RECHTBANK ALKMAAR, ZITTING HOUDEND TE HAARLEM.
Sector straf
Parketnummer: 14.810023-10 (P)
Datum uitspraak: 14 september 2010
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans gedetineerd te PI Utrecht - HvB locatie Nieuwegein
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 31 augustus 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. S. de Korte, advocaat te Utrecht, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Op vordering van de officier van justitie is de omschrijving van de tenlastelegging op de terechtzitting van 31 augustus 2010 gewijzigd op de voet van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering.
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat
hij op of omstreeks 29 oktober 2009 te Zwaag, in de gemeente Hoorn
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening, in uit een woning gelegen
op/aan de [adres 1] aldaar,
heeft weggenomen een portemonnee (met daarin een geldbedrag van 2250 euro,
althans enig geldbedrag) en/of een geldbedrag van 5000 euro en/of een
horloge (merk Breitling) en/of een gouden schakelketting en/of een of meer
oorbel(len) en/of een Rolex-horloge en/of een of meer armband(en), geheel of
ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die/deze [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld een persoon, genaamd [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee (met daarin een geldbedrag van 2250 euro, althans enig geldbedrag) en/of een geldbedrag van 5000 euro
en/of een horloge (merk Breitling) en/of een gouden schakelketting en/of een
of meer oorbel(len) en/of een Rolex-horloge en/of een of meer armband(en),
geheel of ten dele toebehorende aan die/deze [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en):
dat verdachte en/of zijn mededader(s) naar de woning van die/deze [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] is/zijn gegaan en/of (daarna) heeft hij, verdachte, en/of zijn
mededader(s) aangebeld bij die woning en/of heeft hij, verdachte, en/of zijn
mededader(s) aan die [slachtoffer 2] gevraagd -die de deur opende- of hij even mocht
bellen omdat hij met autopech stond en/of (vervolgens) heeft zij, die [slachtoffer 2],
haar man, die [slachtoffer 1], geroepen om dat verder af te handelen en/of is zij, die
[slachtoffer 2], in de woonkamer gaan zitten
en/of
(daarna) heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) toen die [slachtoffer 1] aan
deur kwam een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp uit
zijn kleding gepakt en/of (daarbij) dat pistool, althans dat op een vuurwapen
gelijkende voorwerp getoond en/of getoond gehouden aan en/of gericht en/of
gericht gehouden op die [slachtoffer 1] en/of (daarbij) heeft hij, verdachte, en/of
zijn mededader(s) de telefoon -die die [slachtoffer 1] in zijn hand had- uit de hand
van die [slachtoffer 1] gepakt
en/of
(vervolgens) is/zijn hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (ook) naar die
[slachtoffer 1] toegelopen en/of heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
die [slachtoffer 1] op/tegen de grond gegooid en/of geduwd en/of heeft/hebben hij,
verdachte, en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 1] in bedwang gehouden en/of de
armen van die [slachtoffer 1] op de rug vastgebonden met ducktape
en/of
(daarna) heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) de mond van die
[slachtoffer 1] afgeplakt met ducktape en/of heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn
mededader(s) die [slachtoffer 1] een of meerma(a)l(en) met dat pistool (hard) op/tegen
het hoofd geslagen en/of (daarbij) heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn
mededader(s) die [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd:"Niet praten, niet praten
anders maken we je dood", althans woorden van gelijke strekking
en/of
(vervolgens) heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 1]
opgetild en/of de huiskamer van die woning ingebracht en/of
heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 2] - die op het
rumour in de gang was afgekomen- bij de keel gepakt en/of de huiskamer
ingeduwd en/of (vervolgens) op de grond geduwd
en/of
heeft/hebben hij, verdachte, (daarbij) die [slachtoffer 2] de woorden toegevoegd: "Ga
liggen, ga liggen of ik schiet je dood", althans woorden van dergelijke
strekking
en/of
(daarbij) heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) een pistool,
althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp geplaatst en/of gedrukt
op/tegen de slaap, althans het hoofd van die [slachtoffer 2]
en/of
(vervolgens) heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) de mond
en/of de ogen en/of de handen en/of de voeten van die [slachtoffer 2] (vast)gebonden
en/of afgeplakt met ducktape en/of heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn
mededader(s) die [slachtoffer 2] (daarbij) de woorden toegevoegd:"Geef me je goud, waar
is je goud"
en/of
(daarna) heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 2] naar
boven geduwd en/of (daarbij) heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn
mededader(s) die [slachtoffer 2] een of meerma(a)l(en) (hard) met dat pistool, althans
dat/een voorwerp op/tegen het hoofd en/of (elders) op/tegen het lichaam geduwd
en/of geslagen en/of gestompt en/of heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn
mededader(s) de kleding op zolder doorzocht en/of een/dat geldbedrag van 5000
euro weggenomen
en/of
(daarna) heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 2] weer
mee naar beneden genomen en/of (vervolgens) heeft/hebben hij, verdachte, en/of
zijn mededader(s) de armbanden van die [slachtoffer 2] afgedaan en/of de oorbellen uit
de oorlellen van die [slachtoffer 2] getrokken en/of gerukt en/of heeft/hebben hij,
verdachte, en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 2] (daarbij) de woorden
toegevoegd:"Als jullie de politie bellen dan komen we terug en schieten we
jullie dood", althans woorden van dergelijke aard;
hij op of omstreeks 16 februari 2009 in de gemeente Heerhugowaard
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
in of uit een woning gelegen aan de [adres 2]
heeft weggenomen een zwarte portemonnee inhoudende een geldbedrag (ongeveer
3500 euro) en/of één of meer geldbedrag(en) (waaronder ongeveer 500 euro aan
briefjes van vijf euro en/of ongeveer 200 Turkse Lira's) en/of twee, althans
één of meer, (mobiele) telefoon(s) (merk Nokia en/of merk Sony) en/of een
(gouden) ketting en/of één of meer sleutel(s) en/of bankpas(sen),
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd
van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], gepleegd
met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s)
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en)
dat verdachte en/of zijn mededader(s) naar de woning van die [slachtoffer 3] en/of
[slachtoffer 4] is/zijn gegaan en/of die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] aldaar heeft/hebben opgewacht
en/of die [slachtoffer 3] bij thuiskomst bij de achterdeur (onverhoeds) heeft/hebben
benaderd en/of een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
aan die [slachtoffer 3] heeft/hebben getoond en/of tegen die [slachtoffer 3] haar hoofd
heeft/hebben gezet en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer 3] heeft/hebben gezegd:
"Je moet heel stil zijn, gewoon de deur openmaken en naar binnengaan" en/of
"Waar is de kluis?" en/of die [slachtoffer 3] heeft/hebben gedwongen in de woning op
de grond te gaan liggen en/of (vervolgens) de handen en/of benen van die
[slachtoffer 3] heeft/hebben vastgebonden en/of
(enige tijd later bij binnenkomst van die [slachtoffer 4] in die woning) (hardhandig) die
[slachtoffer 4] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
heeft/hebben getoond en/of tegen het hoofd heeft/hebben gezet en/of
(vervolgens) die [slachtoffer 4] tegen de grond heeft/hebben gewerkt en/of die [slachtoffer 4]
heeft/hebben gevraagd waar het geld is en/of die [slachtoffer 4] aan handen en/of benen
heeft/hebben vastgebonden;
hij op of omstreeks 13 maart 2009 in de gemeente Heerhugowaard
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een aantal sleutel(s) en/of een portemonnee en/of een geldbedrag
van (ongeveer) 300 euro, althans enig geldbedrag en/of een telefoon,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s),welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd
van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 5],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf
en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld een persoon, genaamd [slachtoffer 5]
heeft gedwongen tot de afgifte van een aantal sleutels en/of een portemonnee
en/of een geldbedrag van (ongeveer) 300 euro, althans enig geldbedrag en/of
een telefoon, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 5], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat er een
pistool, althans een daarop gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 5] werd gericht
en/of gericht werd gehouden, althans die [slachtoffer 5] een pistool, althans een
daarop gelijkend voorwerp, werd getoond en/of werd voorgehouden;
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
met betrekking tot feit 1:
Op 30 oktober 2009 heeft mevrouw [slachtoffer 2] aangifte gedaan van een gewapende overval in haar woning aan de [adres 1] te Zwaag, waar ze samen met haar man [slachtoffer 1] woont. Haar man handelt in landbouwmachines en gaat regelmatig naar Dubai. Het komt voor dat zij voorafgaand aan het vertrek van haar man 2 a 3000 euro in huis hebben voor de hotelkosten en het verblijf in het buitenland. Op de dag van de overval hadden ze omstreeks 5000 euro in huis.
