ECLI:NL:RBALK:2010:BN7364

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
14 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.810244.10
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging ISD-maatregel na veroordeling voor gekwalificeerde diefstallen

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 14 september 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere gekwalificeerde diefstallen. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], was gedetineerd in P.I. Noord-Holland Noord te Zwaag. De tenlastelegging omvatte drie woninginbraken in de gemeente Hoorn, waarbij de verdachte zich toegang tot de woningen had verschaft door middel van braak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 5 april 2010 in de woning aan [adres 1] een aantal waardevolle goederen heeft weggenomen, waaronder gouden horloges, ringen, een ketting, en een kluis met belangrijke documenten en geld. Daarnaast heeft hij op 4 april 2010 in de woning aan [adres 2] een televisie en een playstation gestolen. De verdachte ontkende de feiten, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was, waaronder DNA-materiaal dat aan de verdachte kon worden gekoppeld. De rechtbank heeft de verdediging van de verdachte, die pleitte voor vrijspraak, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een veelpleger was met een ISD-indicatie en dat er geen contra-indicaties waren voor het opleggen van een ISD-maatregel. De rechtbank legde de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders op voor de duur van twee jaar, met inachtneming van de ernst van de feiten en de veiligheid van personen en goederen. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder vonnis werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR, ZITTING HOUDEND TE HAARLEM.
Sector straf
Parketnummer : 14.810244.10 (P)(+ TUL 14.810143.08)
Datum uitspraak: 14 september 2010
TEGENSPRAAK
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[VERDACHTE], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
gedetineerd te Zwaag, P.I. Noord-Holland Noord, HvB Zwaag te Zwaag, De Compagnie 1.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 31 augustus 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. H.K. ter Brake, advocaat te Hoorn, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 05 april 2010 in de gemeente Hoorn met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning, gelegen op/aan [adres 1]
aldaar, heeft weggenomen een of meer (gouden) horloge('s) en/of een of
meer ring(en) en/of een (gouden) ketting en/of oorbellen en/of een of meer
fotocamera('s) en/of een portemonnee en/of een of meer armband(en) en/of een
kluis (inhoudende ondermeer paspoorten, een kentekenbewijs deel III, 500
dollar, 2 melkpoederbussen gevuld met muntgeld, een creditcard en pinpassen),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de
toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking
en/of inklimming;
2.
hij in of omstreeks de periode van 03 april 2010 tot en met 04 april 2010 in
de gemeente Hoorn met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een
woning gelegen op/aan de [adres 2] aldaar, heeft weggenomen een televisie
en/of een playstation en/of een politiepas, in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn
bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3.
hij op of omstreeks 04 april 2010 in de gemeente Hoorn met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen op/aan de [adres 3] aldaar, heeft weggenomen een televisie en/of een laptop en/of een of meer
handdoeken, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3]
en/of [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft
verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Overweging ten aanzien van het bewijs
A. Inleiding
met betrekking tot feit 1:
Op 5 april 2010 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan van een woninginbraak aan [adres 1] te Hoorn. Verdachte heeft ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan de woninginbraak aan [adres 1] te Hoorn.
met betrekking tot feit 2:
Op 4 april 2010 heeft [slachtoffer 2] aangifte gedaan van een woninginbraak aan de [adres 2] te Hoorn. Verdachte heeft ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan de woninginbraak aan de [adres 2] te Hoorn.
met betrekking tot feit 3:
Op 4 april 2010 heeft [slachtoffer 3] aangifte gedaan van een woninginbraak aan de [adres 3] te Hoorn. Verdachte heeft ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan de woninginbraak aan de [adres 3] te Hoorn.
B. Standpunt van de officier van justitie:
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen.
C. Standpunt van de verdachte/de verdediging:
De raadsman stelt zich op het standpunt dat verdachte van alle aan hem ten laste gelegde feiten vrijgesproken dient te worden.
Met betrekking tot feit 1 heeft de raadsman aangevoerd dat uit een schriftelijke verklaring van de getuige [getuige] blijkt dat de verdachte de gehele middag bij [getuige] in huis is geweest en niet op pad is geweest. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat de verbalisant [verbalisant 1] zich mogelijk vergist heeft bij de herkenning van de verdachte.
Met betrekking tot feit 2 en 3 heeft de raadsman aangevoerd dat bij deze feiten slechts werktuigsporen zijn aangetroffen. Naar de mening van de raadsman is dit onvoldoende wettig bewijs om tot een bewezenverklaring van deze feiten te komen.
