RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer : 14/810242-10 (P)
Datum uitspraak : 21 september 2010
TEGENSPRAAK
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976,
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[postcode en woonplaats], [straatnaam en huisnummer],
thans gedetineerd in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum te Amsterdam.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 september 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van verdachte, S.F.J. Smeets, advocaat te Amsterdam, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 22 april 2010 tot en met 25 mei 2010 in de gemeente Hoorn en/of (elders) in het gerechtelijk arrondissement Alkmaar, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, en/of alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een of meer hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet;
2.
hij op of omstreeks 25 mei 2010 in de gemeente Hoorn opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 79,67 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en/of ongeveer 25,56 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 17 juli 2009 tot en met 13 april 2010 in de gemeente Hoorn en/of (elders) in het gerechtelijk arrondissement Alkmaar, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, een of meer hoeveelheid/heden van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en/of een of meer hoeveelheid/heden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
danwel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op of omstreeks 13 april 2010 in de gemeente Hoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer (in totaal) 292,1 gram, in elk geval een hoeveelheid vaneen materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en/of ongeveer (in totaal) 163,2 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.
hij in of omstreeks 17 juli 2009 tot en met 13 april 2010 in de gemeente Hoorn, en/of (elders) in het gerechtelijk arrondissement Alkmaar, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op verschillende tijdstippen, in elk geval eenmaal, (telkens) een of meer laptop(s) (merk HP) en/of een fotocamera (merk Panasonic) en/of een telefoon (HTC Touch) en/of een telefoon (merk Nokia 6161) en/of een telefoon (HTC P4350 zwart) en/of een telefoon (merk Samsung type E900) en/of
een telefoon (een LG, type GW300) en/of een telefoon (een Samsung Allure) en/of een digitale camera (merk Casio) en/of een TomTom en/of een boormachine en/of een schroefmachine en/of een koffer met accu en/of 2 gereedschapkoffers en/of een fotocamera (merk Traveller) en/of een paspoort (op naam van [naam])heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die/deze laptops en/of telefoons en/of camera's en/of dat gereedschap (telkens) wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
A. Inleiding
Verdachte wordt ervan verdacht dat hij samen met een ander of anderen in Hoorn heeft gedeald in heroïne en cocaïne in de periode van 17 juli 2009 tot en met 13 april 2010, respectievelijk 22 april tot en met 25 mei 2010. Daarnaast wordt hem verweten dat hij op twee verschillende tijdstippen hoeveelheden cocaïne en heroïne aanwezig heeft gehad, al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen. Tot slot wordt verdachte ervan beschuldigd dat hij, wederom samen met een ander of anderen, een groot aantal gestolen goederen heeft geheeld.
Verdachte heeft in het vooronderzoek en ter terechtzitting iedere betrokkenheid bij deze feiten ontkend. De rechtbank zal daarom uitvoerig stilstaan bij de bewijsvraag.
B. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van alle feiten op de tenlastelegging. Wat betreft de feiten 1, 3, 4 en 5 is in de visie van de officier van justitie sprake van medeplegen.
C. Standpunt van de verdachte/de verdediging
De raadsman van verdachte is van opvatting dat voor alle ten laste gelegde feiten het wettig en overtuigend bewijs ontbreekt, zodat vrijspraak moet volgen. De raadsman heeft er daarbij met name op gewezen dat de politie in het onderzoek regelmatig gebruik heeft gemaakt van een enkelvoudige fotoconfrontatie. Dit is een volstrekt ondeugdelijk bewijsmiddel. De getuigenverklaringen die stoelen op de hieruit voortvloeiende herkenningen van verdachte zijn dan ook van generlei waarde, aldus de raadsman .
Daarnaast heeft de raadsman vraagtekens geplaatst bij de herkenning door verb[bijnaam verdachte]santen van de stem van verdachte in afgeluisterde telefoongesprekken.
