ECLI:NL:RBALK:2010:BN9411

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
5 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.810266-10
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van gewapende overval en poging tot diefstal met braak

In deze zaak heeft de rechtbank Alkmaar op 5 oktober 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een gewapende overval op een snackbar en aan een poging tot inbraak in een café. De overval vond plaats in de nacht van 7 op 8 juni 2010 in Opmeer, waar de verdachte samen met anderen een snackbar heeft overvallen. Tijdens deze overval werd geweld gebruikt, waaronder het tonen van een vuurwapen en het fysiek aanvallen van de medewerkers. De verdachte heeft bekend zich schuldig te hebben gemaakt aan beide feiten. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte was ten tijde van de feiten in een proeftijd voor eerdere strafbare feiten, wat de rechtbank als verzwarend heeft beschouwd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 32 maanden, met daarnaast de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf van 60 dagen. Tevens zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die door de verdachte moeten worden vergoed. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf toegewezen, gezien de verdachte zich opnieuw schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten tijdens de proeftijd.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer : 14/810266-10 + 14/810050-09 (TUL) (P)
Datum uitspraak : 5 oktober 2010
TEGENSPRAAK
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats en –datum],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op [adres en woonplaats],
thans gedetineerd in de P.I. Flevoland – Huis van Bewaring Almere Binnen te Almere.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 september 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. E. Boskma, advocaat te Alkmaar, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat
1.
hij in of omstreeks de nacht van 07 juni 2010 op 08 juni 2010 in de gemeente Opmeer tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, in/uit een horecabedrijf ([horeca onderneming]), gevestigd op/aan de [adres] aldaar, heeft weggenomen een geldbedrag te weten 255,15 euro (uit de kassalade) en/of een doos kauwgom en/of een of meer pakje(s) sigaretten en/of een aansteker en/of een MP-3 speler en/of een geldbedrag van 20 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of [naam horeca onderneming], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 4] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag te weten 255,15 euro (uit de kassalade) en/of een doos kauwgom en/of een of meer pakje(s) sigaretten en/of een aansteker en/of een MP-3 speler en/of een geldbedrag van 20 euro, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of [naam horeca onderneming], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat:
hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) naar die snackbar is/zijn toegegaan
en/of
(vervolgens) is/zijn hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die snackbar naar binnen gegaan
en/of
(daarna) heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp getoond en/of getoond gehouden en/of gericht en/of gericht gehouden op/aan die [benadeelde partij 1]
en/of
(daarbij) heeft hij,verdachte, en/of zijn mededader(s) tegen die [benadeelde partij 1] gezegd en/of geroepen dat hij, die [benadeelde partij 1], de kassalade open moest doen
en/of
(ververvolgens) heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die [benadeelde partij 1] weggeduwd (op tegen de koeling) aan
en/of
(daarna) heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s) die [benadeelde partij 1] een of meerma(a)l(en) op/tegen het gezicht geslagen en/of gestompt
en/of
heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) de bril van het gezicht van die
[benadeelde partij 1] en/of afgepakt en/of op de grond gegooid
en/of
(vervolgens) heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die [benadeelde partij 1] gefouilleerd en/of (daarbij) een geldbedrag van 20 euro en/of een aansteker en/of een pakje sigaretten uit de kleding van die [benadeelde partij 1] gepakt
en/of
(daarna) heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) tegen die [benadeelde partij 1] gezegd dat hij, die [benadeelde partij 1], op de grond moest gaan liggen
en/of
(daarna) is/zijn hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) naar die [benadeelde partij 4] toegegaan en/of (vervolgens) heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die [benadeelde partij 4] opgetild
en/of
(vervolgens) heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die [benadeelde partij 4] een of meerma(a)l(en) (hard) op/tegen de kluis geduwd en/of gedrukt
en/of
