ECLI:NL:RBALK:2010:BO5296

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
14 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
275733 \ CV EXPL 08-3233
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van restschuld uit effectenleaseovereenkomsten en geldigheid van het Dexia Aanbod

In deze zaak vorderde Varde Investments (Ireland) Limited betaling van een restschuld van € 16.618,74 van [gedaagde sub 1], die voortvloeide uit effectenleaseovereenkomsten met Dexia Bank Nederland N.V. De kantonrechter oordeelde dat het Dexia Aanbod, dat door [gedaagde sub 1] was ondertekend, niet geldig was omdat de echtgenote van [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 2], niet had ingestemd met de overeenkomst. Dit was in strijd met artikel 1:88 BW, dat vereist dat de echtgenoot toestemming geeft voor het aangaan van dergelijke overeenkomsten. De kantonrechter concludeerde dat de vaststellingsovereenkomst tussen [gedaagde sub 1] en Dexia niet tot stand was gekomen, waardoor de vordering van Varde werd afgewezen.

Daarnaast werd de Duisenbergregeling besproken, waarbij de kantonrechter oordeelde dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] geen gerechtigden waren in de zin van deze regeling, omdat zij het Dexia Aanbod hadden geaccepteerd. De kantonrechter verwierp ook de argumenten van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] dat de contracten zonder toestemming van [gedaagde sub 2] waren gesloten en dat deze contracten door haar waren vernietigd. De vorderingen van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in reconventie werden eveneens afgewezen, omdat zij geen belang hadden bij de vorderingen tegen Varde, die niet de wederpartij was bij de effectenleaseovereenkomsten.

De proceskosten werden toegewezen aan Varde, die in het ongelijk werd gesteld. De uitspraak werd gedaan door kantonrechter H.A. van den Berg op 14 juni 2010.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector Kanton
Locatie Hoorn
Zaaknr/rolnr.: 275733 \ CV EXPL 08-3233 \ CP
Uitspraakdatum: 14 juni 2010
Vonnis in de zaak van:
de buitenlandse vennootschap Varde Investments (Ireland) Limited te Dublin, Ierland
eisende partij in conventie / gedaagde partij in reconventie
nader te noemen: Varde
gemachtigde: mr. G.J. Schras, advocaat te Spijkenisse
rolgemachtigde: Swier & Van der Weijden, gerechtsdeurwaarders te Amsterdam
tegen
1][gedaagde sub 1]
nader te noemen: [...]
en
2][gedaagde sub 2]
partij na tussenkomst
nader te noemen: [...]
alsook gezamenlijk te noemen: [gedaagden]
beiden te Wognum
gedaagde partijen in conventie / eisende partijen in reconventie
gemachtigde: mr. G. van Dijk te Amsterdam.
Het procesverloop
in conventie en in reconventie
Dit verloop blijkt uit:
-de dagvaarding d.d. 29 augustus 2008 met producties [Varde];
-de conclusie van antwoord in conventie / eis in reconventie met producties [[gedaagde sub 1]];
-het vonnis in het incident d.d. 15 december 2008 [tot tussenkomst van [gedaagde sub 2]];
-de conclusie van antwoord in conventie / eis in reconventie met producties [[gedaagde sub 2]];
-de conclusie van repliek in conventie / conclusie van antwoord in reconventie [Varde];
-de conclusie van dupliek in conventie / conclusie van repliek in reconventie met produc-ties [[gedaagden]];
-de conclusie van dupliek in reconventie [Varde].
De inhoud van de processtukken geldt als hier ingelast.
Ten slotte is heden uitspraak bepaald.
De vaststaande feiten
in conventie en in reconventie
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of niet voldoende weersproken, als-mede op grond van de in zoverre niet betwiste inhoud van de overgelegde bewijsstukken, staat in deze zaak het volgende vast:
1. Dexia Bank Nederland N.V. (verder: Dexia) is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V. te Amsterdam, tevens handelend onder de naam Legio, en op haar beurt rechtsopvolgster van Legio Lease B.V.
Waar hierna over Dexia wordt gesproken, worden haar rechtsvoorgangsters daaronder begre-pen.
2. [gedaagde sub 1] en Dexia hebben de hierna vermelde 2 aandelenleaseovereenkomsten gesloten met de volgende contractnummers:
2.1 [nummer], genaamd: “Legio BespaarPlan”, overeengekomen op 8 maart 2000;
2.2 [nummer], genaamd: “WinstVerDriedubbelaar”, overeengekomen op 20 november 2000.
