er is geen enkele huurachterstand. De door [eiser] overgelegde specificaties zijn onnauwkeurig, onvolledig en derhalve onjuist. Bovendien vermeldt [eiser] telkens wisselende achterstanden. Dat de huurprijs niet is geïndexeerd valt [gedaagden] niet aan te rekenen. Eerst door middel van het conservatoir beslag wordt [gedaagden] overvallen met een vordering op grond van niet toegepaste indexering. [gedaagden] is daarop nimmer aangesproken.
[gedaagden] betaalt de huur vier maanden vooruit, conform hetgeen is overeengekomen.
Met betrekking tot de door haar betaalde huurpenningen over 2004 tot en met 2008, verwijst zij naar de door haar bij conclusie van antwoord in conventie overgelegde producties 23 tot en met 27.
Verrekening huurpenningen:
Sedert de aanvang van de huurovereenkomst in 1999 worden er facturen die door [gedaagden] voor [eiser] worden betaald met de huurpenningen verrekend, in overeenstemming met de huurovereenkomst.
Tot aan 2 februari 2004 heeft [gedaagden] de huurpenningen op deze wijze rechtstreeks betaald aan [mr. D.] (destijds gemachtigde van [eiser]) en na die datum heeft [gedaagden] de huurpenningen voldaan aan de Belastingdienst, als gevolg van het gelegde executoriale derdenbeslag. [eiser] heeft daartegen nimmer geprotesteerd.
Noch door [mr. D.], noch door [eiser], noch door de heer [naam] is tegen de overzichten of de wijze van verrekening van [gedaagden] geprotesteerd.
[gedaagden] betwist dan ook de gepretendeerde vordering van [eiser] ad € 57.505,98 in verband met onjuiste verrekening. [gedaagden] is nimmer van deze vordering op de hoogte gesteld, is nimmer aangemaand of in gebreke gesteld.
Dat [gedaagden] bij de verrekeningen zorgvuldig te werk is gegaan blijkt ook uit de vervanging van de cabine van het Turks stoombad in het gehuurde.
Verbouwing zonder toestemming:
Op grond van de volmacht/toestemming d.d. 3 mei 2000 was en is [gedaagden] gerechtigd om alle reparaties te doen verrichten die redelijkerwijs noodzakelijk zijn ter instandhouding van het gehuurde. Rekening en verantwoording dienen achteraf plaats te vinden. Van grote, constructieve verbouwingen, zonder toestemming, is geen sprake geweest.
Tenaamstelling facturen:
Verrekeningen vonden derhalve plaats in goed overleg met [mr. D.]. Tegen de tenaamstelling op de facturen is nimmer door of namens [eiser] geprotesteerd. Dat de facturen op naam staan van [gedaagden] is niet verwonderlijk, nu zij opdracht tot de werkzaamheden had gegeven en deze ook rechtsreeks had voldaan.
Belangenafweging:
De vennoten van [gedaagden], die de bij het bedrijf gehuurde woning bewonen, hebben vanaf de aanvang van de huurovereenkomst het bedrijf op poten gezet. Het bedrijf loopt nu ontzettend goed. Zij willen niets liever dan het bedrijf voortzetten. Zij zijn voor hun levensonderhoud volledig van het gehuurde afhankelijk.
(voorwaardelijke) eis in reconventie:
Voor het geval in rechte komt vast te staan, dat [gedaagden] ten onrechte bedragen met de huurpenningen heeft verrekend, is [gedaagden] van mening dat zij een tegenvordering op [eiser] heeft van een bedrag van € 57.505,98 primair op grond van art. 7:216 lid 3 BW en subsidiair op grond van ongerechtvaardigde verrijking.
Voor het geval de kantonrechter van oordeel is, dat de huurovereenkomst inmiddels is geëindigd, doet [gedaagden] een beroep op verlenging van de huurovereenkomst op grond van art. 7:230a BW met een jaar.