(daarbij) heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s) een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp getoond en/of getoond gehouden aan die [benadeelde partij 4] en/of gedrukt op/tegen het gezicht van die [benadeelde partij 4]
en/of
(vervolgens) heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die [benadeelde partij 4] gefouilleerd en/of de portemonnee van die [benadeelde partij 4] uit de kleding van die [benadeelde partij 4] gepakt
en/of
(daarna) heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) tegen die [benadeelde partij 4] gezegd dat hij, die [benadeelde partij 4], op de grond moest gaan liggen
en/of
(daarbij) heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) tegen die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 4] gezegd de woorden:"Dit is een overval, geef me geld", althans woorden van een dergelijke aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 08 juni 2010 te Obdam, gemeente Koggenland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, ter uitvoering van het door hem, verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een horecagelegenheid (een café), gevestigd op/aan de [adres] aldaar, weg te nemen een of meer goed(eren) en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [verhuurder] en/of [naam horeca onderneming], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot dat pand te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
- een steen, althans een hard voorwerp heeft gepakt en/of (vervolgens) die steen, althans dat harde voorwerp tegen/door een ruit van dat café heeft gegooid en/of (waarna) verdachte en/of zijn mededader(s) via een raam dat café is ingeklommen en/of binnen gegaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
3. De voorvragen
Beroep op (partiële) nietigheid van de dagvaarding
De verdediging heeft betoogd dat er sprake is van een partieel nietige dagvaarding met betrekking tot het onder feit 1 ten laste gelegde, nu de feitelijke geweldshandelingen in de tenlastelegging slechts zijn opgenomen ten aanzien van de afpersing en niet ten aanzien van de diefstal met (bedreiging met) geweld. Daarnaast worden ten aanzien van de afpersing in de tenlastelegging pleegplaats en pleegdatum niet genoemd.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat in de tenlastelegging is opgenomen wat opgenomen dient te worden. De afpersing en diefstal worden alternatief cumulatief ten laste gelegd en het geweld wordt vervolgens uitgesplitst. Het is duidelijk dat deze uitsplitsing van handelingen betrekking heeft op zowel de afpersing als diefstal met (bedreiging met) geweld. Dergelijke feitencomplexen worden vaker op deze wijze ten laste gelegd en dit is niet eerder door de rechtbank afgestraft.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat uit de tenlastelegging voldoende duidelijk blijkt dat de aanhef, met daarin genoemd de pleegplaats en de pleegdatum, voor beide alternatieven (afpersing en diefstal) geldt. De afpersing en de diefstal zijn alternatief cumulatief ten laste gelegd en het is zonneklaar dat de verweten geweldshandelingen terugslaan op het in beide alternatieven genoemde geweld en/of bedreiging met geweld.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de dagvaarding daardoor niet onbegrijpelijk is.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding ook overigens geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Overweging ten aanzien van het bewijs
A. Inleiding
Verdachte wordt ervan verdacht dat hij samen met anderen in Opmeer een snackbar heeft overvallen in de nacht van 7 op 8 juni 2010. Daarnaast wordt hem verweten dat hij in diezelfde nacht samen met anderen heeft gepoogd in te breken in een café in Obdam.
Verdachte heeft tijdens het vooronderzoek en ter terechtzitting bekend te hebben deelgenomen aan de overval in Opmeer en aan de poging tot inbraak in Obdam.
B. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
C. Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft bekend zich aan beide ten laste gelegde feiten schuldig te hebben gemaakt.
D. Beoordeling van de tenlastelegging door de rechtbank
Ten aanzien van feit 1:
Op grond van:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 21 september 2010;
- het ambtsedig proces-verbaal van aangifte door [benadeelde partij 1] d.d. 8 juni 2010 (dossierpagina 207 en volgende);
- het ambtsedig proces-verbaal van aangifte door [benadeelde partij 4] d.d. 8 juni 2010 (dossierpagina 269 en volgende);
- het ambtsedig proces-verbaal van aangifte door [benadeelde partij 3] d.d. 14 juni 2010 (dossierpagina 238 en volgende);
acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan, in die zin dat hij zich in de nacht van 7 op 8 juni 2010 te Opmeer schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstal met (bedreiging met) geweld.
