ECLI:NL:RBALK:2010:BO3252

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
21 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14-810246-10
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf wegens bedreiging en belediging van politiemensen

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 21 september 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1971 en thans gedetineerd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, onder de voorwaarde van reclasseringstoezicht. De veroordeling is gebaseerd op meerdere feiten, waaronder bedreiging en belediging van politiemensen tijdens zijn aanhouding op 27 mei 2010 te Alkmaar. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd, die een gevangenisstraf van 12 maanden had geëist, maar heeft de verdachte vrijgesproken van enkele ten laste gelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, onder invloed van alcohol, zijn moeder en broer met de dood had bedreigd, en dat hij tijdens zijn aanhouding verbaal agressief was tegenover de politie. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de betrokken politiemensen meegewogen in haar beslissing. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, diefstal, en belediging van ambtenaren in functie. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, zoals vastgesteld in een psychiatrisch rapport. De benadeelde partijen, die schadevergoeding vorderden, zijn deels niet-ontvankelijk verklaard, maar de vordering van een benadeelde partij is toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partij, die het slachtoffer was van het spugen in het gezicht.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector Straf
Parketnummer : 14/810246-10 + 14/810181-10 (t.t.z. gev.)
Datum uitspraak : 21 september 2010
TEGENSPRAAK
VERKORT VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[postcode en woonplaats], [straatnaam en huisnummer],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichtingen Noord-Holland Noord, Huis van Bewaring Zwaag te Zwaag.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 september 2010.
De politierechter heeft de zaak onder parketnummer 14/810181-10 naar deze kamer verwezen.
Deze zaak wordt hierna zaak B genoemd.
De zaak met parketnummer 14/810246-10 wordt hierna zaak A genoemd.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder bovengenoemde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennis genomen van:
- de vordering van de officier van justitie, die ertoe strekt dat de rechtbank alle ten laste gelegde feiten zal bewezen verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarde van – kort gezegd – verplicht reclasseringstoezicht. Met betrekking tot de benadeelde partijen [opsporingsambtenaar 1], [opsporingsambtenaar 2] en [opsporingsambtenaar 3] heeft de officier van justitie telkens geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring.
- hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw, mw. mr. W.H.R. Hogewind, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.
1. TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
In zaak A
1.
hij op of omstreeks 27 mei 2010 te Alkmaar [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling en/of met brandstichting, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik ga jullie verbranden" en/of "Ik vermoord jullie", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 27 mei 2010 te Alkmaar met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een winkel, gevestigd aan de [adres] (nummer), heeft weggenomen vier Euroshopper bierblikken, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf "Albert Heijn", in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3.
hij op of omstreeks 27 mei 2010 te Alkmaar opzettelijk beledigend twee ambtena(a)r(en), te weten [opsporingsambtenaar 1] en/of [opsporingsambtenaar 2], beiden hoofdagent van de politie Noord-Holland Noord, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, [opsporingsambtenaar 1] en/of [opsporingsambtenaar 2], in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden (respectievelijk) "kanker jood" en/of "kanker Hollander" en/of "Kankerhoer" en/of Kutwijf", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
4.
hij op of omstreeks 27 mei 2010 te Alkmaar [opsporingsambtenaar 1] en/of [opsporingsambtenaar 2], beiden hoofdagent bij de politie Noord-Holland Noord (telkens) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk voornoemde [opsporingsambtenaar 1] en/of [opsporingsambtenaar 2] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik schiet je door je kop" en/of "Ik ga je doodschieten" en/of "Ik vermoord je", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
5.
hij op of omstreeks 27 mei 2010 te Alkmaar opzettelijk beledigend (een) ambtenaar, te weten [opsporingsambtenaar 3], hulpofficier van justitie bij politie Noord-Holland Noord, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening in zijn gezicht heeft gespuugd;
6.
hij op of omstreeks 27 mei 2010 te Alkmaar opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [opsporingsambtenaar 3], hulpofficier van jusitite bij de politie Noord-Holland Noord), met zijn, verdachtes, (rechter)elleboog in de linkerzij heeft gestoten, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
in zaak B:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 19 en/of 24 april 2010 te Alkmaar [slachtoffer 2] (verdachtes broer) (telkens) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk voornoemde [verdachte] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik maak hem dood, ik pak hem wel terug, wat denkt hij wel niet" en/of "Ik maak jullie een voor een dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 23 april 2010 te Alkmaar opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 3]), een of meermalen in het gezicht heeft geslagen en/of tegen de borst, althans het lichaam, heeft geschopt en/of tegen het lichaam heeft geduwd, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 21 en/of 23 en/of 24 april 2010 te Alkmaar [slachtoffer 4] (verdachtes moeder) (telkens) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd : "Wacht maar af ik vermoord jullie een voor een" en/of "Als je naar huis komt dan vermoord ik je. Ik ga een mes pakken en je keel doorsnijden. Ik vermoord je sowieso en ik vermoord je hele familie" en/of "Ik maak jullie dan een voor een dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.