Omstreeks 18.45 uur was zij in de woning aanwezig samen met [slachtoffer 1], toen er aan de voordeur werd aangebeld. Ze deed de voordeur open en zag een keurig uitziende Marokkaanse jongeman voor de deur staan, omstreeks 22 a 23 jaar, kort zwart haar, enigszins naar achteren gekamd, geen snor of baard, 1,75 meter naar schatting, slank postuur. Zij hoorde hem zeggen: “Ik heb pech met mijn auto, mag ik even bij u bellen?” Ze ging naar binnen om haar man te roepen en deed de deur dicht. Vervolgens liep haar man [slachtoffer 1] naar de voordeur en deed de voordeur open. Direct hoorde ze veel geschreeuw in de gang. Ze liep er direct naar toe en zag een jongen op haar afkomen en die haar bij de keel pakte. Ze werd de kamer ingeduwd door die man. Als signalement geeft ze op: een man, omstreeks 25 jaar, Marokkaan, erg ingevallen gezicht, een echte junk voor het gevoel, mager tot iel, heel kort zwarte stekeltjeshaar, getinte huidskleur. Hij pakte haar met twee handen bij de keel en duwde haar de woonkamer in. De man werkte haar naar de grond. Ze hoorde hem roepen: “ga liggen, ga liggen, of ik schiet je dood.”
Toen ze op haar buik lag, voelde ze een knie in haar rechterzij. Hij greep haar handen en deed die op haar rug. Tegelijkertijd werd een zwartkleurig pistool op haar rechter slaap gezet. Het leek haar een speelgoedmodel, maar toen werd het wapen doorgeladen, hoorde zij. Zij raakte in paniek. Ze moest haar bek dicht houden, hoorde ze hem meerdere malen roepen: “anders schiet ik je dood”. Ze werd vervolgens getaped met ducktape, eerst haar mond, toen haar ogen, toen haar handen en voeten. Ze hoorde hem roepen: “Geef me je goud, waar is je goud.” Ze antwoordde in paniek dat ze dat niet had. De overvaller vroeg haar toen nogmaals waar het geld was. Ze antwoordde: “boven”. Ze voelde dat hij haar voeten van tape ontdeed. Voordat ze meegenomen werd naar de zolderverdieping en voordat haar ogen waren afgeplakt, zag ze nog een 2e Marokkaanse overvaller en een Hollandse overvaller. Die 2e overvaller werd “[naam]” genoemd. Zij omschrijft hem als volgt: man, Marokkaan, 22/23 jaar, ringbaardje en een snor. Hij leek haar een stuk langer dan degene die zich met haar bezig hield en die ze overvaller 1 zal noemen, namelijk 1,85 meter, flink postuur. Ze hoorde dat haar man [slachtoffer 1] zich hevig verzette tegen deze twee. Hij werd ook vastgetaped. Ze kon onder het tape door nog zien dat overvaller 2 en 3 op [slachtoffer 1] zaten en hem sloegen en probeerden te tapen. Ze werd door dader 1 mee naar boven genomen door in de rug te duwen, haar het pistool tegen haar lichaam en hoofd te duwen. Ze werd meermalen met dat wapen op haar lichaam geslagen. Op zolder moest ze het geld aanwijzen. In een van de colberts van haar man [slachtoffer 1] in de kledingkast zat het geldbedrag, papiergeld, dat ze hem direct gaf. Ze zag en voelde dat dader 1 haar weer sloeg en om meer geld schreeuwde. Op dat moment werd vanaf de benedenverdieping geroepen: “He Mattie, mattie, we moeten gaan.” . Ze moest onder dwang mee naar beneden. Ze werd vooruit geduwd, weer meerdere malen geslagen met dat pistool en eenmaal beneden, rende ze naar de voordeur maar werd gelijk tegengehouden door dader 1, die haar aan de haren trok. Dader 1 heeft haar ook meerdere malen opzettelijk in haar rug en in de buik geschopt terwijl ze op de grond lag. Ze werd vanuit de kamer in de hal gebracht en op de grond gewerkt. Dader 1 trok daar haar armbanden van haar pols. Uit haar oorlellen werden op ruwe wijze haar beide gouden oorbellen getrokken. Ze kreeg te horen: “Als jullie de politie bellen dan komen we terug en schieten we jullie dood.” Ze hoorde dat er door een van de overvallers werd geroepen: “Ik heb mijn muts niet, ik heb mijn muts niet.”, door dader II of III tegen dader 1. Er is inderdaad een bivakmuts in de hal achtergebleven en die is later meegenomen door de politie.
Een bij deze aangifte behorende goederenbijlage vermeldt een aantal goederen waaronder een horloge van het merk Rolex.
[slachtoffer 1] heeft op 2 november 2009 aangifte gedaan van een gewapende overval in zijn woning aan de [adres 1] te Zwaag op 29 oktober 2009.
Hij was van plan geld mee te nemen naar Dubai op 30 oktober 2009 en had 5000 euro in een grijze colbert gedaan op zolder. Verder had hij een portemonnee met 2250 euro in zijn broekzak, die er tijdens de overval is uitgehaald. Op woensdag 28 oktober 2009 tussen 16.00 uur en 17.00 uur heeft hij al een van de daders voor het huis zien langslopen. Het was de dader met wie hij in eerste instantie aan de voordeur geconfronteerd werd. Hetzelfde zag hij ongeveer een uur voor de overval, dus rond 17.00 uur. Op donderdag 29 oktober 2009 werd hij geroepen door [slachtoffer 2], dat er iemand aan de deur was die vroeg of hij even mocht bellen omdat hij autopech had. Hij liep naar de voordeur en zag een magere Noord-Afrikaans jongen voor de deur staan, 20—22 jaar. Hij zag dat de overvaller direct een zwart pistool, groot model, achter de broeksband vandaan haalde en op hem richtte. Tegelijkertijd pakte de overvaller de GSM uit zijn hand. Hij, aangever, sloeg het vuurwapen met zijn rechter hand naar links weg. Aangever noemt hem dader 1 en omschrijft hem als volgt: 1,75 meter, flink getinte huidskleur, kort donker haar, droeg een ringbaardje. Hij hoorde hem toen roepen: “kom jongens, kom jongens”. Hij zag toen dat er nog twee overvallers vanachter het schuurtje naar voren kwamen rennen, een blanke persoon en nog een Noord-Afrikaan. Deze overvallers, dader II en III, duwden hem vervolgens met kracht tegen de grond. Hij viel op zijn buik. Dat was nog in de hal. Hij werd direct door twee daders in bedwang gehouden. Door een van hen werden zijn armen op de rug gebonden met ducktape, ook de enkels en zijn mond werden afgeplakt met die tape. Ondertussen werd hij 3 of 4 keer met het pistool hard op zijn achterhoofd geslagen. Tegen hem werd steeds gezegd: “Niet praten, niet praten, anders maken we je dood.” Hij zag dat een van de daders de kamer was ingelopen en [slachtoffer 2] tegen de grond werkte. Hij werd door twee daders naar de kamer gesleept. [slachtoffer 2] lag op de grond en een dader was bezig spullen te doorzoeken in de woonkamer. Hij hoorde dat er om geld geroepen werd naar [slachtoffer 2]. Aan hem werd er in het Engels om geld gevraagd: “Where is the money.” Hij kreeg het benauwd en riep meerdere malen: “Ik ga dood, ik heb pijn in mijn hart.” Daar werd niets op gedaan. Later bleek dat hij door de emoties een hartinfarct heeft gehad. Van zijn rechterpols werd een gouden schakelkettinkje gerukt. Zijn Breitling horloge werd vervolgens van zijn pols gehaald en uit zijn kontzak werd zijn portemonnee gehaald. [slachtoffer 2] werd door een van de daders mee naar boven genomen. Hij hoorde dader 1 naar hem roepen: “Liggen, liggen!” en “wanneer komt je dochter, we willen haar horloge hebben”.