D. Beoordeling van de tenlastelegging door de rechtbank
Ten aanzien van de feiten 3 en 4
Naar aanleiding van onder meer een melding via Meld Misdaad Anoniem (MMA) en informatie binnengekomen bij de Criminele Inlichting Eenheid (CIE) van de politie, is vanaf 8 april 2010 [medeverdachte], broer van verdachte en medeverdachte in deze zaak, geobserveerd. Hierbij is gezien dat [medeverdachte] zich op 13 april 2010 ophield bij een aantal garageboxen ter hoogte van het perceel [adres 1] in Oosterblokker (gemeente Drechterland). De politie heeft later vastgesteld dat de oprit naar deze boxen zich bevindt op het perceel [adres 2].
De politie heeft de verhuurder van deze garageboxen, [naam 1], gehoord. Hij verklaart dat box nummer zeven sinds een jaar of drie wordt gehuurd door een grote jongen, ongeveer veertig jaar, van vermoedelijk Marokkaanse afkomst, die opgaf te zijn genaamd [naam 2]. Deze man betaalde de huur meestal in briefjes van tien euro, soms ook wel in briefjes van twintig of vijf euro. De huurder reed voornamelijk in een donkerkleurige VW Golf, maar ook wel eens in een grote, donkere Mercedes, waarschijnlijk een four wheel drive. Soms kwam hij samen met een persoon, die hij aanduidde als zijn broertje. Deze broer heeft de huur ook wel eens betaald, eveneens in briefjes van tien.
Verdachte heeft zelf verklaard dat hij gebruik maakt van de zwarte Mercedes ML van zijn vader en dat hij zelf een bruine Volkswagen Golf heeft met [nummer] in het kenteken. Hij heeft daaraan toegevoegd (pagina 64 van deze verklaring), dat hij vaak met de jongens naar deze garage gaat en dat hij misschien in het begin de huur heeft betaald.
Aan verhuurder [naam 1] zijn foto’s getoond van verdachte en van [medeverdachte]. [naam 1] herkende verdachte als de oudere broer, die de box huurde en de naam
[naam 2] had opgegeven.
De raadsman heeft gesteld dat een dergelijke enkelvoudige fotoconfrontatie een volstrekt ondeugdelijk bewijsmiddel is. Niet voor niets zijn er richtlijnen opgesteld met betrekking tot het uitvoeren van fotoconfrontaties. Een getuigenverklaring die stoelt op een herkenning bij een enkelvoudige fotoconfrontatie heeft geen enkele waarde, aldus de raadsman.
Ook naar het oordeel van de rechtbank dient een dergelijk bewijsmiddel in zijn algemeenheid met grote behoedzaamheid te worden gehanteerd. Hier doet zich echter de situatie voor, dat het de herkenning betreft van een persoon die de getuige in het verleden met een zekere regelmaat heeft gezien en gesproken. Onder deze omstandigheden kent de rechtbank wel degelijk waarde toe aan de herkenning van verdachte door de getuige aan de hand van een hem getoonde foto.
Garagebox [nummer] aan de [adres 2] te Oosterblokker is op 13 april 2010 doorzocht.
Hierbij zijn onder meer diverse elektronische apparaten (waaronder gsm’s, laptops, videorecorder, dvd-speler) aangetroffen, alsmede materiaal geschikt voor het verpakken van bolletjes met drugs (215 afgeknipte plastic zakjes).
In de bumper van een in de garage gestalde Volkswagen bestelbus zijn bruine en witte brokken en bolletjes, vermoedelijk heroïne en cocaïne, aangetroffen. Een medewerker van de afdeling forensische opsporing heeft dit materiaal gewogen. Het totale nettogewicht van het witte poeder en de witte brokjes betrof 158,1 gram; het totale nettogewicht van het bruine poeder en de bruine brokjes betrof 280,4 gram.
Monsters van het witte en het bruine materiaal zijn voor onderzoek opgestuurd naar het Nederlands Forensisch Instituut. Het NFI heeft gerapporteerd dat het crèmekleurige materiaal cocaïne bevat en het beigekleurige heroïne.