D. Beoordeling van de tenlastelegging door de rechtbank
met betrekking tot feit 1:
Op 5 april 2010 doet [slachtoffer 1] aangifte van een woninginbraak aan [adres 1] te Hoorn. Omstreeks 09.30 uur is hij vertrokken en hij kwam rond 14.15 uur weer thuis. Hij zag dat zijn slaapkamer overhoop was gehaald en dat alle kasten openstonden. In de slaapkamer stond een kluis en die was weggenomen. Deze stond met bouten vast. Ook de portemonnee van zijn vrouw is weggenomen uit haar handtas. Uit de kast was een grote Vomar boodschappentas weggenomen.
Op 5 april omstreeks 14.07 uur reed verbalisant [verbalisant 1] in een opvallend dienstvoertuig over de [straatnaam] te Hoorn en stopte voor een oversteekplaats teneinde een zich daarop bevindende voetganger over te laten steken.
De verbalisant herkende deze voetganger als de hem bekende [verdachte]. Hij zag dat [verdachte] een grote boodschappentas droeg waarvan de inhoud kennelijk zwaar was. Het was de verbalisant bekend dat [verdachte] zich bezighield met woninginbraken.
De verbalisant sprak [verdachte] aan en vroeg hem wat hij in de tas had die hij bij zich droeg. [verdachte] stopte en zette de tas die hij bij zich had op de grond. De verbalisant keek in de tas en zag dat [verdachte] wegrende in de richting van het Bolwerk. De verbalisant zag dat in de door [verdachte] achtergelaten tas een kleine kluis zat. De achtergelaten tas met inhoud werd door verbalisant veiliggesteld en ter beschikking gesteld aan de recherche. Blijkens het proces-verbaal van de verbalisant [verbalisant 2] is [verbalisant 1], wijkagent in de wijk de Kersenboogerd te Hoorn en kende hij verdachte in die hoedanigheid.
Op 5 april 2010 is een nader onderzoek ingesteld naar de aangetroffen kluis en de inhoud van de Vomar boodschappentas . In deze tas zat een breekijzer kleur rood en een schroevendraaier kleur rood. Uit nader onderzoek bleek dat de punt was afgebroken van de schroevendraaier. Op het plaatsdelict van de inbraak in perceel [adres 1] te Hoorn is een afgebroken punt van een schroevendraaier aangetroffen. De afgebroken punt lag in de onmiddellijke omgeving van de kluis die in de slaapkamer was en werd later aangetroffen in de Vomar boodschappentas. Vervolgens is er een vergelijkend onderzoek ingesteld tussen de aangetroffen schroevendraaier met de afgebroken punt uit perceel [adres 1] te Hoorn. Door [slachtoffer 1] werd aangifte gedaan. [slachtoffer 1] herkende de kluis en de Vomartas als zijn eigendom.
Aan het huis aan [adres 1] te Hoorn is onderzoek verricht. Uit het onderzoek blijkt dat de toegang tot de woning werd verkregen door het met breekvoorwerpen openbreken van een raam van de woonkamer aan de voorzijde van de woning. De door de breekvoorwerpen veroorzaakte moeten werden met SIL afvormpasta afgevormd en in beslaggenomen. Een van de breekvoorwerpen liet rode verf achter in de door het openbreken veroorzaakte schade. Daarnaast werd in de woning een afgebroken vouw van een schroevendraaier aangetroffen.
Bij vergelijkend werktuigsporenonderzoek is komen vast te staan dat de afgevormde werktuigsporen 5 (Hoorn, [adres 1]) zijn veroorzaakt door het breekijzer.
Blijkens de rapportage d.d. 30 augustus 2010 van ing. [naam deskundige] vaste deskundige werkzaam bij het Nederlands Forensisch Instituut matcht het celmateriaal in de bemonstering van de sloopbeitel met het het DNA-profiel van verdachte [verdachte].
Op grond van voormelde bewijsmiddelen acht de rechtbank het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank betrekt bij haar oordeel het gegeven dat verdachte desgevraagd geen afdoende verklaring heeft gegeven voor het aantreffen van zijn DNA-profiel op de sloopbeitel.
De raadsman heeft aangevoerd dat verbalisant [verbalisant 1] zich mogelijk vergist heeft in de herkenning van verdachte.
Dit verweer verwerpt de rechtbank. [verbalisant 1] is wijkagent in de wijk waar verdachte zich vaak ophoudt en waar verdachte eerder vele inbraken heeft gepleegd. Wijkagent [verbalisant 1] is dus bekend met verdachte. In zijn proces-verbaal van bevindingen beschrijft hij heel concreet wat zijn waarnemingen zijn geweest. Hij heeft verdachte bij daglicht van heel nabij aangesproken. Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de waarnemingen van de verbalisant [verbalisant 1].