Op 29 oktober 2010 is de in de woning aangetroffen bivakmuts door de politie veiliggesteld . De bemonstering van de bivakmuts is aan het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) toegezonden. Op 4 januari 2010 is het aangetroffen DNA-profiel aan de bivakmuts vergeleken met de in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken aanwezige DNA-profielen. Bij vergelijking is een match gevonden in DNA-profielcluster 6404. Het DNA-profiel van [verdachte] maakt deel uit van dit DNA-profielcluster. De berekende frequentie van het afgeleide DNA-hoofdprofiel van het celmateriaal in de bemonstering is kleiner dan één op één miljard .
Op 9 december 2009 wordt aan mevrouw [slachtoffer 2] en aan [slachtoffer 1] een vijftal digitale foto’s van twee verdachten getoond, welke foto’s afkomstig zijn van de door hen beschikbaar gestelde camerabeelden . Mevrouw [slachtoffer 2] verklaarde dat zij de man zichtbaar op de kleurenfoto (1) herkent als degene die (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1]) naar binnen heeft geduwd en die zij in eerste instantie te woord heeft gestaan. Hij is ook degene die haar onder bedreiging van een vuurwapen mee naar boven nam, nadat zij hem had gezegd dat er op zolder geld was.
Op 14 december 2009 zijn door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] de beelden van het privébewakingssysteem bekeken . Op de camerabeelden wordt de oprit van de woning in Zwaag en een deel van de openbare weg in beeld gebracht.De tijdweergave (systeemtijd) op deze camerabeelden loopt niet synchroon met de werkelijk tijd. Vastgesteld is dat ten opzichte van de systeemtijd het in werkelijkheid 1 uur, 13 minuten en 21 seconden vroeger is.
Op de beelden van 29 oktober 2009 om 14.30 uur zien de verbalisanten een man, herkend als de verdachte [verdachte].
De rechtbank constateert dat dit beeld overeenstemt met de bovengenoemde kleurenfoto (1) welke is getoond aan aangeefster [slachtoffer 2].
Op het beeld van 19.54 uur zien de verbalisanten een man, herkend als de verdachte [verdachte], van rechts komen en de oprit oplopen. Hij belt aan, waarna hij de woning in gaat, gevolgd door twee andere NN verdachten 2 en 3. Hierop vindt de gewapende overval plaats.
Voormelde beelden zijn aan de verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] getoond. Deze verbalisanten herkenden ieder afzonderlijk de persoon onmiddellijk en volledig als de hun ambtshalve bekende [verdachte], met wie ieder van hen in de afgelopen jaren regelmatig contact heeft gehad.
B. Standpunt van de officier van justitie:
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
C: Standpunt van de verdachte/verdediging:
De raadsman van de verdachte heeft gepleit voor vrijspraak van het onder 1 aan verdachte ten laste gelegde.
D. Conclusie van de rechtbank:
Op grond van de bewijsmiddelen, zoals hiervoor weergegeven, acht de rechtbank bewezen dat verdachte samen met anderen een gewapende overval heeft gepleegd op de heer [slachtoffer 1] en mevrouw [slachtoffer 2] in hun woning aan de [adres 1] te Zwaag.
Met betrekking tot het aangetroffen DNA-profiel heeft de raadsman van de verdachte aangevoerd dat niet duidelijk is geworden wie de bivakmuts ten tijde van de overval heeft gedragen en dat het DNA profiel op zich geen betrouwbaar bewijs oplevert, aangezien een bivakmuts immers verplaatsbaar is.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Indien een bivakmuts met het DNA-profiel van de verdachte op de plaats van het delict wordt aangetroffen, nodigt dat gegeven uit tot een verklaring van de verdachte. Nu verdachte, ondanks uitdrukkelijke uitnodiging daartoe, geen aannemelijke verklaring heeft gegeven, zal de rechtbank dit bewijsmiddel tot het bewijs bezigen.
Voorts heeft de raadsman van verdachte aangevoerd dat de processen-verbaal van herkenning van verdachte door de verbalisanten ([verbalisant 5],) [verbalisant 3] en [verbalisant 4] onvoldoende betrouwbaar zijn en derhalve niet tot het bewijs kunnen worden toegelaten.
Ook dit verweer verwerpt de rechtbank. De verbalisanten hebben op ambtseed/ -belofte hun bevindingen verwoord. De verdachte heeft ter terechtzitting van 31 augustus verklaard, dat de verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] voornoemd hem inderdaad bekend zijn. In de omstandigheid dat de processen-verbaal van verbalisanten op gelijke wijze zijn geredigeerd ziet de rechtbank geen grond om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de waarneming van de verbalisanten.
met betrekking tot feit 2:
De rechtbank stelt het volgende vast.
Op 16 februari 2009 heeft [slachtoffer 3] aangifte gedaan van een gewapende overval die had plaatsgevonden in haar woning. Aangeefster [slachtoffer 3] had in de nacht van zondag op maandag 16 februari 2009 samen met haar man [slachtoffer 4] in hun café ‘[naam]’ gewerkt. Omstreeks 02.30 uur ging zij naar hun woning aan de [adres 2] in Heerhugowaard. Haar man bleef nog achter in het café. Bij thuiskomst reed zij de auto op het garagepad en stapte uit. Vrijwel meteen stonden er twee jongens naast haar die zeiden: “je moet heel stil zijn, gewoon de deur open maken, gewoon naar binnen gaan.” Eén van hen (door de aangeefster de lichtere jongen genoemd) had een op een vuurwapen gelijkend voorwerp bij zich (door de aangeefster vuurwapen genoemd). De jongen zette het vuurwapen op haar hoofd. Aangeefster moest de deur openmaken en eenmaal binnen zei de lichtere jongen: “waar is de kluis”. [slachtoffer 3] moest vervolgens op de grond gaan liggen en haar handen werden vastgebonden met een snoer. De jongens hebben het huis doorzocht. Eén van hen (door de aangeefster de donkere jongen genoemd) vroeg wat de nummers van de pinpassen waren en is met de pinpassen en de auto van [slachtoffer 3] weggegaan. Toen hij terug kwam zei hij: “er staat niks op”. De jongens hebben daarna tegen [slachtoffer 3] gezegd dat ze op haar man zouden wachten totdat hij thuis zou komen met het geld van het café. [slachtoffer 3] hoorde op een gegeven moment dat haar man via de achterdeur binnenkwam. De jongens gingen meteen naar de bijkeuken toe en [slachtoffer 3] hoorde haar man “au” roepen.
De jongens zijn daarna teruggekomen en hebben de benen van [slachtoffer 3] met een T-shirt vastgebonden.
[slachtoffer 4] heeft eveneens op 16 februari 2009 aangifte gedaan. Hij heeft verklaard dat hij in de vroege ochtend van 16 februari 2009 omstreeks 04.20 uur vanuit café [naam] naar huis is gegaan. Hij had de opbrengst van het café bij zich in een grote zwarte portemonnee. De opbrengst bedroeg 3.000 à 3.500 euro. [slachtoffer 4] liep de bijkeuken van zijn woning in en voelde dat er een wapen tegen zijn hoofd werd gezet. De persoon met het wapen riep: “Op de grond liggen. Waar is je geld”. [slachtoffer 4] werd op de grond gegooid en liet de zwarte portemonnee vallen. Hij werd aan handen en voeten vastgebonden. Er werd door de persoon gevraagd: “Waar is de rest van de opbrengst van [naam café]?” Ondertussen was er nog een persoon de bijkeuken binnengekomen. Terwijl de ene [slachtoffer 4] vastbond heeft de ander de gouden ketting van [slachtoffer 4] afgedaan en afgepakt. Achteraf kwam [slachtoffer 4] tot de ontdekking dat de zwarte portemonnee was weggenomen.