3. Bij beëindiging van de contracten was de opbrengst bij verkoop van de onderliggende aan-delen niet toereikend om de leenschuld van [gedaagde sub 1] aan Dexia geheel te voldoen. De ver-volgens door Dexia van [gedaagde sub 1] gevorderde restsommen (restschuld) zijn onbetaald geble-ven.
4. [gedaagde sub 2] heeft haar echtgenoot/[gedaagde sub 1], met wie zij ten tijde van het aangaan van de aandelenleaseovereenkomsten was gehuwd, geen (schriftelijke) toestemming verleend bij het aangaan van vorenbedoelde overeenkomsten.
5. Op 3 maart 2003 heeft [gedaagde sub 1] het “Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod” ondertekend. Door die ondertekening is [gedaagde sub 1] de “Overeenkomst Dexia Aanbod” aangegaan (hierna: het Dexia Aanbod).
Het Dexia Aanbod bood [gedaagde sub 1] bepaalde mogelijkheden voor de wijze waarop een moge-lijke restschuld na het einde van de looptijd van een aandelenleaseovereenkomst kon worden voldaan.
6. Het Dexia Aanbod, waarin [gedaagde sub 1] als “Deelnemer” wordt aangeduid, luidt -voor zover van belang- als volgt:
(…)
Artikel 5 Verklaringen van Deelnemer en afstand van recht
Artikel 5.1 Verklaringen van Deelnemer
5.1.1 Deelnemer verklaart dat hij een eventueel door of namens hem tegen Dexia en/of enige tussenpersoon die
betrokken is geweest bij de totstandkoming van de DA-Effectenlease-overeenkomst(en) en/of de
NDA-Effectenlease-overeenkomst(en) gerichte klacht die betrekking heeft op, of verband houdt met, die
effectenlease-overeenkomst(en) intrekt of doet intrekken.
5.1.2 Deelnemer verklaart dat hij terzake van de DA-Effectenlease-overeenkomst(en) en/of de NDA-Effectenlease-
overeenkomst(en) afstand doet van alle door of namens hem of te zijnen behoeve door derden
jegens Dexia en/of enige tussenpersoon bij de totstandkoming van die effectenlease-overeenkomsten
betrokken tussenpersoon, gepretendeerde rechten (met inbegrip van maar niet beperkt tot enig recht
op schadevergoeding of vernietiging) uit hoofde van of verband houdende met die effectenlease-overeenkomst
(en), (…);
(…)
Artikel 5.2 Verklaringen van Betrokken Partij (echtgeno(o)t(e)/geregistreerd partner en wettelijk vertegenwoordiger(s) van Deelnemer)
(…)
5.2.2 De Betrokken Partij verleent, voor zover rechtens vereist, Deelnemer toestemming voor het aangaan van
deze overeenkomst.
(…)
Artikel 6.2 Totstandkoming; Volledige Overeenkomst; Wijziging
6.2.1 Deze overeenkomst komt tot stand doordat Deelnemer en, voor zover van toepassing, Betrokken Partij het
Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod volledig ingevuld en ondertekend tijdig aan Dexia retourneert
respectievelijk retourneren voor de datum als vermeld op het Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod
(…)
Artikel 6.4 Geen ontbinding en geen vernietiging; partiële nietigheid; conversie
6.4.1 Deelnemer, en voor zover van toepassing, de Betrokken Partij, doet respectievelijk doen afstand van zijn
respectievelijk hun recht deze overeenkomst te ontbinden en/of te vernietigen op de grond dat, naar
achteraf mocht blijken, één der partijen niet een juiste voorstelling van zaken had met betrekking tot
feiten en/of omstandigheden (waaronder begrepen, maar niet beperkt tot, de uitkomst van eventuele
juridische procedures met betrekking tot effectenlease waarbij Dexia al dan niet partij is) die voor één
en/of beide partij(en) voor het aangaan van deze overeenkomst van belang zijn geweest.
6.4.2 Indien en voor zover enige in deze overeenkomst opgenomen bepaling ongeldig of nietig mocht zijn, tast
deze ongeldigheid of nietigheid de overige bepalingen van de overeenkomst niet aan en blijft de overeenkomst
voor het overige in stand, tenzij de overige bepalingen naar het redelijk oordeel van Dexia met
deze ongeldige of nietige bepaling in onverbrekelijk verband staan.
