ECLI:NL:RBALK:2010:BO6081

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
21 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
122790
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geldvordering in kort geding na beëindiging overeenkomst van opdracht

In deze zaak heeft Eiser, een adviseur die via zijn adviesbureau door de gemeente Medemblik was ingehuurd, een kort geding aangespannen tegen de gemeente. Eiser vorderde betaling van een bedrag van € 13.708,80, dat hij meende te zijn verschuldigd voor de opzegtermijn van de overeenkomst van opdracht. De gemeente had de overeenkomst met onmiddellijke ingang beëindigd, omdat zij meende dat Eiser zijn verplichtingen niet was nagekomen, met name in verband met de behandeling van een politiek gevoelig dossier over de Zorgboerderij te Twisk. Eiser betwistte de rechtmatigheid van de opzegging en stelde dat de gemeente de opzegtermijn niet in acht had genomen.

Tijdens de zitting op 11 oktober 2010 heeft Eiser zijn vordering toegelicht en de gemeente heeft verweer gevoerd. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de gemeente de overeenkomst niet met onmiddellijke ingang had mogen opzeggen, omdat er onvoldoende grond was voor een dergelijke actie. De rechter oordeelde dat de gemeente de overeengekomen opzegtermijn van één maand in acht had moeten nemen. Eiser had voldoende spoedeisend belang bij zijn vordering, aangezien hij het geld nodig had om aan zijn financiële verplichtingen te voldoen.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de gemeente de verschuldigde fee voor de opzegtermijn aan Eiser moest betalen, inclusief rente. De gemeente werd ook veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door mr. A.H. Schotman, voorzieningenrechter van de Rechtbank te Alkmaar, op 21 oktober 2010. Eiser kan binnen vier weken na de uitspraak in hoger beroep gaan bij het Gerechtshof te Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK TE ALKMAAR
Sector civiel recht
CVZ/AS
KG nummer: 122790/KG ZA 10-318
datum: 21 oktober 2010
Vonnis van de voorzieningenrechter, rechtdoende in kort geding
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats]
EISER IN KORT GEDING,
advocaat mr. H. den Besten te Almere,
tegen:
DE GEMEENTE MEDEMBLIK,
gevestigd en kantoor houdende te Medemblik,
GEDAAGDE IN KORT GEDING,
advocaat mr. B.J. Boiten te Zwolle.
Partijen zullen verder worden genoemd "Eiser" respectievelijk "de gemeente".
1. HET VERLOOP VAN HET GEDING
Ter terechtzitting van 11 oktober 2010 heeft Eiser gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding.
De gemeente heeft de vordering bestreden.
Na verder debat hebben partijen de stukken, waaronder van de zijde van Eiser de originele dagvaarding en van beide zijden pleitnotities, overgelegd en vonnis gevraagd.
De inhoud van alle stukken wordt als hier ingelast beschouwd.
2. DE UITGANGSPUNTEN
2.1 Eiser heeft een adviesbureau onder de naam [] Adviesbureau B.V. De bedrijfsomschrijving van dit adviesbureau in het handelsregister van de Kamers van Koophandel luidt: "juridisch adviesbureau voor de overheid, bedrijven en particulieren op het terrein van de ruimtelijke ordening en bouwregelgeving, het uitvoeren van alle mogelijke administratieve en ondersteunende werkzaamheden".
2.2 De gemeente heeft met ingang van 1 januari 2008 via genoemd adviesbureau Eiser ingehuurd voor de tijdelijke invulling van de functie van senior medewerker Handhaving bij de afdeling Bestuur en Veiligheid van de gemeente. De afspraken die gemaakt zijn, zijn in een overeenkomst van opdracht neergelegd, welke overeenkomst is ondertekend door partijen op 18 januari 2008. De opdracht was van kracht tot 31 juli 2008.
2.3 Op 31 juli 2008 is de opdracht verlengd tot 31 december 2008. Op 1 januari 2009 is de opdracht opnieuw verlengd, ditmaal tot 30 juni 2009. Met ingang van 1 juli 2009 is de opdracht laatstelijk verlengd tot 31 december 2010.
2.4 De overeenkomst van opdracht houdt onder meer de volgende bepaling in:
"Artikel 4 Duur, aanvang en beëindiging
4.2(...) De overeenkomst kan alleen tussentijds worden opgezegd indien beide partijen daarover tot overeenstemming komen. Voor partijen geldt een opzegtermijn van 1 volle kalendermaand."
Een nagenoeg gelijkluidende bepaling is ook in de verschillende verlengingsovereenkomsten opgenomen.