De rechtbank heeft ter zitting van 31 augustus 2010 geoordeeld dat nader onderzoek niet noodzakelijk is en dientengevolge het daartoe strekkende verzoek tot aanhouding van de behandeling afgewezen. De rechtbank ziet ook thans geen aanleiding om het onderzoek te heropenen. Gelet op de bovenstaande bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang gezien, ziet de rechtbank geen noodzaak om de verbalisant [verbalisant 1] als getuige te horen en/of sporenonderzoek te doen aan de Vomartas zoals eerst ter terechtzitting door de verdediging is verzocht.
De rechtbank zal geen rekening houden met de verklaring van de getuige
[getuige], nu deze verklaring ten aanzien van het aanvangstijdstip van het bezoek op zichzelf staat en onvoldoende is geconcretiseerd.
met betrekking tot feit 2:
Op 4 april 2010 doet [slachtoffer 2] aangifte van een woninginbraak aan de [adres 2] te Hoorn. Rond 02.50 uur zag aangever dat de poort van zijn tuin open stond. Hij belde de politie. Toen hij zijn huis betrad, zag hij dat zijn televisie, zijn playstation en zijn politie legitimatiepas weg waren. Aan de onderzijde van het raam zaten twee moeten in het kozijn en was er kennelijk met een voorwerp tussen gewrikt waardoor de hefbomen van het raam waren losgeschoten.
Uit het mutatierapport van 20 mei 2010 van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] (forensische opsporing) blijkt dat zij op 4 april 2010 een sporenonderzoek hebben ingesteld naar aanleiding van een inbraak in de woning aan het perceel [adres 2] te Hoorn. Hierbij werden werktuig- en schoensporen aangetroffen en veiliggesteld.
Bij vergelijkend werktuigonderzoek is komen vast te staan dat de afgevormde werktuigsporen 3 (Hoorn, [adres 1]) zijn veroorzaakt door het breekijzer en dat de afgevormde werktuigsporen 6 ([adres 2]) zijn veroorzaakt met de afgebroken vouw.
Op grond van voormelde bewijsmiddelen acht de rechtbank het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank betrekt bij haar oordeel de bewijsmiddelen welke zijn gebezigd voor het bewijs van feit 1 en de rechtbank neemt dan ook in aanmerking, dat verdachte een dag later verdachte met dezelfde werktuigen ook in Hoorn een woninginbraak heeft gepleegd met dezelfde modus operandi.
met betrekking tot het feit onder 3:
Naar het oordeel van de rechtbank dient verdachte te worden vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde feit. De uitkomst van het technisch onderzoek aan de werktuigsporen houdt immers slechts een waarschijnlijkheidsoordeel in en is als zodanig onvoldoende om als voornaamste bewijsmiddel te worden gebezigd.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 5 april 2010 in de gemeente Hoorn met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan [adres 1] aldaar, heeft weggenomen gouden horloge’s en ringen en een gouden ketting en oorbellen en
fotocamera's en een portemonnee en armbanden en een kluis (inhoudende paspoorten, een kentekenbewijs deel III, 500 dollar, 2 melkpoederbussen gevuld met muntgeld, een creditcard en pinpassen), toebehorende aan [slachtoffer 1], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
2.
hij in de periode van 3 april 2010 tot en met 4 april 2010 in de gemeente Hoorn met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres 2] aldaar, heeft weggenomen een televisie en een playstation en een politiepas, toebehorende aan [slachtoffer 2], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak.
6. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
ten aanzien van feit 2:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft heeft gebracht door middel van braak;
7. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar nu niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit.
8. De strafoplegging
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank aan de verdachte de maatregel tot plaatsing in een Inrichting voor Stelselmatige daders voor de duur van 2 (twee) jaren zal opleggen. Voorts vordert de officier van justitie de tenuitvoerlegging van het vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Alkmaar van 16 juli 2008, waarbij aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf is opgelegd.
Standpunt van de verdachte/de verdediging
De raadsman heeft voor een integrale vrijspraak gepleit.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf of maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van de bewezen- en strafbaar verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, de persoon van verdachte, de met betrekking tot verdachte opgemaakte vroeghulprapport van 28 mei 2010 en voorlichtingsrapportage d.d. 26 augustus 2010, alsmede de vordering van de officier van justitie.
Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 27 mei 2010 blijkt dat verdachte reeds veelvuldig met justitie in aanraking is gekomen. Verdachte heeft zich thans wederom schuldig gemaakt aan een aantal vermogensdelicten. Dergelijke hinderlijke feiten veroorzaken aanzienlijke schade en overlast.