Daarnaast heeft [slachtoffer 4] verklaard dat de huissleutels en autosleutels en de bankpas van zijn vrouw zijn meegenomen.
In de bijlage ‘verklaring vermissing goed’ bij deze aangifte zijn naast voornoemde zwarte portemonnee met inhoud en de gouden ketting de overige goederen opgenomen die bij de overval zijn weggenomen. Het betreft onder meer: verschillende geldbedragen, waaronder Turkse Lira’s.
Op 17 februari 2009 heeft aangever [slachtoffer 4] aanvullend verklaard dat hij van twee mannen heeft gehoord dat de overval is gepleegd op aangeven van [medeverdacht 1] en dat de mannen van de overval op de dag van de overval verdwenen zijn naar Motel Akersloot. [slachtoffer 4] noemt twee namen: [verdachte], een Marokkaanse jongen van ongeveer 25 jaar en een andere man, meer een Afrikaanse type met de naam [medeverdachte 2] of iets dergelijks. Deze jongen is veel donkerder dan de andere man.
Op 11 mei 2009 heeft [medeverdacht 2] bij de politie onder meer het volgende verklaard :
“Ik erken dat ik betrokken ben bij de overval op de bewoners van de [adres 2] te Heerhugowaard. Het idee van deze overval kwam eigenlijk af van de mij bekende [medeverdacht 1]. Ik ken [medeverdacht 1] al heel lang, al vanaf de basisschool de Pater Jan Smitsschool waarop wij hebben gezeten. Tevens is bij deze overval de mij bekende [verdachte] (de rechtbank begrijpt:[verdachte]) betrokken. Ik weet dat [verdachte] geld aan [medeverdacht 1] schuldig is. Enkele dagen, ik denk de donderdag of vrijdag, voor de overval op deze bewoners, kwam [medeverdacht 1]naar mij toe met de vraag of ik wat wilde verdienen. Omdat ik zelf geldzorgen had, ik had namelijk geen werk en uitkering, wilde ik dat wel.
[medeverdacht 1]kende iemand die wel geld had. [medeverdacht 1]vertelde dat hijzelf niet mee kon gaan omdat hij anders herkend zou worden. Het ging namelijk om de eigenaar van café [naam] te Heerhugowaard. Ikzelf kom nooit in café [naam]. [medeverdacht 1]vertelde mij dat de man bij thuiskomst geld van de omzet van het café bij zich zou hebben. Tevens vertelde [medeverdacht 1]waar de man woonde en dat zijn vrouw altijd eerder thuis kwam. De man zou dan daarna thuiskomen. [..]
Vervolgens hebben wij deze overval gepleegd in de nacht van zondag op maandag. Die zondagavond omstreeks 23.00 uur à 23.30 uur heeft [medeverdacht 1]mij toen thuis opgehaald. Op dat moment zat [verdachte] al bij [medeverdacht 1]in de auto. Wij hadden van tevoren afgesproken dat [medeverdacht 1]de chauffeur van de auto na afloop zou zijn en dat hij voor zijn aandeel en het geven van de informatie mee zou delen in de opbrengst. Tevens zou [medeverdacht 1]het café onder observatie nemen om te kijken wanneer de man bij het café zou vertrekken. [..]
Vervolgens heeft [medeverdacht 1]ons afgezet in een straat achter de woning van die man en vrouw. De afspraak was dat [medeverdacht 1]ons daar ook weer zou opwachten. [verdachte] en ik zijn toen naar de achtertuin van die woning gelopen en hebben daar staan wachten. In de tussentijd heb ik op mijn gsm nog wel een paar keer contact gehad met [medeverdachte 1]. Ook terwijl wij bezig waren in het huis van die mensen hebben [medeverdacht 1]en ik telefonisch contact gehad. Als bewapening hadden wij een ijzeren alarmpistool meegenomen. Ik weet zeker dat het geen echt vuurwapen was. Het wapen was door [verdachte] meegenomen. Later in de woning heb ik een mes uit de keukenla gepakt. [..]
Op een gegeven moment kwam de vrouw aanrijden in een Renault Twingo. Vervolgens liep deze vrouw naar de achterdeur. Op het moment dat zij bijna bij de achterdeur was, kwamen [verdachte] en ik tevoorschijn. Wij stonden aan de achterzijde van de bijkeuken, vlakbij de achterdeur. Ik liep gelijk achter [verdachte] aan. Ik zag dat de vrouw tegenstribbelde. Ik zag dat [verdachte] gelijk het pistool op haar hoofd zette. Ik zag dat de vrouw schrok en besloot kennelijk mee te werken. De vrouw liet de sleutels op de grond vallen. Ik heb de sleutels opgepakt en heb de achterdeur geopend. Vervolgens zijn wij samen met de vrouw de woning binnengegaan. Wij hebben de vrouw naar de gang van de woning gebracht en daar heb ik de handen van de vrouw vastgebonden. Zowel [verdachte] als ik hadden niets meegenomen naar de woning toe om de mensen vast te binden, maar ik had wat in die woning gevonden om haar mee vast te binden. In eerste instantie is [verdachte] bij die vrouw gebleven en ben ik naar boven gelopen. Ik heb toen de bovenkamers doorzocht, maar vond daar niets. Hierna ben ik weer naar beneden gegaan. Ik ben toen bij die vrouw gebleven en [verdachte] is toen beneden gaan zoeken. Ik had toen zelf uit de keukenla een mes gepakt. Bij het zoeken beneden in de woning had [verdachte] niets gevonden. Ik hoorde dat [verdachte] aan de vrouw vroeg waar de kluis was en waar het geld lag. Vervolgens ben ik in de kamer gaan zoeken. In een pot op het aanrecht trof ik Turks geld aan. Dit heb ik in mijn zak gestoken. In een pot daarnaast vond ik nog een stapeltje bankbiljetten van 5,- euro biljetten. Ik denk dat het voor ongeveer 400,- a 500,- euro aan 5 eurobiljetten was. [..]
Vervolgens zijn wij bij de vrouw gebleven en vroeg [verdachte] aan haar wanneer haar man zou thuiskomen. [verdachte] heeft een aantal pinpassen uit de tas gehaald en de pincodes aan de vrouw gevraagd. Zij gaf ons de pincode van een of meerdere bankpassen. Ik ben toen met haar auto naar het Raadhuisplein gereden om daar te gaan pinnen met haar bankpas. Ik heb bij de ABN/AMRO aan het Raadhuisplein met de bankpas gepind, echter ik kreeg op het scherm te zien dat de code onjuist was. Ik ben toen weer met haar auto teruggereden naar de woning. Ik heb [verdachte] echter niet verteld dat de pincode niet goed was omdat ik het zelf niet uit de klauwen wilde laten lopen in die woning. Ik heb toen tegen [verdachte] gezegd dat er niets op stond. Ik bedoel daarmee dat ik met haar pas geen geld kon opnemen. Vervolgens hebben wij op de man in de woning gewacht. Ondertussen hebben ik en [verdachte] nog wel telefonisch contact met [medeverdacht 1]gehad. [verdachte] en ik hadden alleen mijn eigen gsm mee. Meestal sprak ik met [medeverdacht 1]maar soms gaf ik mijn gsm ook aan [verdachte] die dan met [medeverdacht 1]sprak. [medeverdacht 1]vertelde ons dat de man nog in het café aanwezig was. De afspraak met [medeverdacht 1]werd gemaakt dat zodra de man het café zou verlaten, hij mijn gsm eenmaal zou laten overgaan. Dit heeft [medeverdacht 1]echter nooit gedaan. Ik weet nog wel dat [verdachte] aan de vrouw heeft gevraagd wat het ritueel in huis was bij haar thuiskomst. De vrouw vertelde dat er een lampje moest branden bij de keuken. Dit heb ik toen aangedaan om alles ‘normaal’ te doen lijken. Op het moment dat wij hebben zitten wachten op de man is [verdachte] ook nog naar boven geweest. Ook [medeverdacht 1]heeft ons nog gebeld waarom het zolang duurde. Kennelijk stond hij op de parkeerplaats achter de woning op ons te wachten. [medeverdacht 1]belde ons diverse malen en kennelijk werd hij ongeduldig. [..] Volgens mij omstreeks 05.00 uur kwam de man thuis. Ik zag namelijk aan de zijkant van de woning licht gaan schijnen. Tevens had de vrouw gezegd dat haar man via de achterdeur binnen zou komen. Dit had [verdachte] namelijk gevraagd.