2. VRIJSPRAAK
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte in zaak A onder 6. en in zaak B onder 2. is ten laste gelegd.
De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
3. BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 1., 2., 3., 4. en 5. en in zaak B onder 1. en 3. ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat
in zaak A:
1.
hij op 27 mei 2010 te Alkmaar [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik ga jullie verbranden" en "Ik vermoord jullie", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op 27 mei 2010 te Alkmaar met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkel, gevestigd aan het [adres] (nummer), heeft weggenomen vier Euroshopper bierblikken, toebehorende aan winkelbedrijf "Albert Heijn";
3.
hij op 27 mei 2010 te Alkmaar opzettelijk beledigend twee ambtenaren, te weten [opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 2], beiden hoofdagent van de politie Noord-Holland Noord, gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "kanker jood" en "kanker Hollander", respectievelijk "Kankerhoer" en “Kutwijf";
4.
hij op 27 mei 2010 te Alkmaar [opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 2], beiden hoofdagent van de politie Noord-Holland Noord, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 2] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik schiet je door je kop" en "Ik ga je doodschieten" en "Ik vermoord je";
5.
hij op 27 mei 2010 te Alkmaar opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [opsporingsambtenaar 3], hulpofficier van justitie bij de politie Noord-Holland Noord, gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn gezicht heeft gespuugd;
in zaak B:
1.
hij op 24 april 2010 te Alkmaar [slachtoffer 2] (verdachtes broer) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [verdachte] dreigend de woorden toegevoegd : "Ik maak jullie een voor een dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op 22 en op 24 april 2010 te Alkmaar [slachtoffer 4] (verdachtes moeder) telkens heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd : "Wacht maar af, ik vermoord jullie een voor een" en "Als je naar huis komt dan vermoord ik je. Ik ga een mes pakken en je keel doorsnijden. Ik vermoord je sowieso en ik vermoord je hele familie" en "Ik maak jullie dan een voor een dood".
4. BEWIJS
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling worden opgenomen.
5. NADERE MOTIVERING
Met betrekking tot feit 4, zaak A
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte, die onder invloed van alcohol was, niet de bedoeling heeft gehad om de verbalisanten [opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 2] angst aan te jagen. Het gaat veel meer om onbeheerste uitingen van woede en onmacht. Onder verwijzing naar een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 1 februari 2005 (LJN AS5050) heeft raadsvrouw vrijspraak voor dit feit bepleit.
De rechtbank overweegt als volgt.
Een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht moet van dien aard zijn en onder zulke omstandigheden zijn gedaan dat in het algemeen bij de bedreigde de redelijke vrees kan ontstaan dat hij het leven zal verliezen. Voorts moet de wil van de verdachte gericht zijn op het teweegbrengen van bedoelde vrees.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte tijdens het doen van de gewraakte uitlatingen de beide verbalisanten beurtelings recht en strak in de ogen keek. Reeds gelet op deze omstandigheid, in combinatie met verdachtes antecedenten op het gebied van geweldsdelicten, moeten de door verdachte geuite woorden geacht worden geschikt te zijn om bij de verbalisanten de redelijke vrees op te wekken dat verdachte aan zijn woorden gevolg zou geven. Tevens leidt de rechtbank hieruit af dat de wil van de verdachte erop was gericht de verbalisanten vrees aan te jagen.
Er is derhalve naar het oordeel van de rechtbank sprake van bedreiging in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. Het verweer wordt verworpen.
6. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
in zaak A
ten aanzien van feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
ten aanzien van feit 2:
diefstal
ten aanzien van feit 3:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd
ten aanzien van feit 4:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
ten aanzien van feit 5:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
in zaak B
ten aanzien van feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
ten aanzien van feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
7. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Op 25 augustus 2010 heeft de vast gerechtelijk deskundige A.E. Beld, psychiater, een rapport Pro Justitia over verdachte uitgebracht. In dit rapport wordt onder meer geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een ernstige afhankelijkheid van alcohol. Deze alcoholverslaving heeft ook andere psychische problemen bij verdachte veroorzaakt in de vorm van depressieve stemmingsstoornissen en agressieve gedragsstoornissen. Wanneer verdachte onder invloed van alcohol is, heeft hij een beperkte keuze aan gedragsalternatieven. De psychiater adviseert de verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank neemt de conclusie ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte over en maakt deze tot de hare.