6.4.3 Indien en voor zover op grond van haar onredelijk bezwarende karakter of op grond van redelijkheid en
billijkheid op enige in deze overeenkomst opgenomen bepaling geen beroep kan worden gedaan, komt
deze de werking toe van een als een geldig aan te merken bepaling, waarvan de strekking in zodanige
mate aan de eerste bepaling beantwoordt, dat aangenomen moet worden dat deze bepaling zou zijn
opgenomen, indien van de eerste wegens haar ongeldigheid was afgezien.
(…).
7. [gedaagde sub 2] (als echtgenote van [gedaagde sub 1] in deze de “Betrokken Partij”) heeft het Dexia Aanbod niet (mede) ondertekend.
8. Bij 2 aan Dexia aangetekend verzonden brieven van 11 november 2004 heeft [gedaagde sub 2] met een beroep op artikel 1:89 BW de tussen Dexia en haar echtgenoot/[gedaagde sub 1] ge-sloten aandelenleaseovereenkomsten vernietigd en terugbetaling gevorderd van alle door haar echtgenoot betaalde termijnen binnen een termijn van 14 dagen (hierna enkelvoudig: de vernietigingsbrief). Bij haar brief aan [gedaagde sub 2] van 21 januari 2005 heeft Dexia zich kort gezegd op het standpunt gesteld dat de overeenkomsten geldig waren en bleven.
9. Op 6 oktober 2005 heeft [gedaagde sub 1] volmacht gegeven aan mr. G. van Dijk van Leasepro-ces, met recht van substitutie, om namens hem ter zake van de hiervoor onder rov. 2 bedoel-de contracten -onder meer- alle noodzakelijke correspondentie en overleg met Dexia te voe-ren en een gerechtelijke procedure aan te spannen tegen Dexia en daarbij tevens verweer te voeren tegen eventuele tegenvorderingen van Dexia.
In de door Leaseproces aan [gedaagde sub 1] gezonden offerte van 6 oktober 2005 (door [gedaagde sub 1] voor akkoord ondertekend) is -onder meer- aangegeven dat voor een schikking altijd de toe-stemming van [gedaagde sub 1] nodig is.
10. Bij beschikking van 25 januari 2007 (LJN: AZ7033) heeft het Gerechtshof te Amsterdam de op 8 mei 2006 door Dexia en enige belangenorganisaties gesloten overeenkomst (verder: de WCAM-overeenkomst) algemeen verbindend verklaard voor de kring van gerechtigden als bedoeld in artikel 2 van de WCAM-overeenkomst.
De WCAM-overeenkomst bevat een regeling met betrekking tot afwikkeling van de schade ontstaan uit effectenleaseovereenkomsten. Deze regeling wordt ook wel aangeduid als de “Duisenbergregeling”.
Bij gemelde beschikking van het hof (verder: de WCAM-beschikking) is -onder andere- bepaald dat diegenen die niet onder de werking van deze regeling willen vallen een opt-outverklaring (de schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 7:908 leden 2 en 3 BW) kunnen indienen (vid. rechtsoverwegingen 10.2 t/m 10.6 van de beschikking).
In de WCAM-overeenkomst staat onder artikel 15.2 dat de hierbedoelde verklaring gericht dient te worden aan mr. J.E. Kielstra, notaris te Den Haag (de persoon als bedoeld in artikel 7:907 lid 2 aanhef en onder f BW).
De opt-outverklaring diende, gezien de datum dat Dexia de bekendmakingen heeft gepubli-ceerd, uiterlijk 31 juli 2007 aan notaris Kielstra te zijn gedaan.
11. Inzake de WCAM-overeenkomst en voor zover hier van belang:
- behoren personen die het Dexia Aanbod hebben geaccepteerd volgens artikel 2.2 on-der f van de WCAM-overeenkomst niet tot de gerechtigden;
- verleent elke gerechtigde volgens artikel 14.1 van de WCAM-overeenkomst aan Dexia kwijting terzake van alle vorderingen die voortvloeien uit of in verband met de gel-digheid, het aangaan en de uitvoering van de Effectenlease-overeenkomsten en de wijze waarop voor dergelijke overeenkomsten reclame is gemaakt of anderszins het aangaan daarvan is bevorderd, ongeacht de aard en grondslag van dergelijke vorde-ringen.
12. Notaris Kielstra heeft bij zijn brief van 3 augustus 2007 aan mr. M. Rebel, advocaat te Renswoude, de ontvangst bevestigd van de op 26 juli dan wel 27 juli 2007 ontvangen opt-outverklaring van mr. Rebel, ingediend namens Leaseproces en -onder meer- [gedaagde sub 1].