Ik bleef bij de vrouw en [verdachte] verstopte zich in de bijkeuken. Hij ging daar gehurkt zitten. De man deed de deur open en ik zag dat [verdachte] gelijk het pistool op het hoofd van de man zette. Volgens mij was de man dronken en begon met [verdachte] te vechten. Ik hoorde verschillende dingen in de bijkeuken omvallen. Tevens viel de portemonnee van de man in de bijkeuken op de grond. Omdat het een grote man was en [verdachte] moeite had met die man, besloot ik [verdachte] te gaan helpen. Ik heb de man toen vanachter om zijn nek gepakt en zo op de grond gelegd. Vervolgens hebben wij de man op zijn buik gelegd en hebben wij de man aan de handen op de rug en zijn benen vastgebonden. [..] Ik heb de portemonnee van de grond gepakt en bij mij gestoken. Tevens heb ik de gouden halsketting van de man afgedaan en bij mij gestoken. [..] Vervolgens ben ik naar de vrouw in de gang gelopen en heb haar een kussentje gegeven. Zij zat ondertussen al op een stoel. Ik heb haar toen op de grond gelegd, kussentje onder het hoofd gedaan, en heb toen haar benen vastgebonden. [..]
Ik had de sleutels nog van de vrouw. [verdachte] en ik zijn de achterdeur uitgelopen en ik heb de deur van buitenaf op slot gedraaid. Via de achterzijde van de woning zijn [verdachte] en ik naar de parkeerplaats gelopen waar [medeverdacht 1]op ons stond te wachten. Daar zagen [verdachte] en ik dat [medeverdacht 1]er echter niet meer stond. Ik heb toen nog geprobeerd om [medeverdacht 1]te bellen maar kreeg geen contact meer met hem. Vervolgens hebben [verdachte] en ik het op een sprintje gezet en zijn via het raadhuisplein weggerend. [..]
In mijn woning hebben [verdachte] en ik de buit verdeeld. Wij hadden uit de portemonnee ongeveer 3800,- euro, 400,- a 500,- euro aan briefjes van 5,- euro en wat Turks geld. Dit Turkse geld heb ik weggegooid. De rest van het geld hebben wij samen gedeeld. Wij besloten om [medeverdacht 1]niets te geven omdat hij ons daar heeft laten stikken.
De weggenomen gouden halsketting is door mij bij de beleend bij de bank van lening aan de Albert Cuyp. Ik kreeg hiervoor 480,- euro. Dit geld heb ik gedeeld met [verdachte]. De woensdag na de overval heb ik [medeverdacht 1]nog gesproken. [medeverdacht 1]wilde zijn deel van de buit hebben. Ik zei eerst dat hij niets zou krijgen omdat hij ons had laten stikken.
Op de [adres] hebben [verdachte] en ik geslapen. In de middag zijn [verdachte] en ik naar motel Akersloot gegaan, daar hebben [verdachte] en ik twee dagen verbleven. Na twee dagen zijn wij daar vertrokken en hebben 2 dagen verbleven in een hotel in Amsterdam.”
Op 11 juni 2009 verklaart [medeverdachte 1] tegenover de politie onder meer dat hij vermoedt dat bij deze overval zijn betrokken [medeverdachte 2] en [verdachte], die aan hem
€ 5000,00 schuldig is. Wanneer [medeverdachte 1] een foto van (verdachte) wordt getoond van een man, verklaart [medeverdachte 1] dat dat de [verdachte] is die hij bedoelt.
Naar aanleiding van de verklaring van [medeverdacht 2] is onderzoek ingesteld bij de Stadsbank van Lening te Amsterdam. Aldaar laat een medewerker een hals(schakel)ketting zien, welke op 20 februari 2009 voor
€ 480,00 was beleend door [medeverdacht 2] te Heerhugowaard.
Ter terechtzitting van 31 augustus 2010 heeft verdachte onder meer verklaard dat het klopt dat hij op 17 februari 2009 met [medeverdacht 2] naar Motel Akersloot is geweest om te chillen. Na het verblijf in het hotel in Akersloot zijn ze verder gaan chillen in Amsterdam.
B. Standpunt van de officier van justitie:
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
C: Standpunt van de verdachte/verdediging:
De raadsman van de verdachte heeft gepleit voor vrijspraak van het onder 2 aan verdachte ten laste gelegde.
D. Conclusie van de rechtbank:
Op grond van de bewijsmiddelen, zoals hiervoor weergegeven, acht de rechtbank bewezen dat verdachte samen met een ander de gewapende overval heeft gepleegd op mevrouw [slachtoffer 3] en de heer [slachtoffer 4] in hun woning aan de [adres 2] te Heerhugowaard.
De raadsman van de verdachte heeft aangevoerd dat de verklaring van de getuige [medeverdacht 2] onvoldoende betrouwbaar is om tot een bewezenverklaring te komen van het onder 2 ten laste gelegde feit.
De rechtbank stelt vast dat [medeverdacht 2] ten aanzien van de overval zeer gedetailleerd en in overeenstemming met de aangevers [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft verklaard. [medeverdacht 2] heeft daarbij overigens ook nadrukkelijk in belastende zin over zijn eigen aandeel verklaard. De verklaring van [medeverdacht 2] wordt in het algemeen in ruime mate en ten aanzien van de betrokkenheid van de verdachte in voldoende mate ondersteund door andere bewijsmiddelen. Verdachte heeft erkend dat hij daags na de overval samen met [medeverdacht 2] een paar dagen in een hotel heeft verbleven om te gaan chillen, waarna zij naar Amsterdam zijn vertrokken.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat wat [medeverdacht 2] over de rol van verdachte heeft verklaard als betrouwbaar moet worden aangemerkt en dat deze verklaring ook ten aanzien van de verdachte bruikbaar is voor het bewijs.
De raadsman van de verdachte heeft voorts aangevoerd, dat de aangetroffen schoensporen niet overeen komen met de schoenen van verdachte.
Met betrekking tot de in de woning [adres 2] te Heerhugowaard aangetroffen en onderzochte schoensporen merkt de rechtbank het volgende op. Blijkens het proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 maart 2009 zijn de schoensporen vergeleken met een paar schoenen van [medeverdacht 2] en [betrokkene] en niet met de schoenen van de verdachte die immers eerst lange tijd nadien door de politie is aangehouden.
Uit de bevindingen van de verbalisanten kan naar het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de verdachte geen enkele conclusie worden getrokken en derhalve evenmin de conclusie dat verdachte niet in de woning van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] is geweest.
met betrekking tot feit 3:
Op 13 maart 2009 heeft [slachtoffer 5] aangifte gedaan van een gewapende overval . Op vrijdag 13 maart 2009 omstreeks 06.40 uur, reed hij met zijn auto de parkeergarage in van het [supermarkt] filiaal aan het [adres 4] 11 te Heerhugowaard. Toen hij zijn auto had geparkeerd en op slot had gedaan, liep hij richting de uitgang van de garage waar hij met zijn auto in was gereden. Op dat moment zag hij dat twee mannen hem tegemoet kwamen lopen, ze liepen de parkeergarage in. De ene man droeg een witte jas en de andere een blauwe jas. Beide mannen droegen een zwarte bivakmuts. Toen de mannen op ongeveer 10 meter van hem af stonden, zag hij dat de man met de (blauwe, de rechtbank leest:) witte jas een pistool trok en op hem richtte. Hij hoorde deze man zeggen: “sleutels!” en “open die deur!”. Hij werd gedwongen zijn sleutelbos af te geven. De mannen probeerden met de sleutels de deur open te maken, maar dit lukte niet. Hij hoorde de mannen zeggen: “kluis” en “waar is de kluis”. Hij kon die niet openmaken. Hij hoorde een (1) van de mannen zeggen: “we gaan man” of woorden van gelijke strekking. Vervolgens werd hij in een nisje gedwongen. Hij zag dat de persoon met de blauwe jas zijn bivakmuts omhoog deed waardoor aangever zijn gezicht kon zien. Hij was een jonge man met een Surinaams uiterlijk. Hij had een bolle kop zonder gezichtsbeharing. Deze dader pakte de portemonnee uit het colbert van de aangever en de mobiele telefoon van aangever uit zijn zak. Er is € 300,00 uit zijn portemonnee gehaald. Zijn portemonnee heeft hij weer terug. Hierna gingen de jongens weg.