2.5 Op de overeenkomst van opdracht en de verlengingen zijn de Algemene Voorwaarden van [] Adviesbureau van toepassing. Deze voorwaarden houden voor zover hier van belang het volgende in:
"Artikel 10. Opzegging
1. Beide partijen kunnen de overeenkomst te allen tijde schriftelijk opzeggen.
2. Indien de overeenkomst tussentijds wordt opgezegd door opdrachtgever, heeft opdrachtnemer recht op compensatie vanwege het daardoor ontstane en aannemelijk te maken bezettingsverlies, tenzij er feiten en omstandigheden aan de opzegging ten grondslag liggen die aan opdrachtnemer zijn toe te rekenen. Voorts is opdrachtgever alsdan gehouden tot betaling van de declaraties voor tot dan toe verrichte werkzaamheden. (...)"
2.6 Op 27 augustus 2009 is door de heer C. [] bezwaar gemaakt tegen de start van de verbouwwerkzaamheden van de Zorgboerderij te Twisk in strijd met de regels. Op deze brief is, onmiddellijk of kort na ontvangst, geen schriftelijke reactie verzonden namens de gemeente aan de briefschrijver.
2.7 Op 29 augustus 2009 is door de heer M.A. [] en zijn echtgenote eveneens bezwaar gemaakt tegen de (ver)bouwplannen van genoemde Zorgboerderij. Ook aan deze briefschrijvers is niet namens de gemeente, onmiddellijk of kort na ontvangst van de brief een schriftelijke reactie verzonden.
2.8 Op 12 november 2009 vond er een gesprek plaats tussen de burgemeester en de wethouder (portefeuille ruimtelijke ordening) met de heer [] en de heer [] . Beiden beklaagden zich er in dat gesprek over nooit een (schriftelijke) inhoudelijke reactie op hun brieven uit augustus 2009 te hebben ontvangen.
2.9 Op 19 november 2009 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen het (interim) afdelingshoofd van de afdeling Toezicht en Handhaving van de gemeente, de heer [] en de gemeentesecretaris de heer [] met Eiser. In dit gesprek is de zaak rond de Zorgboerderij aan de orde geweest en heeft de heer [] aangegeven dat de afhandeling van dit dossier niet goed verlopen is. De bewuste niet beantwoorde brieven stonden op dat moment op naam van Eiser geregistreerd in het interne systeem. Door de heer [] werd Eiser verantwoordelijk gehouden voor het niet met de juiste zorg behandelen van dit dossier. Vervolgens is door de heer [] de overeenkomst van opdracht met onmiddellijke ingang opgezegd.
2.10 De verdere afhandeling van het dossier is vervolgens in handen gegeven van een (voormalig) medewerker van Eiser, die de brieven alsnog heeft beantwoord.
3. DE VORDERING EN DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
3.1 Eiser vordert - verkort weergegeven - dat de gemeente veroordeeld wordt tot betaling van een bedrag van euro 13.708,80, te vermeerderen met rente en kosten.
3.2 Eiser legt aan zijn vordering ten grondslag dat de gemeente niet de op haar rustende verplichtingen uit de overeenkomst van opdracht tussen partijen nakomt. Hij verklaart dat de gemeente de overeenkomst van opdracht tussen partijen heeft beëindigd zonder gegronde reden en zonder daarbij de tussen partijen geldende opzegtermijn in acht te nemen. Hij stelt dat de gemeente in ieder geval nog de fee verschuldigd over de maand opzegtermijn aan hem dient te vergoeden. Daarnaast stelt hij dat de opzegging ook overigens onrechtmatig is geweest en dat de gemeente als gevolg daarvan ook schadeplichtig is jegens hem voor het door hem geleden bezettingsverlies, maar dat hij voor deze vordering een bodemprocedure aanhangig zal maken.
3.3 De gemeente heeft verweer gevoerd. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat Eiser tijdens de opdrachtperiode meermalen was aangesproken op zijn functioneren, maar dat dit geen opmerkingen betrof van zodanige aard dat men moest besluiten om de opdracht niet te verlengen. Zij heeft verklaard dat toen haar in november 2009 echter bleek dat Eiser het politiek gevoelige dossier van de Zorgboerderij te Twisk niet met de zorgvuldigheid en voortvarendheid die van hem verwacht mocht worden in behandeling had genomen en had afgedaan, dit voor haar de druppel vormde die de emmer deed overlopen. Door deze grove nalatigheid van Eiser ontstond immers grote commotie en kwamen Burgemeester en Wethouders van de gemeente in een kwaad daglicht te staan in de regionale en landelijke pers. Aangezien Eiser als senior medewerker handhaving was ingehuurd als externe kracht op grond van zijn specifieke kennis, mocht van hem verwacht worden dat hij de politieke gevoeligheid van het dossier had onderkend en het gemeentebestuur hierover had ingelicht, zodat hem van de geschetste nalatigheid een ernstig verwijt gemaakt kan worden. Deze grove nalatigheid was daarom voldoende om de overeenkomst van opdracht met onmiddellijke ingang op te zeggen, zonder dat daarbij een opzegtermijn in acht behoefde te worden genomen, aldus de gemeente.