Bij onderzoek in de Volkswagen Golf met [kenteken 1], de auto waarin [medeverdachte] reed op het moment van zijn aanhouding op 13 april 2010 , worden, verstopt in de portieren, in totaal 48 bolletjes vermoedelijk heroïne en 37 bolletjes vermoedelijk cocaïne gevonden. Het totale nettogewicht van de bolletjes met witkleurig materiaal was 5,1 gram; het totale nettogewicht van het bruine materiaal was 10,7 gram. Ook van dit materiaal zijn monsters onderzocht door het NFI. Het NFI heeft gerapporteerd dat het crèmekleurige materiaal cocaïne bevat en het beigekleurige heroïne.
De rechtbank stelt vast dat in totaal in de garage aan de [adres 2] te Oosterblokker en in de auto met [kenteken 1] is aangetroffen 163,2 gram cocaïne en 291,1 gram heroïne.
Op 25 mei 2010 is in Hoorn [betrokkene 1] door de politie aangehouden op verdenking van handel in harddrugs. Op 26 mei 2010 heeft hij een verklaring afgelegd , waarin hij vertelt hij dat hij verslaafd is aan heroïne en cocaïne en dat hij voorheen zijn heroïne kocht bij [medeverdachte], voordat deze werd aangehouden. [medeverdachte] reed voor zijn broer [verdachte]. [verdachte] was de baas van [medeverdachte]. [betrokkene 1] kent hem al drie à vier jaar. Hij woont op de [adres 3]. In het verleden heeft [betrokkene 1] bij verdachte heroïne gekocht. Vroeger had verdachte andere verslaafden die voor hem reden, maar omdat de administratie niet altijd klopte, is zijn broertje [medeverdachte] voor hem gaan werken.
Ook verdachte is op 25 mei 2010 aangehouden op verdenking van het dealen in harddrugs. Verdachte zat op het moment van aanhouding in een VW Golf met
[kenteken 2]; bij hem in de auto zat [betrokkene 2]. [betrokkene 2] is als verdachte gehoord en heeft verklaard dat de mensen die cocaïne en heroïne kopen van [verdachte] hem ‘[bijnaam verdachte]’ noemen. Zelf kent [betrokkene 2] verdachte ongeveer anderhalf jaar, vanuit de verdovende middelen. Hij koopt af en toe cocaïne bij verdachte. Verdachte is de man die de verdovende middelen heeft en een ander het laat verkopen. [betrokkene 2] weet dat ene [naam 3] en ene [naam 4] ongeveer een jaar lang voor [verdachte] cocaïne en heroïne hebben verkocht.
[betrokkene 3] heeft als verdachte verklaard dat zij al drie jaar heroïne en cocaïne koopt bij [medeverdachte] en [bijnaam verdachte], die in de [adres 3] woont (de rechtbank begrijpt: verdachte). Verder verklaart zij:
Het laatste jaar bel ik met [bijnaam verdachte] en [medeverdachte]. Ze kwamen dan ook met z’n tweeën de drugs afleveren. Ik kocht elke dag 5 bolletjes bij [medeverdachte] en [bijnaam verdachte]. [medeverdachte] leverde het laatste jaar. Als ik op de pof wou kopen dan moest eerst [bijnaam verdachte] gebeld worden. [medeverdachte] moest dan toestemming hebben van [bijnaam verdachte]. Het nummer waaronder [medeverdachte] te bereiken was is [telefoonnummer 1]. Het nummer van [bijnaam verdachte] is [telefoonnummer 2]. Ik schat dat ik per maand minimaal 150 bolletjes bij [medeverdachte] of [bijnaam verdachte] kocht. Ik heb ook gesprekken (de rechtbank begrijpt: telefoongesprekken) gehad dat hij niet ‘compleet’ was. Met ‘niet compleet’ bedoelde hij dat hij geen heroïne of cocaïne had. Dat moest hij via [bijnaam verdachte] regelen, want die moest dat afleveren aan [medeverdachte]. Ik weet dat [bijnaam verdachte] de drugs inkoopt en dat [medeverdachte] het afleverde.
[betrokkene 3] herkent verdachte en [medeverdachte] van foto’s die haar getoond worden.
Evenals in het geval van de getuige [naam 1] geldt hier dat de herkenning personen betreft die de getuige in het verleden met een zekere regelmaat heeft gezien en gesproken, zodat in dit geval door de rechtbank wel waarde wordt toegekend aan de herkenning.