Ten aanzien van feit 2:
Op grond van:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 21 september 2010;
- het ambtsedig proces-verbaal van aangifte door [verhuurder] d.d. 8 juni 2010 (dossierpagina 219 en volgende);
- het ambtsedig proces-verbaal van verhoor van [getuige] d.d. 6 juli 2010 (dossierpagina 281 en volgende);
- het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen omtrent onderzoek naar schoensporen door verbalisanten [opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 2] d.d. 30 juli 2010 (aanvullend proces-verbaal);
acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan, in die zin dat hij zich op 8 juni 2010 te Obdam schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot diefstal met braak.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de nacht van 7 juni 2010 op 8 juni 2010 in de gemeente Opmeer tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, uit een horecabedrijf ([naam horeca onderneming]), gevestigd aan [adres] aldaar, heeft weggenomen een geldbedrag te weten 255,15 euro uit de kassalade en een doos kauwgom en pakjes sigaretten en een aansteker en een MP-3 speler en een geldbedrag van 20 euro, toebehorende aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2], welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestonden:
hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zijn die snackbar binnen gegaan
en
daarna heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) een op een vuurwapen gelijkend voorwerp getoond en gericht aan/op die [benadeelde partij 1]
en
daarbij heeft hij,verdachte, en/of zijn mededader(s) tegen die [benadeelde partij 1] geroepen dat hij, die [benadeelde partij 1], de kassalade open moest doen
en
vervolgens heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die [benadeelde partij 1] weggeduwd
en
daarna heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s) die [benadeelde partij 1] tegen het gezicht geslagen
en
heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) de bril van het gezicht van die [benadeelde partij 1] afgepakt en op de grond gegooid
en
vervolgens heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die [benadeelde partij 1] gefouilleerd en een geldbedrag van 20 euro, een aansteker en een pakje sigaretten uit de kleding van die [benadeelde partij 1] gepakt
en
daarna heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) tegen die [benadeelde partij 1] gezegd dat hij, die [benadeelde partij 1], op de grond moest gaan liggen
en
tevens is hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) naar die [benadeelde partij 4] toegegaan en heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die [benadeelde partij 4] opgetild
en
heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die [benadeelde partij 4] meermalen tegen de kluis gedrukt
en
heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s) een op een vuurwapen gelijkend voorwerp getoond aan die [benadeelde partij 4] en gedrukt tegen het gezicht van die [benadeelde partij 4]
en
heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die [benadeelde partij 4] gefouilleerd en de portemonnee van die [benadeelde partij 4] uit de kleding van die [benadeelde partij 4] gepakt
en
heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) tegen die [benadeelde partij 4] gezegd dat hij, die [benadeelde partij 4], op de grond moest gaan liggen
en
heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) tegen die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 4] gezegd de woorden:"Dit is een overval, geef me geld”;
2.
hij op 8 juni 2010 te Obdam, gemeente Koggenland, tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door hem, verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met elkaar met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een horecagelegenheid (een café), gevestigd aan [adres] aldaar, weg te nemen een of meer goederen en/of geld, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot dat pand te verschaffen door middel van braak en inklimming,
met zijn mededaders,
- een steen heeft gepakt en vervolgens die steen door een ruit van dat café heeft gegooid, waarna zijn mededader via een raam dat café is ingeklommen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
6. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, in vereniging gepleegd;
Ten aanzien van feit 2:
Poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming, in vereniging gepleegd .
7. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar nu niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit.
8. De strafoplegging
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf zal opleggen voor de duur van zesendertig maanden met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van 20 mei 2009, onder parketnummer 14/810050-09, voorwaardelijk opgelegde straf van zestig dagen gevangenisstraf.
Standpunt van de verdediging
Gezien de rol die verdachte heeft gespeeld en het huidige stelsel van voorwaardelijke invrijheidstelling lijkt het redelijker om een straf van zesendertig maanden onvoorwaardelijk op te leggen in plaats van een voorwaardelijk gedeelte van zes maanden met een langere netto vrijheidsstraf als gevolg.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en tevens op grond van de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich met anderen schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een snackbar. Dit soort geweldsmisdrijven maakt een zeer ernstige inbreuk op de rechtsorde en veroorzaakt gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving, en meer in het bijzonder bij de direct betrokkenen. Het slachtoffer in deze zaak ([benadeelde partij 1]) heeft aangegeven welke - psychische - gevolgen de gewelddadige overval bij hem heeft veroorzaakt. Hij heeft aangegeven erg bang te zijn geweest en zich te hebben afgevraagd of hij wel in leven zou blijven. Na de overval is hij angstig geworden en hij durft niet meer in de snackbar te werken. Zijn baan heeft hij dan ook opgezegd. Voorts heeft hij aangegeven zich sinds de overval moeilijker te kunnen concentreren en slecht te slapen. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij zich hiervan geen rekenschap heeft gegeven en kennelijk op lichtvaardige wijze met de overval heeft meegedaan. Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan een poging tot inbraak in een café, waarbij een ruit is vernield. Inbraak is een ergerlijk feit dat voor de benadeelden hinder en schade met zich brengt. Daarbij komt dat verdachte ten tijde van het plegen van de feiten in een proeftijd liep ter zake van eerder door hem gepleegde strafbare feiten, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden nogmaals een strafbaar feit te plegen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 9 juni 2010, waaruit blijkt dat verdachte eerder wegens geweld- en vermogengerelateerde delicten met de strafrechter in aanraking is gekomen.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het reclasseringsrapport, gedateerd 10 juni 2010, opgemaakt door D. de Wit, als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland, Adviesunit Alkmaar. Uit het rapport blijkt dat, in verband met het toen nog zwijgen van verdachte over hetgeen hem verweten wordt, geen uitspraak kan worden gedaan over het recidiverisico. Toezicht door de reclassering is niet geïndiceerd.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden.