4. DE GRONDEN VAN DE BESLISSING
4.1 Het bedrag waarvan Eiser in de onderhavige procedure betaling vordert, betreft de vergoeding van het tussen partijen geldende maandfee voor de werkzaamheden van Eiser voor de niet door de gemeente in acht genomen opzegtermijn.
4.2 Een geldvordering in kort geding is slechts toewijsbaar indien het bestaan en de omvang van de vordering voldoende aannemelijk geworden zijn en daarnaast sprake is van feiten of omstandigheden die meebrengen dat thans uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is.
4.3 Ten aanzien van het spoedeisend belang bij de vordering is door Eiser verklaard dat hij op korte termijn het geld nodig heeft om aan zijn financiële verplichtingen te kunnen voldoen. Hieruit volgt een voldoende spoedeisend belang.
4.4 Door de gemeente is betoogd dat zij niet gehouden is Eiser nog te vergoeden voor de maand opzegtermijn, omdat er grond was voor onmiddellijke opzegging in verband met grove nalatigheid. Dit standpunt is door Eiser echter weersproken. Hieromtrent wordt het volgende overwogen. Ter zitting is voldoende aannemelijk geworden dat de gemeente zich bevond in een situatie van fusie en reorganisatie, welke situatie tot gevolg had dat sommige functies - met het oog op de reorganisatie - na openvallen niet of niet direct werden opgevuld. Zo werd de aansturing van de afdeling Bestuur en Veiligheid, op welke afdeling Eiser werkzaam was, na het vertrek omstreeks april 2009 van het afdelingshoofd de heer P. [] , tijdelijk waargenomen door de gemeentesecretaris de heer [] terwijl een deel van de taken werd gedelegeerd aan Eiser, tot het moment dat in september 2009 een interim afdelingshoofd, de heer [] , werd aangesteld. Verschillende andere werkzaamheden werden ook herverdeeld onder het personeel en kwamen bovenop de reeds bestaande werklast. Uit de door de gemeente overgelegde verklaringen blijkt dat die werkdruk door het personeel van de bewuste afdeling als zeer hoog werd ervaren en dat als gevolg van die hoge werkdruk niet iedereen steeds alle opgedragen taken binnen de daarvoor beschikbare tijd kon afronden, hetgeen de sfeer op de afdeling niet ten goede kwam. Onder deze omstandigheden is het niet onaannemelijk dat het niet op alle momenten voor betrokkenen duidelijk is geweest wat de precieze stand van zaken in een bepaald dossier was. Door Eiser is ter zitting verklaard dat hij inzake het dossier van de Zorgboerderij wel degelijk actie heeft ondernomen op de brieven van [] en [] , door deze door te spelen naar de afdeling vergunningen, omdat het mogelijk was dat de (ver)bouwwerkzaamheden alsnog gelegaliseerd zouden worden. Voorts heeft Eiser verklaard dat de voortgang van dit dossier vervolgens ernstig belemmerd werd omdat het een complex dossier betrof en genoemde afdeling hem geen, althans niet op korte termijn, uitsluitsel kon geven. Tot slot heeft hij verklaard dat hij meermalen over het dossier gesproken heeft met zijn afdelingshoofd de heer [] .
Tegenover dit betoog van Eiser is door de gemeente haar standpunt gehandhaafd dat het de verantwoordelijkheid van Eiser zelf bleef om de voortgang van het dossier te bewaken en dat hij dit in haar beleving onvoldoende heeft gedaan.