Op 18 mei 2009 heeft [medeverdacht 2] bij de politie onder meer het volgende verklaard:
“Ik heb deze overval gepleegd met de mij bekende [verdachte].
U zegt mij dat het vrijdagochtend 13 maart 2009 is geweest. [verdachte] was met het idee gekomen om deze overval te plegen. Ons geld was natuurlijk weer op. [verdachte] had mij verteld dat hij wel wist waar een goede kluis was. Ik had natuurlijk al mijn eerste feit gepleegd en zodoende was het wat makkelijker de sprong te nemen naar een volgende overval. Ik wist dat [verdachte] en ik de kluis wilden gaan pakken hij [supermarkt]. Ik kan u nog wel zeggen dat wij geen tip of iets dergelijks van iemand hadden gekregen. [verdachte] wist dat de manager van [supermarkt] s morgens vroeg het hek zou openen en wij moesten die manager dan benaderen. [verdachte] had blijkbaar al een paar keer gekeken. [verdachte] had het wapen bij zich. Dat was het wapen, dat ook gebruikt was bij de overval op de [adres 2] te Heerhugowaard. Ik had zelf een grote Adidas sporttas bij mij. Ik droeg een witte jas die ik van [verdachte] had geleend en [verdachte] droeg een donkere jas. Ook had ik een gewone muts op, volgens mij grijs van kleur en een shawl voor mijn gezicht. [verdachte] had dezelfde vermomming als mij. Op een gegeven moment zagen wij die man met de auto aankomen rijden, Op het moment dat het toegangshek omhoog ging om zodoende de parkeergarage in te rijden, zijn wij samen naar hem toegelopen. Op het moment dat de man zijn auto in de parkeergarage had geparkeerd en weer naar buiten wilde lopen, zijn wij op hem afgestapt. Ik zag dat [verdachte] het alarmpistool in zijn handen had en zodoende werd de man weer de parkeergarage in gedwongen. Ik hoorde dat [verdachte] iets zei in de trant van “mond dichthouden, meelopen”. Ik zag verder geen andere personen in de buurt. Op dat moment staan wij dus met de man in de parkeergarage. Bij de schuifdeur in de hoek stonden wij in een soort hoekje of nis. Op een gegeven moment hoorde ik [verdachte] zeggen dat de man de deur moest open maken. Ik hoorde dat die man zei dat hij dat niet kon. Ik heb op een gegeven moment de sleutels van die man gepakt en deze sleutels geprobeerd op de schuifdeur in de parkeergarage om toegang tot de winkel te krijgen.De sleutels pasten niet op dat slot. Hierna hebben we de man gefouilleerd. Op het moment dat ik de man aan het fouilleren was, had [verdachte] het wapen in zijn handen en op de man gericht. Ik vond bij de man een soort bakje met insulinespullen. Ik heb dat bakje met spullen aan de man teruggegeven. Tevens vond ik de portemonnee van de man. Ik heb uit de portemonnee 300,- euro eruit gehaald. Ikzelf heb geen gsm-telefoon van de man afgepakt. Mogelijk heeft [verdachte] deze gevonden en weggedaan. [verdachte] en ik wilden bij [supermarkt] naar binnen. De man vertelde ons dat hij niet alleen naar binnen kon maar dat hij zelf moest wachten op een ander. Omdat wij toch naar binnen wilden liepen we met de man richting de toegangsdeur van [supermarkt], echter op dat moment stonden er al meer personeelsleden van de winkel boven te wachten. Hierdoor ben ik samen met [verdachte] gaan rennen in de richting van het huis waar [verdachte] en ik die nacht hebben geslapen. De portemonnee en de sleutelbos heb ik aan de man teruggegeven. Het geld hebben [verdachte] en ik gedeeld. U vraagt mij hoe wij de kluis wilden openen. [verdachte] had mij verteld dat op de kluis geen tijdslot zat en dat de manager zelf de kluis kon openen. Het was de bedoeling dat de man onder bedreiging van het wapen dus de kluis moest openen”.
De getuige [getuige 1] heeft op 14 april 2009 tegenover de politie verklaard dat de overval op de [supermarkt] te Heerhugowaard op 13 maart 2009 door [verdachte] is gedaan. Hij heeft hem gevraagd om mee te gaan, maar de getuige heeft hiervan afgezien. Volgens de getuige had [verdachte] hem een tijdje geleden een wapen. [verdachte] vroeg hem het wapen een tijdje bij hem te houden. Dit was voor de overval op de [supermarkt]. Het was een echt wapen.
B. Standpunt van de officier van justitie:
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
C: Standpunt van de verdachte/verdediging:
De raadsman van de verdachte heeft gepleit voor vrijspraak van het onder 3 aan verdachte ten laste gelegde.
D. Conclusie van de rechtbank:
Op grond van de bewijsmiddelen, zoals hiervoor weergegeven, acht de rechtbank bewezen dat verdachte samen met een ander de gewapende overval heeft gepleegd op de heer [slachtoffer 5] op 13 maart 2009 te Heerhugowaard.
De rechtbank stelt vast dat [medeverdacht 2] ook ten aanzien van deze overval zeer gedetailleerd en in overeenstemming met aangever [slachtoffer 5] heeft verklaard. [medeverdacht 2] heeft daarbij overigens ook nadrukkelijk in belastende zin over zijn eigen aandeel verklaard en de verdachte als mededader aangewezen. Diens verklaring vindt naar het oordeel van de rechtbank voldoende steun in de verklaring van de getuige [getuige 1].
De verdediging heeft er ter terechtzitting op gewezen dat de beschrijving door aangever van het gezicht van de persoon met de blauwe jas overeenkomt met het gezicht van [medeverdacht 2] dan dat van de verdachte. Ook de rechtbank houdt het ervoor, mede gelet op de gedetailleerde verklaring van [medeverdacht 2], dat aangever zich op dat punt vergist in de aanduiding van de kleur van de jas.