13. Bij brieven van 10 januari 2008 heeft Varde ter zake van elk van de 2 hiervóór onder rov. 2 vermelde contractnummers [gedaagde sub 1] ex artikel 3:94 BW in kennis gesteld dat zij door mid-del van een akte van cessie de vordering(en) heeft verkregen, die Dexia had op [gedaagde sub 1] (in-clusief nevenrechten, rente en kosten).
De vordering van Varde
en de grondslag daarvan
in conventie
14. Varde vordert veroordeling van [gedaagde sub 1] tot betaling van € 18.981,43, vermeerderd met de wettelijke rente over € 15.751,29 vanaf 10 januari 2008 tot de dag der algehele voldoe-ning, alsmede veroordeling van [gedaagde sub 1] in de proceskosten en nakosten.
Aan haar vordering legt Varde -kort weergegeven- primair ten grondslag dat tussen [gedaagde sub 1] en Dexia door ondertekening van het Dexia Aanbod een vaststellingsovereenkomst tot stand is gekomen, waaraan [gedaagde sub 1] gebonden is.
Mocht hierover anders worden geoordeeld dan is Varde subsidiair van mening dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] (de laatste als gerechtigde ex artikel 2.4 van de WCAM-overeenkomst) gebonden zijn aan de Duisenbergregeling, aangezien de door mr. Rebel namens [gedaagde sub 1] in-gediende opt-outverklaring niet rechtsgeldig is: er is volgens Varde immers geen sprake van een daartoe toereikende volmacht, noch overigens van zaakwaarneming.
Uit hoofde van het Dexia Aanbod dan wel de WCAM-overeenkomst is [gedaagde sub 1] aan Dexia nog een bedrag verschuldigd van het totaal van de door Dexia aan [gedaagde sub 1] gezonden eindaf-rekeningen (restschulden) aangaande de 2 contracten in kwestie van in totaal € 16.618,74 (incl. de tot 10 januari 2008 vervallen rente), welke vordering Dexia heeft overgedragen aan Varde.
Daar [gedaagde sub 1] ondanks herhaalde aanmaning niet heeft betaald, is hij tevens aansprakelijk voor de kosten van de buitengerechtelijke incassowerkzaamheden van € 2.362,69.
Varde betwist gemotiveerd dat het Dexia Aanbod tot stand is gekomen als gevolg van dwa-ling, bedrog/misleiding, misbruik van omstandigheden en/of onjuiste informatie en voorts bestrijdt zij dat het Dexia Aanbod onredelijk bezwarende bedingen bevat.
Afgezien daarvan, en onder verwijzing naar artikel 5 van het Dexia Aanbod dan wel artikel 14 van de WCAM-overeenkomst, is Varde verder van mening dat de overige verweren van [gedaagden] inzake de effectenleaseovereenkomsten niet meer aan de orde zijn, daar met de
totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst (het Dexia Aanbod of Duisenbergregeling) alle vorderingen op Dexia expliciet zijn prijsgegeven.
De vordering van [gedaagde sub 1]
en de grondslag daarvan
in conventie (de kantonrechter leest: in reconventie)
15. Kort weergegeven, vordert [gedaagde sub 1]:
15.1 een verklaring voor recht dat de overeenkomsten zijn gesloten zonder toestemming van zijn echtgenote/[gedaagde sub 2] en dat de overeenkomsten door zijn echtge-note zijn vernietigd;
15.2 een verklaring voor recht dat daarmee ook het Dexia Aanbod is vernietigd/non-existent is;
15.3 het Dexia Aanbod te vernietigen, althans te verklaren voor recht dat die is vernie-tigd op grond van:
-dat de daarin opgenomen artikelen 5 en 6.4 onredelijk bezwarend zijn;
-door Dexia gepleegd bedrog;
15.4 een verklaring voor recht, voor zover het bepaalde in artikel 6.4.1 van het Dexia Aanbod niet al is vernietigd, dat Varde zich niet op genoemd artikel mag beroepen wegens misbruik van recht of bevoegdheid althans te bepalen dat zo’n beroep wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is;
15.5 het Dexia Aanbod te vernietigen, althans nietig te verklaren wegens dwaling;
15.6 de Aanbodovereenkomsten te vernietigen, althans nietig te verklaren wegens mis-bruik van omstandigheden door Dexia;
15.7 het Dexia Aanbod te ontbinden wegens onvoorziene omstandigheden;
15.8 Varde in haar vorderingen niet ontvankelijk te verklaren althans deze af te wijzen;
15.9 Varde te veroordelen tot betaling van de (werkelijke) proceskosten.
Bij zijn antwoord in conventie (algemeen deel en individueel deel) brengt [gedaagde sub 1] een groot aantal weren (m.n. gericht tegen Dexia) te berde.