4.5 Ter zitting is voldoende aannemelijk geworden dat door de reorganisatie waarin de gemeente zich bevond, de aansturing op de afdeling niet steeds optimaal is geweest in de bewuste periode. Daarnaast geldt echter dat van Eiser als duurbetaalde extern ingehuurde specialist meer proactiviteit en politieke sensitiviteit verwacht mocht worden dan van een gemiddelde werknemer. Van hem mocht derhalve verwacht worden dat hij zelf ook voortvarender en nadrukkelijker de voortgang van een dergelijk politiek gevoelig dossier zou bewaken en alle betrokken personen tijdig zou inlichten. Ter zitting is voldoende aannemelijk geworden dat hij dat in genoemd dossier van de Zorgboerderij onvoldoende (tijdig) heeft gedaan. Hieruit volgt dat hem mogelijk wel enig verwijt te maken valt en dat dit voor de gemeente aanleiding kon zijn tot opzegging van de overeenkomst van opdracht over te gaan, maar niet dat er voldoende grond bestond voor opzegging met onmiddellijke ingang. Gelet op het vorenstaande wordt geoordeeld dat de gemeente tot opzegging kon overgaan, maar daarbij de overeengekomen opzegtermijn in acht had moeten nemen en dat zij derhalve de over die opzegtermijn nog verschuldigde fee nog aan Eiser dient te voldoen. Nu de vordering van Eiser daarop ziet, kan deze in beginsel worden toegewezen.
4.6 Door de gemeente is nog een beroep gedaan op een restitutierisico aan de zijde van Eiser. Daarbij heeft zij gewezen op de omstandigheid dat Eiser zelf ter zitting heeft verklaard dat hij het thans gevorderde bedrag onder meer nodig heeft om aan zijn lopende financiële verplichtingen te kunnen voldoen.
4.7 De voorzieningenrechter is van oordeel dat de aanwezigheid van een restitutierisico niet onder alle omstandigheden aan toewijzing van een geldvordering in kort geding in de weg behoeft te staan. Een restitutierisico is een van de factoren in de belangenafweging en kan, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, in meer of mindere mate worden meegewogen. Denkbaar is dat andere factoren zwaarder moeten wegen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dat in casu het geval. Het doel van de tussen partijen in de overeenkomst afgesproken opzegtermijn van een maand, is om Eiser in staat te stellen de wegvallende inkomsten aan te vullen door het aantrekken van andere werkzaamheden Eiser kan immers als zelfstandige geen aanspraak maken op een werkloosheidsuitkering. Teneinde derhalve te kunnen oordelen dat een eventueel restitutierisico dient te prevaleren boven het belang van Eiser bij toewijzing van zijn vordering, moet er sprake zijn van uitzonderlijk zwaarwegende omstandigheden. Dergelijke omstandigheden zijn niet gesteld en ook niet anderszins gebleken. Het belang van Eiser bij betaling dient derhalve zwaarder te wegen dan het belang van de gemeente, zodat zijn vordering kan worden toegewezen.
4.8 De gevorderde rente is, gelet op de toepasselijke algemene voorwaarden, eveneens toewijsbaar.
4.9 De gemeente zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding..
5. DE BESLISSING
De voorzieningenrechter:
- veroordeelt de gemeente om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Eiser te betalen een bedrag groot euro 13.708,80 (dertienduizend zevenhonderd acht euro en tachtig cent) inclusief BTW, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 1 januari 2010 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt de gemeente in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Eiser begroot op euro 373,89 aan verschotten en op euro 816,- aan salaris advocaat;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Gewezen door mr. A.H. Schotman, voorzieningenrechter van de Rechtbank te Alkmaar en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 oktober 2010 in tegenwoordigheid van C. Vis-van Zanden, griffier.
U kunt tegen dit vonnis in hoger beroep gaan bij het Gerechtshof te Amsterdam. U kunt dit hoger beroep instellen binnen vier weken na de dag van de uitspraak.
Het beroep moet namens u worden ingesteld door een advocaat. Als u in aanmerking wilt komen voor door de overheid (gedeeltelijk) gefinancierde rechtsbijstand, dan kan uw advocaat daartoe namens u een verzoek indienen bij de Raad voor de Rechtsbijstand.
Bij dit verzoek moet een 'verklaring omtrent inkomen en vermogen' worden overgelegd. Zo'n verklaring kunt u verkrijgen bij de afdeling Burgerzaken van het gemeentehuis of bij de sociale dienst in uw gemeente. In plaats van een door de aanvrager van rechtsbijstand over te leggen verklaring van de burgemeester over zijn inkomen en vermogen kan er nu worden volstaan met het opgeven van het sofinummer, op basis waarvan de Raad informatie inwint bij de belastingdienst. In civiele zaken waarin zonder advocaat wordt geprocedeerd geldt dat aan de griffie in plaats van een verklaring van de burgemeester een verklaring van de raad (opgesteld op basis van de door de belastingdienst verstrekte gegevens) wordt overgelegd. Afhankelijk van die draagkracht wordt een zogenaamde toevoeging verstrekt onder oplegging van een eigen bijdrage. Die bijdrage is afhankelijk van de hoogte van de draagkracht.
Als het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, dan geldt het vonnis al wel, zolang op het (eventuele) beroep niet is beslist.