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 29 oktober 2009 te Zwaag, in de gemeente Hoorn, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, uit een woning gelegen aan de [adres 1] aldaar, heeft weggenomen een portemonnee (met daarin een geldbedrag van 2250 euro en een horloge (merk Breitling) en een gouden schakelketting en oorbellen en een Rolex-horloge en armbanden, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 5000 euro, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond:
verdachte en zijn mededaders zijn naar de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gegaan en daarna hebben verdachte en/of zijn mededaders aangebeld bij die woning en heeft verdachte, en/of zijn mededader(s) aan die [slachtoffer 2] gevraagd -die de deur opende- of hij even mocht bellen omdat hij met autopech stond en vervolgens heeft zij, [slachtoffer 2],haar man, [slachtoffer 1], geroepen om dat verder af te handelen en is zij, [slachtoffer 2], in de woonkamer gaan zitten en
daarna hebben verdachte en/of zijn mededaders toen [slachtoffer 1] aan de deur kwam een op een vuurwapen gelijkend voorwerp uit zijn kleding gepakt en dat op een vuurwapengelijkende voorwerp gericht op [slachtoffer 1] en daarbij hebben verdachte en/of zijn mededaders de telefoon -die [slachtoffer 1] in zijn hand had- uit de hand van die [slachtoffer 1] gepakt en hebben verdachte en/of zijn mededaders [slachtoffer 1] tegen de grond geduwd en hebben verdachte en/of zijn mededaders [slachtoffer 1] in bedwang gehouden en de armen van [slachtoffer 1] op de rug vastgebonden met ducktape en daarna hebben verdachte en/of zijn mededaders de mond van [slachtoffer 1] afgeplakt met ducktape en hebben verdachte en zijn mededaders [slachtoffer 1] meermalen met dat pistool (hard) op/tegen het hoofd geslagen en daarbij hebben verdachte en/of zijn mededaders [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd:"Niet praten, niet praten anders maken we je dood", en vervolgens hebben verdachte en/of zijn mededaders [slachtoffer 1] opgetild en de huiskamer van die woning ingebracht
en tevens hebben verdachte en/of zijn mededaders [slachtoffer 2] - die op het rumoer in de gang was afgekomen- bij de keel gepakt en de huiskameringeduwd en op de grond geduwd en hebben verdachte en diens mededaders daarbij [slachtoffer 2] de woorden toegevoegd: "Ga liggen, ga liggen of ik schiet je dood",
en daarbij hebben verdachte en/of zijn mededaders een op een vuurwapen gelijkend voorwerp geplaatst op de slaap van [slachtoffer 2] en vervolgens hebben verdachte en zijn mededaders de mond en de ogen en de handen en de voeten van [slachtoffer 2] afgeplakt met ducktape en hebben verdachte en zijn mededaders [slachtoffer 2] daarbij de woorden toegevoegd:"Geef me je goud, waar is je goud" en daarna hebben verdachte en/of zijn mededaders [slachtoffer 2] naar boven geduwd en daarbij hebben verdachte en/of zijn mededaders [slachtoffer 2] meermalen met dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd en elders tegen het lichaam geduwd en geslagen en daarna hebben verdachte en/of zijn mededaders [slachtoffer 2] weer mee naar beneden genomen en vervolgens hebben verdachte en/of zijn mededaders de armbanden van die [slachtoffer 2] afgedaan en de oorbellen uit de oorlellen van [slachtoffer 2] getrokken en hebben verdachte en zijn mededaders [slachtoffer 2] daarbij de woorden toegevoegd:"Als jullie de politie bellen dan komen we terug en schieten we jullie dood";
hij op 16 februari 2009 in de gemeente Heerhugowaard, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres 2] heeft weggenomen een zwarte portemonnee inhoudende een geldbedrag (ongeveer 3500 euro) en geldbedragen (waaronder ongeveer 500 euro aan briefjes van vijf euro en ongeveer 200 Turkse Lira's) en een gouden ketting en sleutels en bankpassen, toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4],
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en zijn mededader naar de woning van die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] zijn gegaan en die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] aldaar hebben opgewacht en die [slachtoffer 3] bij thuiskomst bij de achterdeur onverhoeds hebben benaderd en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [slachtoffer 3] hebben getoond en tegen die [slachtoffer 3] haar hoofd hebben gezet en tegen die [slachtoffer 3] hebben gezegd: "Je moet heel stil zijn, gewoon de deur openmaken en naar binnengaan" en "Waar is de kluis?" en die [slachtoffer 3] hebben gedwongen in de woning op de grond te gaan liggen en vervolgens de handen en benen van die [slachtoffer 3] hebben vastgebonden en (enige tijd later bij binnenkomst van die [slachtoffer 4] in die woning) die [slachtoffer 4] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp hebben getoond en tegen het hoofd hebben gezet en vervolgens die [slachtoffer 4] tegen de grond hebben gewerkt en die [slachtoffer 4] hebben gevraagd waar het geld is en die [slachtoffer 4] aan handen en benen hebben vastgebonden;
hij op 13 maart 2009 in de gemeente Heerhugowaard, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een aantal sleutels en een geldbedrag en een telefoon, toebehorende aan [slachtoffer 5], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 5], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat er een op pistool gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 5] werd gericht en gericht werd gehouden;
6. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het feit 1:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
ten aanzien van het feit 2:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van feit 3:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar nu niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit.
De eis van de officier van justitie:
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van tien jaren, met aftrek van het voorarrest.
Het standpunt van de verdediging:
De raadsman van verdachte heeft gepleit voor algehele vrijspraak van hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd.
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen:
Verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan een drietal gewapende overvallen.
Op 16 februari 2009 heeft verdachte samen met een ander een overval gepleegd op de woning van het echtpaar [slachtoffer 4]. Aangeefster kwam ’s nachts aan bij haar woning en werd plotseling geconfronteerd met twee mannen en daarbij bedreigd met een wapen. Aangeefster werd vervolgens vastgebonden en heeft enkele uren door moeten brengen onder zeer beangstigende omstandigheden. De overvallers hebben gewacht totdat de heer des huizes ook thuis kwam met de dagopbrengst van het café van het echtpaar [slachtoffer 4]. Bij thuiskomst werd ook hij bedreigd met een wapen, overmeesterd en vastgebonden. De overvallers hebben door gebruikmaking van geweld en onder uiting van bedreigingen verschillende geldbedragen en een gouden ketting gestolen.
Enkele weken na de overval op de woning van het echtpaar [slachtoffer 4] heeft verdachte met een mededader de heer [slachtoffer 5] overvallen, die ’s ochtends vroeg in een parkeergarage op het punt stond aan zijn werkdag te beginnen als bedrijfsleider van de boven de garage gelegen supermarkt. Onder bedreiging met een wapen werden zijn portemonnee, sleutelbos en telefoon afgenomen.
Tot slot heeft verdachte op 29 oktober 2009 samen met anderen de heer [slachtoffer 1] en mevrouw [slachtoffer 2] overvallen in hun woning. Na te hebben aangebeld is verdachte samen met zijn mededaders de woning binnengestormd. Zij duwden de heer [slachtoffer 1] en mevrouw [slachtoffer 2] tegen de grond en plakten de mond van de heer [slachtoffer 1] alsmede de mond, ogen, handen en voeten van mevrouw [slachtoffer 2] af met ducktape. Onder gebruikmaking van geweld en bedreiging met een op een wapen gelijk voorwerp zijn sieraden en geld weggenomen en is mevrouw [slachtoffer 2] gedwongen geld af te geven.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij uit puur materiële overwegingen heeft gehandeld en volstrekt niet heeft stil gestaan bij de angst die hij, samen met zijn mededaders, teweeg heeft gebracht bij de slachtoffers van deze overvallen. Voor de slachtoffers zijn dergelijke ervaringen op het moment zelf angstaanjagend en, zoals ook blijkt uit de gegeven toelichtingen op de vorderingen van de slachtoffers en de slachtofferverklaringen, gedurende een langere periode nadien traumatisch. Dit geldt onder meer voor mevrouw [slachtoffer 3] die in haar eigen woning urenlang de confrontatie met de overvallers heeft moeten doorstaan en voor het slachtoffer [slachtoffer 1] die door de emoties een hartaanval kreeg.
Alle slachtoffers hebben in aanzienlijke mate te kampen met psychische gevolgen, zoals slapeloosheid, gevoelens van onveiligheid, verlies van vertrouwen in medemensen en/of gevoelens van woede. Bovendien is de rechtsorde door de feiten ernstig geschokt.
Dergelijke feiten rechtvaardigen dan ook oplegging van een langdurige gevangenisstraf.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 27 augustus 2010, waaruit blijkt dat de verdachte eerder terzake van onder meer diefstallen met geweld tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld.
Verdachte is laatstelijk op 13 juli 2010 door de meervoudige kamer van de rechtbank Alkmaar tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 22 weken, terzake van diefstallen uit woningen en mishandeling veroordeeld.