De verdachte is strafbaar, nu ook overigens niet is gebleken van enige omstandigheid die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
8 MOTIVERING VAN DE STRAF
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen:
Verdachte heeft, onder invloed van alcohol, zijn moeder en zijn broer met de dood bedreigd. De slachtoffers zijn door deze bedreigingen erg bang geweest.
Voorts heeft verdachte, wederom in een dronken bui, in een moskee een persoon met de dood bedreigd. Ook dit slachtoffer is grote vrees aangejaagd. Vervolgens is verdachte naar een supermarkt gegaan, waar hij blikken bier heeft gestolen. Toen hij hierop werd aangehouden, heeft hij zich verbaal zeer agressief gedragen tegenover de betreffende politieambtenaren, door hen doodsbedreigingen en scheldwoorden naar het hoofd te slingeren. Dergelijk gedrag jegens politiemensen op straat valt niet te tolereren. Niet alleen vanwege de impact op de individuele betrokken politiemensen, maar ook omdat het de bijl legt aan de wortel van het gezag van de politie in het algemeen.
Na zijn overbrenging naar het politiebureau heeft verdachte een hulpofficier van justitie in het gezicht gespuugd. De rechtbank acht dit uiterst respectloos en grievend. De betrokken politieman heeft zich begrijpelijkerwijs zeer beledigd en bezoedeld gevoeld. De rechtbank rekent de verdachte dit feit dan ook zwaar aan.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie,gedateerd 28 mei 2010, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder ter zake van soortgelijke feiten als de in deze zaken bewezen verklaarde feiten is veroordeeld.
- het over de verdachte uitgebrachte psychiatrisch rapport, gedateerd 25 augustus 2010, van E.A. Beld, psychiater.
- het schrijven van mevrouw Rijbroek voornoemd, gedateerd 4 augustus 2010.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 25 augustus 2010 van mevrouw T. Rijbroek, als reclasseringswerker verbonden aan Palier forensische en intensieve zorg.
Psychiater Beld komt in zijn rapport tot de conclusie dat wegens de ernstige alcoholverslaving van verdachte opname en behandeling in een forensische verslavingskliniek noodzakelijk is. Dit zou gerealiseerd kunnen worden in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel.
In het reclasseringsadvies van 25 augustus 2010 wordt geadviseerd aan verdachte een voorwaardelijke maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) op te leggen, met als bijzondere voorwaarde dat verdachte een klinisch traject volgt en afrondt. Op dat moment werd daarbij gedacht aan de Piet Roordakliniek te Apeldoorn.
Gebleken is echter dat niet aan alle wettelijke vereisten voor het opleggen van een ISD-maatregel is voldaan, zodat deze mogelijkheid is uitgesloten.
Bovendien is ter terechtzitting naar voren gekomen dat de wachttijd voor plaatsing in de Piet Roordakliniek zodanig lang is dat ook dit geen reële optie is.
Blijkens informatie van de officier van justitie ter terechtzitting heeft de reclassering zich bij die stand van zaken bereid verklaard een verplicht toezicht op zich te nemen en zich in te spannen om een geschikte kliniek voor verdachte te zoeken.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard graag te willen meewerken aan een klinische opname en behandeling.
De rechtbank is met de reclassering en de officier van justitie van oordeel dat het uit een oogpunt van terugdringen van recidiverisico noodzakelijk is dat verdachte een klinische opname en behandeling ondergaat. De rechtbank zal daarom aan verdachte een gedeeltelijk voorwaardelijke vrijheidsstraf opleggen, met aan het voorwaardelijk strafdeel verbonden de bijzondere voorwaarde van – kort gezegd – verplicht reclasseringstoezicht en de verplichting mee te werken aan een intake bij een forensische verslavingskliniek. De rechtbank gaat er daarbij vanuit dat de reclassering zich zal inspannen om op korte termijn een geschikte kliniek te vinden, opdat verdachte (zonodig na wijziging van de bijzondere voorwaarden) aansluitend aan zijn detentie kan worden opgenomen.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank tot slot rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte.
9. BENADEELDE PARTIJEN
9.1
De benadeelde partij [opsporingsambtenaar 1], p/a postbus 21, 1800 AA Alkmaar, heeft vóór aanvang van de terechtzitting, door tussenkomst van [naam] als zijn gemachtigde, in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 150,00 wegens immateriële schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
De officier van justitie en de raadsvrouw hebben geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij in de vordering.
