ECLI:NL:RBALK:2010:BN5018
Rechtbank Alkmaar
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling van een nader voorschot op schadevergoeding in kort geding afgewezen
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Alkmaar op 26 augustus 2010 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en ASR Schadeverzekering N.V. [eiser] vorderde een voorschot op schadevergoeding naar aanleiding van een verkeersongeval dat op 26 december 2008 had plaatsgevonden. Bij dit ongeval was [eiser] betrokken en werd hij aangereden door een auto bestuurd door [bestuurder]. ASR, de WAM-verzekeraar van [bestuurder], had eerder aansprakelijkheid erkend en voorschotten aan [eiser] betaald, maar [eiser] stelde dat deze voorschotten niet voldoende waren om zijn schade te dekken.
Tijdens de zitting op 17 augustus 2010 heeft [eiser] zijn vordering toegelicht, waarbij hij stelde dat de totale schade die hij had geleden en nog zou lijden, aanzienlijk hoger was dan de door ASR betaalde voorschotten. ASR betwistte de vordering en stelde dat [eiser] al volledig schadeloos was gesteld. De voorzieningenrechter overwoog dat voor toewijzing van een geldvordering in kort geding vereist is dat het bestaan van de vordering voldoende aannemelijk is en dat er sprake moet zijn van onverwijlde spoed.
De voorzieningenrechter concludeerde dat [eiser] niet had aangetoond dat zijn schade groter was dan de reeds betaalde voorschotten. Bovendien was er onvoldoende bewijs dat de klachten die [eiser] na het ongeval had, het gevolg waren van het ongeval zelf. Daarom werd de vordering van [eiser] afgewezen en werd hij veroordeeld in de kosten van het geding. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in kort geding procedures en de noodzaak om de spoedeisendheid van de vordering aan te tonen.