Bij het bepalen van de duur van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf heeft de rechtbank deze recente veroordeling na de onderhavige feiten meegewogen.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
9. Vorderingen van de benadeelde partijen:
ten aanzien van het feit 1:
- De benadeelde partij [slachtoffer 1], heeft vóór de aanvang van de terechtzitting in
het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 3.000,00 wegens immateriële schade die de verdachte met zijn mededaders aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
Uit onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Nu de hoogte van de gevorderde immateriële schade niet is betwist, kan het bedrag worden toegewezen zoals verzocht.
Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 1. bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte - ook al zijn andere daders daarbij betrokken - rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag kan de vordering worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het schade veroorzakende feit, zijnde 29 oktober 2009.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De verdachte is niet tot vergoeding gehouden voor zover het toewijsbare reeds door de mededaders aan de benadeelde partij is voldaan.
- De benadeelde partij [slachtoffer 2], heeft vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 7.250,00 wegens materiële schade en van € 3.000,00 wegens immateriële schade die de verdachte met zijn mededaders aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
Uit onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Nu de hoogte van de gevorderde (im-)materiële schade niet is betwist, kan het bedrag worden toegewezen zoals verzocht.
Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 1. bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte - ook al zijn andere daders daarbij betrokken - rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag kan de vordering worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het schade veroorzakende feit, zijnde 29 oktober 2009.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De verdachte is niet tot vergoeding gehouden voor zover het toewijsbare reeds door de mededaders aan de benadeelde partij is voldaan.
ten aanzien van het feit 2:
- De benadeelde partij [slachtoffer 3], heeft vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 2.300,00 wegens immateriële schade die de verdachte met zijn mededaders aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
Uit onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Nu de hoogte van de gevorderde immateriële schade niet is betwist, kan het bedrag worden toegewezen zoals verzocht.
Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte - ook al zijn andere daders daarbij betrokken - rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag kan de vordering worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het schade veroorzakende feit, zijnde 16 februari 2009.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De verdachte is niet tot vergoeding gehouden voor zover het toewijsbare reeds door de mededaders aan de benadeelde partij is voldaan.
- De benadeelde partij [slachtoffer 4], heeft vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 14.794,53 wegens immateriële
(€ 2.300,00) en materiële € (12.494,53) schade die de verdachte met zijn mededaders aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
Uit onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij voor zover deze ziet op de geleden immateriële schade van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Nu de hoogte van de gevorderde immateriële schade niet is betwist, kan het bedrag worden toegewezen zoals verzocht.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij voor zover deze de volgende geldbedragen betreft, van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak:
- Geldbedrag van Turkse lira’s € 95,03
- Inhoud portemonnee, cashgeld uit café € 3.500,00
- Kleingeld, coupures van 5 en 10 euro € 850,00
- Geld van rokerspot uit café € 2.200,00 +
€ 6.645,03
Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte - ook al zijn andere daders daarbij betrokken - rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van (€ 2.300 + € 6.645,03=) € 8.945,03, kan de vordering tot dat bedrag worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het schade veroorzakende feit, zijnde 16 februari 2009.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De verdachte is niet tot vergoeding gehouden voor zover het toewijsbare reeds door de mededaders aan de benadeelde partij is voldaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is het overige gedeelte van de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard dat die vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
- De benadeelde partij [slachtoffer 5], heeft vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 3.139,95 wegens materiële (€ 389,95) schade en een vergoeding wegens immateriële schade, waarvoor in deze procedure een bedrag van € 2.750,00 wordt gevraagd.
Uit onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij voor zover deze ziet op de geleden materiële schade van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak, met dien verstande dat de rechtbank, gelet op de aangifte van [slachtoffer 5], het bedrag aan geld zal vaststellen op € 300,00.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat deze vordering tot een bedrag van € 1.500,00 van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Nu de immateriële schade naar het oordeel van de rechtbank op grond van de thans beschikbare onderbouwing kan worden begroot op minst genomen een bedrag van € 1.500,00, kan de vordering tot dat bedrag worden toegewezen. Het overige gedeelte van de vordering is niet eenvoudig vast te stellen. Daarom zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in zoverre niet in de vordering kan worden ontvangen. De benadeelde partij kan de vordering voor het bedrag aan immateriële schade dat het bedrag van € 1.500,00 overstijgt desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Gelet op het voorgaande is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek bewezenverklaring onder 3. bewezen verklaarde strafbare feit door de handelingen van de verdachte -ook al is een andere dader daarbij betrokken- rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van in totaal (€ 300,00 + € 69,95 + € 1.500,00 =) € 1.869,95, zodat de vordering tot dat bedrag kan worden toegewezen. Dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het schade veroorzakende feit, zijnde 13 maart 2009.
9. Schadevergoeding als maatregel
De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregelen besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen verklaarde strafbare feiten is toegebracht aan de benadeelden. De toepassing van hechtenis, bij gebreke van voldoening van de verschuldigde bedragen, heft de opgelegde verplichtingen niet op.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36f, 57, 63, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
• Verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
• Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 8 (ACHT) JAREN.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
• Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot het hierna te noemen bedrag.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 10.250,00 (tienduizend tweehonderdvijftig euro) als schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente over de toegewezen schadevergoeding vanaf 29 oktober 2009 tot de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Bepaalt dat de verdachte niet tot betaling gehouden is indien en voor zover de verschuldigde bedragen reeds door de mededaders zijn voldaan.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2] te betalen een som geld ten bedrage van
€ 10.250,00 (tienduizend tweehonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente over de toegewezen schadevergoeding vanaf 29 oktober 2009 tot de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 86 dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
• Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot het hierna te noemen bedrag.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 3.000,00 (drieduizend driehonderd euro) als schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente over de toegewezen schadevergoeding vanaf 29 oktober 2009 tot de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Bepaalt dat de verdachte niet tot betaling gehouden is indien en voor zover de verschuldigde bedragen reeds door de mededaders zijn voldaan.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1] te betalen een som geld ten bedrage van
€ 3.000,00 (drieduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente over de toegewezen schadevergoeding vanaf 29 oktober 2009 tot de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 40 dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
• Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] tot het hierna te noemen bedrag.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 2.300,00 (tweeduizend driehonderd euro) als schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente over de toegewezen schadevergoeding vanaf 16 februari 2009 tot de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Bepaalt dat de verdachte niet tot betaling gehouden is indien en voor zover de verschuldigde bedragen reeds door de mededaders zijn voldaan.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 3] te betalen een som geld ten bedrage van € 2.300,00 (tweeduizend driehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente over de toegewezen schadevergoeding vanaf 16 februari 2009 tot de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 33 dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
• Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] tot het hierna te noemen bedrag.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 8.945,03 (achtduizend negenhonderdvijfenveertig euro en drie cent) als schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente over de toegewezen schadevergoeding vanaf 16 februari 2009 tot de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Bepaalt dat de verdachte niet tot betaling gehouden is indien en voor zover de verschuldigde bedragen reeds door de mededaders zijn voldaan.
Verklaart de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 4] te betalen een som geld ten bedrage van € 8.945,03 (achtduizend negenhonderdvijfenveertig euro en drie cent), vermeerderd met de wettelijke rente over de toegewezen schadevergoeding vanaf 16 februari 2009 tot de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 79 dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
• Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] tot het hierna te noemen bedrag.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 1.869,95 (duizend achthonderdnegenenzestig euro en vijfennegentig cent) als schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente over de toegewezen schadevergoeding vanaf 13 maart 2009 tot aan de dag van voldoening.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Bepaalt dat de verdachte niet tot betaling gehouden is indien en voor zover de verschuldigde bedragen reeds door de mededader zijn voldaan.
Verklaart de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 5] te betalen een som geld ten bedrage van
€ 1.869,95 (duizend achthonderdnegenenzestig euro en vijfennegentig cent), vermeerderd met de wettelijke rente over de toegewezen schadevergoeding vanaf 13 maart 2009 tot aan de dag van voldoening, bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 28 dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.H.B. Littooy, voorzitter,
mr. A.C. Haverkate en mr. G.D.M. Hoedemaker, rechters,
in tegenwoordigheid van D.H. Geuze, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank te Alkmaar op 14 september 2010.
Mr. G.D.M. Hoedemaker is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.