De kantonrechter begrijpt daaruit en uit het overige door hem gestelde, dat [gedaagde sub 1] tot zijn meest verstrekkende standpunt aanvoert dat de contracten in kwestie zonder de wettelijk ver-eiste toestemming van zijn echtgenote/[gedaagde sub 2] tot stand zijn gekomen en dat die contracten door zijn echtgenote buitengerechtelijk zijn vernietigd.
Voor zover dat niet reeds tot afwijzing van de vordering van Varde leidt, werpt hij verder op dat het Dexia Aanbod niet gekwalificeerd kan worden als een vaststellingsovereenkomst.
De overige door hem aangedragen weren zien op het Dexia Aanbod zelve, alsmede op de ge-breken die volgens hem aan de daaraan voorafgaande effectenleaseovereenkomsten zouden kleven.
Ten aanzien van de Duisenbergregeling wijst [gedaagde sub 1] er nog op dat hij noch zijn echtgenote gerechtigden waren in de zin van de WCAM-overeenkomst daar artikel 2.2 onder f (in ver-binding met artikel 2.4) van die overeenkomst diegene uitsluit die het Dexia Aanbod hebben geaccepteerd.
Mocht anders worden geoordeeld dan beroept [gedaagde sub 1] zich primair op de aan mr. Van Dijk van Leaseproces gegeven volmacht en de vervolgens door mr. Rebel namens Leaseproces en hem ingediende opt-outverklaring dan wel subsidiair op zaakwaarneming.
Tot slot betwist [gedaagde sub 1] de medegevorderde wettelijke rente en buitengerechtelijke incasso-kosten.
De vordering van S. [gedaagde sub 2]
en de grondslag daarvan
in reconventie
16. Zakelijk weergegeven, vordert [gedaagde sub 2]:
Primair
16.1 een verklaring voor recht dat de contracten in deze tussen haar echtgenoot/[gedaagde sub 1] en Varde dan wel Dexia buitengerechtelijk zijn vernietigd op grond van artikel 1:88 jo 1:89 BW, zodat Varde geen aanspraak kan maken op betaling door haar echtge-noot van de gevorderde restschuld;
16.2 een verklaring voor recht dat bedoelde contracten tussen haar echtgenoot en Varde dan wel Dexia vanwege haar beroep in rechte zijn vernietigd op grond van artikel 1:88 jo 1:89 BW en dat Varde daarom geen aanspraak kan maken op betaling door haar echtgenoot van de gevorderde restschuld;
16.3 Varde te bevelen om op straffe van een dwangsom te bewerkstelligen dat de regis-tratie van haar echtgenoot bij het BKR te Tiel ongedaan wordt gemaakt;
Subsidiair
16.4 een verklaring voor recht dat bedoelde contracten tussen haar echtgenoot en Varde dan wel Dexia buitengerechtelijk zijn vernietigd op grond van artikel 1:88 jo 1:89 BW;
16.5 een verklaring voor recht dat zij recht heeft op terugbetaling van al hetgeen in het kader van de onderhavige contracten aan Varde moet worden betaald, met de wet-telijke rente, en wel op grond van de ingeroepen nietigheid van de contracten op grond van artikel 1:88 lid 1 sub d BW en Varde te veroordelen tot terugbetaling van al hetgeen in het kader van de onderhavige contracten aan Varde moet worden betaald;
16.6 Varde te bevelen om op straffe van een dwangsom te bewerkstelligen dat de regis-tratie van haar echtgenoot bij het BKR te Tiel ongedaan wordt gemaakt;
Primair en subsidiair
16.7 Varde te veroordelen in de proceskosten.
Aan haar vordering legt [gedaagde sub 2] -kort weergegeven- in hoofdzaak ten grondslag dat zij de contracten in kwestie buitengerechtelijk heeft vernietigd op grond van artikel 1:88 BW lid 1 sub d BW. Daarom heeft zij er primair belang bij dat de vordering van Varde wordt af-gewezen.
Bij toewijzing van de vordering van Varde heeft zij subsidiair een uit de nietigheid van de onderhavige contracten voortvloeiende rechtsvordering op Varde tot terugbetaling van het-geen door haar echtgenoot/[gedaagde sub 1] zal moeten worden betaald. Voorts beroept zij zich op verrekening uit hoofde van onverschuldigde betaling.
[gedaagde sub 2] verweert zich verder op grond van de gezinsbeschermende bepaling uit artikel 1:88 lid 1 sub d BW jo artikel 3:51 lid 3 BW tegen de vordering van Varde op haar echtgenoot.