9. Vordering van de benadeelde partijen
De benadeelde partij [benadeelde partij 1], wonende [adres en woonplaats], heeft vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 2.135,85 wegens schade die de verdachte met zijn mededaders met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde feit aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij, voor zover die bereddingskosten, de kosten voor de MP3-speler en immateriële schade betreft, van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
De benadeelde partij heeft in de rubriek materiële schade een bedrag van € 55,90 gevorderd wegens de kleding die hij ten tijde van het feit heeft gedragen en die hij vervolgens niet meer heeft willen dragen vanwege de nare ervaring en herinneringen.
De rechtbank is van oordeel dat deze keuze, hoezeer ook begrijpelijk en te respecteren, geen materiële schade oplevert die rechtstreeks verband houdt met het bewezen verklaarde en daarom zal de benadeelde partij voor dit gedeelte niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte - ook al zijn andere daders daarbij betrokken - rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 2.079,95 kan de vordering tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 7 juni 2010 tot de dag der algehele voldoening.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De verdachte is niet tot vergoeding gehouden voor zover het toewijsbare reeds door de mededaders aan de benadeelde partij is voldaan.
De benadeelde partij [benadeelde partij 5], wonende [adres en woonplaats], heeft vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 296,01 wegens schade die de verdachte met zijn mededaders met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde feit aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 296,01 gevorderd wegens de ruitschade die de verdachten hebben toegebracht. De rechtbank is van oordeel dat deze schade voor toewijzing in aanmerking komt, zij het behoudens de voor de benadeelde partij aftrekbare omzetbelasting, aldus uitkomend op een bedrag van € 248,75.
Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte - ook al zijn andere daders daarbij betrokken - rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 248,75 kan de vordering tot dat bedrag worden toegewezen.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De verdachte is niet tot vergoeding gehouden voor zover het toewijsbare reeds door de mededaders aan de benadeelde partij is voldaan.
Voor het overige zal de vordering worden afgewezen.
10. Schadevergoeding als maatregel
De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregelen besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen verklaarde strafbare feiten is toegebracht aan de benadeelden.
De maatregel wordt opgelegd voor het toegewezen schadebedrag van € 2.079,95, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 juni 2010 tot aan de dag der algehele voldoening, ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 1].
De maatregel wordt opgelegd voor het toegewezen schadebedrag van € 248,75 ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 5].
De toepassing van hechtenis, bij gebreke van voldoening van de verschuldigde bedragen, heft de opgelegde verplichtingen niet op.
11. Vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de tenuitvoerlegging zal gelasten van de bij vonnis van de Politierechter te Alkmaar van 20 mei 2009 in de zaak met parketnummer 14/810050-09 aan de verdachte opgelegde straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd, op grond van het feit dat de verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde voor het einde van de proeftijd zich niet schuldig te zullen maken aan een strafbaar feit.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering gegrond, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat de verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde voor het einde van de proeftijd zich niet schuldig te zullen maken aan een strafbaar feit. Daarom behoort de gevorderde tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde straf te worden gelast.
12. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 57, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
13. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid;
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feiten;
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar;
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van tweeëndertig (32) maanden;
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] tot het hierna te noemen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 juni 2010 tot aan de dag der algemene voldoening;
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 2.079,95 (tweeduizend negenenzeventig euro en vijfennegentig cent) als schadevergoeding;
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken, tot op heden begroot op nihil;
Bepaalt dat de verdachte niet tot betaling gehouden is indien en voor zover de verschuldigde bedragen reeds door de mededaders zijn voldaan;
Verklaart de benadeelde partij in het resterende deel van de vordering niet-ontvankelijk;
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 1], te betalen een som geld ten bedrage van € 2.079,95 (tweeduizend negenenzeventig euro en vijfennegentig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 juni 2010 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 30 dagen;
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de staat;
Bepaalt dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 5] tot het hierna te noemen bedrag;
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 248,75 (tweehonderd achtenveertig euro en vijfenzeventig cent) als schadevergoeding;
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken, tot op heden begroot op nihil;
Bepaalt dat de verdachte niet tot betaling gehouden is indien en voor zover de verschuldigde bedragen reeds door de mededaders zijn voldaan;
Wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd;
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 5], te betalen een som geld ten bedrage van € 248,75 (tweehonderd achtenveertig euro en vijfenzeventig cent), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 4 dagen;
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de staat;
Bepaalt dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering van de officier van justitie strekkende tot tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd, bij voormeld vonnis van de Politierechter van de rechtbank Alkmaar gedateerd 20 mei 2009 in de zaak met parketnummer
14/810050-09, te weten een gevangenisstraf voor de duur van zestig (60) dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.H.B. Littooy, voorzitter,
mr. M.E. Francke en mr. G.W.A. Lamsvelt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. de Jong, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 oktober 2010.
Mr. G.W.A. Lamsvelt is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.