Uit het voorlichtingsrapport d.d. 26 augustus 2010, opgesteld door R.H.M. Liekens, als reclasseringswerker verbonden aan GGZ Palier Den Haag houdt onder meer het volgende in:
Betrokkene staat in het arrondissement Alkmaar geregistreerd als veelpleger en heeft een ISD-indicatie. Uit de hulpverleningsgeschiedenis van betrokkene blijkt dat er sinds 2007 zeer intensief op betrokkene is ingezet ten aanzien van behandel- en woonprogramma’s. Betrokkene doorliep het behandelprogramma “de Emiliehoeve” naar behoren. Sindsdien is het echter ‘huilen met de pet op’. Hij belooft iedere keer weer beterschap maar uiteindelijk is het allemaal een farce.
Betrokkene kan niet terug naar Exodus en het behandelprogramma “Mirage” onderdeel van de verslavingszorg van de Brijder, onderdeel van de Parnassia Bavo Groep, waar hij zelf graag naar toe wil, blijkt geen optie. Aan betrokkene is verteld dat de reclassering geen contra-indicaties ziet voor een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. Immers, er zijn de afgelopen jaren (sinds 2007) vijf negatief retourgemelde reclasseringstoezichten geweest en evenveel toeleidingen zorg.
Geadviseerd wordt geen reclasseringstoezicht op te leggen. Indien een onvoorwaardelijke ISD-maatregel wordt overwogen, verzoekt de reclassering de rechtbank om een nieuw rapport aan te vragen om de mogelijkheden voor deze maatregel te onderzoeken.
De rechtbank kan zich verenigen met de inhoud van het rapport.
Uit voormelde rapportage blijkt dat de behandeling en begeleiding van verdachte in het kader van eerder opgelegd toezicht door de houding van verdachte geen (blijvend) effect hebben gesorteerd.
Artikel 38m, lid 4 van het Wetboek van Strafrecht bepaalt dat de maatregel slechts kan worden opgelegd, nadat de rechtbank een met redenen omkleed, gedagtekend en ondertekend advies over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de maatregel heeft doen overleggen.
Hoewel een dergelijke rapportage met een expliciete conclusie in het dossier ontbreekt, is nadere rapportage naar het oordeel van de rechtbank niet noodzakelijk, daar R. Liekens bij emailbericht van 31 augustus 2010 aan de officier van justitie, ter terechtzitting van 31 augustus 2010 overgelegd, heeft meegedeeld dat zij met betrekking tot verdachte reeds uitgebreid heeft gerapporteerd en opnieuw aangeeft dat het opleggen van een ISD-maatregel mogelijk een oplossing is en dat zij geen contra-indicaties ziet voor het opleggen van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel.
Dit stemt overeen met hetgeen is weergegeven in het beknopte reclasseringsadvies van Parlier van 28 mei 2010, waarin geen contra-indicaties voor een ISD-maatregel worden gezien en geadviseerd wordt om in dat kader een reclasseringsrapport te doen opstellen.
Uit bovengenoemde bescheiden en rapporten blijkt genoegzaam het materiële oordeel van de reclassering over de wenselijkheid van de maatregel. De formele redactie van dit advies ontbreekt slechts, nu door de officier van justitie niet expliciet om dit advies is gevraagd.
Op grond van het vorenstaande zal door de rechtbank aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders worden opgelegd, omdat:
- de bewezen en strafbaar verklaarde feiten misdrijven zijn, waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten;
- verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan de door hem begane feiten tenminste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld, de feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er voorts ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan;
- de veiligheid van personen en goederen het opleggen van de maatregel eist.
De rechtbank ziet ambtshalve geen aanleiding om een tussentijdse toetsing van de ISD-maatregel op te leggen.
10. Vordering tot tenuitvoerlegging
Nu de rechtbank aan verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur van twee jaren zal opleggen, zal de rechtbank de vordering tenuitvoerlegging van het vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank van 16 juli 2008 met parketnummer 14.810143.08 afwijzen.
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 38m, 57, 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
12. Beslissing
De rechtbank:
• Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
• Verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
• Legt op de maatregel tot plaatsing in een Inrichting voor Stelselmatige daders voor de duur van 2 (twee) jaren.
• Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van het vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank van 16 juli 2008 met parketnummer 14.810143.08.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.H.B. Littooy, voorzitter,
mr. A.C. Haverkate en mr. G.D.M. Hoedemaker, rechters,
in tegenwoordigheid van D.H. Geuze, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank te Alkmaar op 14 september 2010.
Mr. G.D.M. Hoedemaker is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.