Inzake de gebondenheid aan de WCAM-overeenkomst wordt kortheidshalve verwezen naar hetgeen dienaangaande reeds hiervoor onder rov. 15 door de echtgenoot/[gedaagde sub 1] is gesteld.
De (verdere) grondslag van de vorderingen
en het onderscheidenlijke verweer ter zake
in conventie en in reconventie
17. Voor de verdere onderbouwing van de onderscheidenlijke vorderingen van partijen en hun nadere standpunten verwijst de kantonrechter kortheidshalve naar de wederzijdse ge-dingstukken met producties.
Voor zover relevant zal daarop bij de beoordeling van de geschillen nader worden ingegaan.
De beoordeling van de geschillen
in conventie en in reconventie
18. Wegens de samenhang tussen de stellingen en verweren in conventie en in reconventie, zullen de conventionele en reconventionele vorderingen hierna gezamenlijk worden behan-deld.
Het Dexia Aanbod
19. Varde baseert de door Dexia aan haar overgedragen vordering op de eerste plaats op het Dexia Aanbod en op de tweede plaats op de Duisenbergregeling.
20. Met Varde zij vooreerst geconcludeerd dat zij er terecht van is uitgegaan dat het Dexia Aanbod naar inhoud en strekking een vaststellingsovereenkomst is, als beoogd bij de arti-kelen 7:900 e.v. BW, en wel ter beëindiging van onzekerheid of geschil van vermogens-rechtelijke aard (i.c. een regeling inzake de restschuld).
21. [gedaagde sub 1] heeft het Dexia Aanbod ondertekend en daarmee de toepasselijke voorwaarden aanvaard. De door [gedaagde sub 1] aangedragen weren, die zien op het Dexia Aanbod zelve (onder meer: dwaling, bedrog/misleiding, misbruik van omstandigheden) falen reeds nu die weren integraal zijn beoordeeld en niet tot honorering hebben geleid in de zaak bij het Gerechtshof te Amsterdam, arrest van 14 oktober 2008 (vid. LJN: BF8807). Voor de gronden wordt kort-heidshalve verwezen naar hetgeen dienaangaande in het arrest is overwogen, in het bijzonder de rechtsoverwegingen 4.13 tot en met 4.26. De kantonrechter neemt het daarin gelegde oor-deel over.
Voorts heeft [gedaagde sub 1] bij het Dexia Aanbod, meer in het bijzonder artikel 5, afstand gedaan van rechten uit hoofde van of verband houdende met de effectenleaseovereenkomsten in ruil voor bepaalde voordelen, althans gunstigere voorwaarden, die voorheen niet golden. Zijn te berde gebrachte klachten, gericht op gebreken die volgens hem aan de daaraan voorafgaande effectenleaseovereenkomsten zouden kleven, worden dan ook niet gehonoreerd.
22. Varde stelt verder dat door de vaststellingsovereenkomst er tussen partijen (Dexia en [gedaagde sub 1]) een nieuwe rechtsverhouding is ontstaan ter beëindiging van onzekerheid of ge-schil, ook ten aanzien van het verweer van [gedaagde sub 1] dat de effectenleaseovereenkomsten in kwestie door zijn echtgenote/[gedaagde sub 2] zouden zijn vernietigd.
23. Het hiervoor bedoelde betoog van Varde, voor zover dat ziet op de door [gedaagde sub 2] gedane vernietiging van de contracten, welke vernietiging overigens ex artikel 3:53 lid 1 BW terugwerkende kracht heeft, treft geen doel. Vaststaat immers dat [gedaagde sub 2] het Dexia Aanbod niet (mede) heeft ondertekend; zij was daarbij aldus geen partij en anders dan haar echtgenoot is [gedaagde sub 2] niet aan het Dexia Aanbod gebonden.