De rechtbank overweegt als volgt:
De benadeelde partij, hoofdagent van politie, heeft verdachte aangehouden als verdachte van winkeldiefstal. Verdachte, die op dat moment onder invloed van alcohol was, heeft de benadeelde partij hierbij verbaal beledigd en bedreigd. De omstandigheid dat de uitlatingen van verdachte op het moment dat zij gedaan werden bij de benadeelde partij de redelijke vrees konden wekken dat verdachte daadwerkelijk aan zijn bedreigingen gevolg zou geven (zoals, gelet op de toelichting van de benadeelde partij op de vordering, ook inderdaad het geval was), is op zichzelf onvoldoende onderbouwing voor de gestelde immateriële schade voor de periode nadat de verdachte was ontnuchterd.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij niet voldoende onderbouwd en daarmee niet van zo eenvoudige aard is dat deze vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering. De benadeelde partij kan de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
9.2
De benadeelde partij [opsporingsambtenaar 2], p/a postbus 21, 1800 AA Alkmaar, heeft vóór aanvang van de terechtzitting, door tussenkomst van [naam] als haar gemachtigde, in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 175,00 wegens immateriële schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
De officier van justitie en de raadsvrouw hebben geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij in de vordering.
De rechtbank overweegt als volgt:
De benadeelde partij, hoofdagente van politie, heeft verdachte aangehouden als verdachte van winkeldiefstal. Verdachte, die op dat moment onder invloed van alcohol was, heeft de benadeelde partij hierbij verbaal beledigd en bedreigd. De omstandigheid dat de uitlatingen van verdachte op het moment dat zij gedaan werden bij de benadeelde partij de redelijke vrees konden wekken dat verdachte daadwerkelijk aan zijn bedreigingen gevolg zou geven (zoals, gelet op de toelichting van de benadeelde partij op de vordering, ook inderdaad het geval was), is op zichzelf onvoldoende onderbouwing voor de gestelde immateriële schade voor de periode nadat de verdachte was ontnuchterd.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij niet voldoende onderbouwd en daarmee niet van zo eenvoudige aard is dat deze vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering. De benadeelde partij kan de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
9.3
De benadeelde partij [opsporingsambtenaar 3], p/a postbus 21, 1800 AA Alkmaar, heeft vóór aanvang van de terechtzitting, door tussenkomst van [naam] als zijn gemachtigde, in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 150,00 wegens immateriële schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
De officier van justitie en de raadsvrouw hebben geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij in de vordering.
De rechtbank is echter van oordeel dat het bewezen verklaarde feit, het spugen in het gezicht, een zodanige inbreuk op de lichamelijke integriteit van de benadeelde partij vormt, dat een vergoeding voor immateriële schade in de rede ligt. Het door de benadeelde partij gevorderde bedrag komt de rechtbank niet onredelijk voor.
Nu aldus is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING in zaak A onder 5. bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag kan de vordering worden toegewezen.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
10. SCHADEVERGOEDING ALS MAATREGEL
De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregel besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens het slachtoffer [opsporingsambtenaar 3] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de in de rubriek BEWEZENVERKLARING in zaak A onder 5. bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht aan de benadeelde.
De toepassing van hechtenis, bij gebreke van voldoening van het verschuldigde bedrag, heft de opgelegde verplichting niet op.
11. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 266, 267, 285 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
12. BESLISSING
De rechtbank:
? Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het in zaak A onder 6.en in zaak B onder 2. ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
? Verklaart bewezen, dat de verdachte het in zaak A onder 1., 2., 3., 4. en 5. en in zaak B onder 1. en 3. ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
? Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 10 (tien) maanden.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot 3 (drie) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt beslist.
Stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
- de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich zal gedragen naar de aanwijzingen, die de veroordeelde zullen worden gegeven door of namens Palier forensische en intensieve zorg, zolang deze instelling dit, in overleg met de officier van justitie te Alkmaar, noodzakelijk oordeelt, ook indien deze aanwijzingen inhouden dat veroordeelde zich dient te houden aan een meldplicht en/of aan de verplichting om mee te werken aan een intake bij een forensische verslavingskliniek of soortgelijke instelling.
Verstrekt aan de genoemde instelling opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere voorwaarden.
? Verklaart de benadeelde partij [opsporingsambtenaar 1], p/a postbus 21, 1800 AA Alkmaar niet-ontvankelijk in de vordering.
? Verklaart de benadeelde partij [opsporingsambtenaar 2], p/a postbus 21, 1800 AA Alkmaar niet-ontvankelijk in de vordering.
? Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [opsporingsambtenaar 3], p/a postbus 21, 1800 AA Alkmaar.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 150,00 (honderd en vijftig euro) als schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
? Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [opsporingsambtenaar 3] voornoemd te betalen een som geld ten bedrage van € 150,00 (honderd en vijftig euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 3 (drie) dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
? Heft op het in de ter terechtzitting gevoegde zaak met het oorspronkelijke parketnummer 14/810181-10 gegeven en reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.H.B. Littooy, voorzitter,
mr. E.M. Devis en mr. G.D.M. Hoedemaker, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Helder, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 september 2010.