Door ondertekening van het Dexia Aanbod heeft [gedaagde sub 1] weliswaar afstand gedaan van zijn rechten, maar uiteraard strekt deze overeenkomst zich niet uit over de rechten van zijn echt-genote/[gedaagde sub 2]. Het recht om de aandelenleaseovereenkomsten, te kwalificeren als huurkoopovereenkomsten (vid. HR 28 maart 2008, LJN: BC2837) op grond van artikel 1:89 BW te vernietigen, komt immers slechts de niet-handelende echtgenoot toe, zodat de hande-
lende echtgenoot van dat recht geen afstand kan doen. Bovendien verzet ook reeds de aard en strekking van artikel 1:88 BW zich ertegen dat de handelende echtgenoot door het sluiten van een vaststellingsovereenkomst ter zake van een overeenkomst, waarop artikel 1:88 BW betrekking heeft, het beroep op de vernietigbaarheid van die overeenkomst op grond van ar-tikel 1:89 BW van de andere echtgenoot onmogelijk maakt. Hiermee zou immers de aan ar-tikel 1:88 BW ten grondslag liggende beschermingsgedachte worden ondergraven (zie voor-meld arrest). Dat Dexia ook wel begrepen had dat het Dexia Aanbod mede de instemming behoefde van de echtgenote/[gedaagde sub 2], als zijnde de “Betrokken Partij” bij die over-eenkomst, kan worden geconcludeerd uit diverse bepalingen uit die overeenkomst, meer in het bijzonder die onder 6.2.
Gelet op een en ander is de vaststelling van het Dexia Aanbod zonder dat [gedaagde sub 2] daarmee instemde niet alleen in strijd met dwingend recht, te weten artikel 1:88 BW, maar ook met de openbare orde. Op grond van artikel 7:902 BW is de tussen Dexia en [gedaagde sub 1] gesloten vaststellingsovereenkomst niet geldig en daarom ex artikel 3:40 lid 1 BW (van rechtswege) nietig, zodat te gelden heeft dat het Dexia Aanbod tussen [gedaagde sub 1] en Dexia niet tot stand is gekomen.
Dit betekent mitsdien dat de op de nakoming van het Dexia Aanbod gebaseerde vordering van Varde dient te worden afgewezen.
24. Het vorenoverwogene brengt mee dat de overige ter zake ingenomen standpunten van [gedaagden] verder buiten behandeling kunnen blijven.
De Duisenbergregeling
25. Hieromtrent geldt dat bij beschikking van 25 januari 2007 (LJN: AZ7033) het Gerechts-hof te Amsterdam de op 8 mei 2006 door Dexia en enige belangenorganisaties gesloten over-eenkomst (WCAM-overeenkomst/Duisenbergregeling) algemeen verbindend verklaard voor de kring van gerechtigden als bedoeld in artikel 2 van bedoelde overeenkomst.
Ingevolge artikel 14.1 van die overeenkomst verleent elke gerechtigde Dexia -kort gezegd- kwijting ter zake van alle vorderingen die verband houden met de effectenleaseovereenkom-sten. In zijn beschikking heeft het gerechtshof uitdrukkelijk overwogen dat óók worden prijs-gegeven eventuele vorderingen in verband met overeenkomsten die reeds door een buitenge-rechtelijke verklaring van de belegger of zijn eega zijn vernietigd. De WCAM-overeenkomst is immers een vaststellingsovereenkomst en dus een overeenkomst waarbij de partijen, voor zover thans van belang, ter beëindiging van onzekerheid of geschil omtrent hetgeen tussen hen rechtens geldt, zich jegens elkaar binden aan een vaststelling van hetgeen tussen hen rechtens geldt, welke vaststelling bestemd is om ook te gelden voor zover zij mocht afwijken van de tevoren bestaande rechtstoestand (artikel 7:900 lid 1 BW).
26. Bij de beschikking van het gerechtshof is tevens bepaald dat diegenen die niet gebonden wilden zijn aan de WCAM-overeenkomst/Duisenbergregeling een zgn. opt-outverklaring konden indienen. Die verklaring diende uiterlijk 31 juli 2007 aan notaris Kielstra te zijn ge-daan (zie hiervoor rov. 10).
27. Kernpunt van het geschil tussen partijen is dan ook de door partijen diametraal beant-woorde vraag of er tijdig een geldige opt-outverklaring is ingediend, hetzij bij volmacht dan wel bij wege van zaakwaarneming.
28. Ter zake de inhoud van de als productie 1C bij antwoord in conventie / eis in reconventie ingebrachte volmacht, als hiervoor bij rov. 9 zakelijk weergegeven, kan niet gezegd worden dat die volmacht meer omvatte dan het voeren van correspondentie en overleg met Dexia, het initiëren van een gerechtelijke procedure tegen Dexia, alsook het voeren van verweer tegen eventuele tegenvorderingen van Dexia. Niet gezegd kan worden dat die volmacht zich ook strekte tot het nemen van beslissingen inzake het aangaan van een regeling ter beëindiging van een procedure of het verwerpen van een regeling en het voortzetten van een procedure. Immers, in de door Leaseproces aan [gedaagde sub 1] gezonden en door de laatste voor akkoord ge-tekende offerte van 6 oktober 2005 (productie 1D bij antwoord in conventie / eis in recon-ventie) is nu juist specifiek overeengekomen dat voor een schikking altijd (en dus apart) de toestemming van [gedaagde sub 1] nodig was. Van een tot het indienen van een opt-outverklaring toereikende volmacht kan dan ook niet worden gesproken. Ook geldt voorts evenzeer dat niet kan worden geoordeeld dat Leaseproces bij het laten indienen van de litigieuze verklaring door mr. Rebel zou hebben gehandeld conform de doelstelling en binnen de kaders van de door [gedaagde sub 1] verleende volmacht.
29. Thans resteert de vraag of het door [gedaagden] subsidiair gedane, doch betwiste, beroep op zaakwaarneming slaagt.
Uit de stukken is genoegzaam duidelijk geworden dat Leaseproces vanwege de korte termijn die nog resteerde om een opt-outverklaring in te dienen en mede het feit dat zij -onder meer- geen (tijdig) contact kon krijgen met [gedaagde sub 1] en haar het standpunt van [gedaagde sub 1] overigens duidelijk was, het zekere voor het onzekere heeft genomen en voor alles heeft willen zorgen dat de verklaring in kwestie door tussenkomst van mr. Rebel tijdig door notaris Kielstra zou worden ontvangen.
Dat zij daarbij het belang heeft gediend van [gedaagde sub 1] is uit het door hem in deze gestelde evident: [gedaagde sub 1] wilde immers niet gebonden zijn aan de Duisenbergregeling.
Uit productie 1B bij antwoord in conventie / eis in reconventie blijkt dan ook onmiskenbaar dat mr. Rebel, handelende in opdracht van Leaseproces, de verklaring in kwestie heeft uitge-bracht in het belang van vele cliënten van Leaseproces, waaronder ook [gedaagde sub 1].
Al met al komt de kantonrechter dan ook tot de slotsom dat Leaseproces en mr. Rebel zich willens en wetens en op redelijke grond, en aldus uit hoofde van zaakwaarneming, hebben ingelaten met de behartiging van de belangen van [gedaagde sub 1].
30. Nu uit hoofde van zaakwaarneming namens [gedaagde sub 1] een geldige opt-outverklaring is in-gediend, zijn [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ex artikel 2.3 onder b juncto artikel 2.4 van de Duisenbergregeling geen gerechtigden in de zin van die regeling. De hierop gebaseerde vor-dering van Varde zal mitsdien worden afgewezen
31. Ten aanzien van de reconventionele vorderingen van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zij dadelijk overwogen dat de door Dexia aan Varde overgedragen vordering in kwestie niet tot gevolg heeft dat Varde in de plaats is getreden van Dexia als partij bij de betreffende effec-tenleaseovereenkomsten. De reconventionele vorderingen van [gedaagden], gericht op een verklaring voor recht en terugbetaling van hetgeen in het kader van die effectenleaseovereen-komsten was betaald (met inbegrip van de vordering ter zake de BKR-codering), moeten zijn gericht tegen de wederpartij bij die overeenkomsten. Die wederpartij Dexia is evenwel niet in deze procedure als procespartij betrokken, zodat de vorderingen als ongegrond worden af-gewezen. Voorts valt ten deze niet in te zien welk belang [gedaagde sub 2], die geen partij was bij bedoelde contracten, kan hebben bij dergelijke vorderingen, die gericht zijn tegen een derde/Varde, zodat haar vorderingen ook reeds bij gebrek aan belang niet toewijsbaar zijn.
32. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht behoeft geen bespreking meer, nu dit in het licht van hetgeen in dit vonnis is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kan leiden.
33. De uitslag van de procedure brengt mee dat de proceskosten (inclusief die van het inci-dent) voor rekening van Varde komen. Gelet echter op de nauwe samenhang van de zaak in conventie met die in reconventie zullen de proceskosten in reconventie worden vastgesteld op nihil.
De beslissing
De kantonrechter:
in conventie
Wijst de vordering van Varde af.
in reconventie
Wijst de vordering van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] af.
in conventie en in reconventie
Veroordeelt Varde in de proceskosten, die tot heden voor [gedaagden] worden vastgesteld op een bedrag van € 600,- (in de hoofdzaak en op nihil in het incident) voor salaris van de gemachtigde van [gedaagden], waarover Varde geen btw verschuldigd is.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. van den Berg, kantonrechter, bijgestaan door de grif-fier, en op 14 juni 2010 in het openbaar uitgesproken.