De rechtbank leest deze verklaring in samenhang met een op 4 april 2010 afgeluisterd telefoongesprek. [medeverdachte] wordt gebeld door [betrokkene 3] op het nummer [telefoonnummer 1]. In dit gesprek wordt onder meer het volgende gezegd:
[betrokkene 3]: Jullie gaan weer een goede klant kwijt raken he
[medeverdachte]: Ik ben zo daar.
[betrokkene 3]:Ik meen het, ik ga [bijnaam verdachte] bellen, je bent weer een goede klant kwijt
[medeverdachte] : Staat [naam 5] daar te wachten ?
[betrokkene 3]:[naam 5] staat de hele tijd al te wachten en ik ga gewoon [bijnaam verdachte] bellen.
(…)
[betrokkene 3]: [bijnaam verdachte] gaat jou bellen ja.
Over het door [betrokkene 3] aan verdachte toegeschreven telefoonnummer, [telefoonnummer 2], heeft [medeverdachte] verklaard dat dit het telefoonnummer is van zijn broer, [verdachte].
De vriend van [betrokkene 3], [naam 6], heeft ook een verklaring afgelegd. Hij verklaart dat hij wel eens drugs heeft gekocht voor zijn vriendin. Een van de dealers heette [medeverdachte]. De grote man achter de schermen noemt hij [bijnaam verdachte]. Als er wat misging of zo, dan belde die [medeverdachte] naar [bijnaam verdachte] en dan kreeg hij op zijn flikker, aldus [naam 6].
De politie houdt [naam 6] in het verhoor het volgende voor:
Op zondag 4 april 2010 omstreeks 11:35 uur belt [betrokkene 3] naar een nummer. Ze vraagt aan de persoon of hij al onderweg is en de persoon zegt dat hij er over vijf minuten is. Op 4 april 2010, omstreeks 11:50 uur zag mijn collega daar een man staan bij de [plaats] met uw signalement. Deze man had een zwarte fiets bij zich. Op zondag 4 april 2010, omstreeks 12:08 uur zag mijn collega dat er een zilverkleurige Lancia kwam aanrijden en dat de man met uw signalement naar de passagierszijde van de auto liep en hier wat overdrachtshandelingen uitvoerde.
[naam 6] antwoordt hierop: Dat klopt precies, dat was ik. Degene die mij de drugs overhandigde heet [medeverdachte].
[betrokkene 4] ten slotte heeft verklaard dat haar vriend [betrokkene 5] veel met [medeverdachte] omgaat en daar zijn drugs koopt en dat hij ook gestolen goederen aan [medeverdachte] verkoopt in ruil voor drugs, bruin of wit. [medeverdachte] verkoopt volgens [betrokkene 4] al zeker een jaar harddrugs aan [betrokkene 5] en aan haar. De baas van [medeverdachte] heet [bijnaam verdachte]. [medeverdachte] en [bijnaam verdachte] noemen elkaar broer.
In een later verhoor heeft zij nog verklaard dat [bijnaam verdachte] eerst dealde. Hij liet junks voor zich rijden.
Op grond van voorgaande bewijsmiddelen acht de rechtbank de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, in die zin dat verdachte gedurende de periode van 17 juli 2009 tot en met 13 april 2009, tezamen en in vereniging met een ander, cocaïne en heroïne heeft verkocht, afgeleverd en vervoerd en dat hij op 13 april 2010, eveneens tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk hoeveelheden heroïne en cocaïne voorhanden heeft gehad.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2:
Op 6 mei 2010 hoort een verb[bijnaam verdachte]sant van een verdachte genaamd [betrokkene 6], die op dat moment op het politiebureau in Hoorn zit in verband met een inbraak, dat deze op de dag van zijn aanhouding, 4 mei 2010, bij [bijnaam verdachte] voor 60 euro cocaïne had gekocht en dat hij van hem een nieuw telefoonnummer had gekregen: [telefoonnummer 3].
Hierop rijst het vermoeden dat verdachte na zijn invrijheidstelling op 22 april 2010 is doorgegaan met de handel in verdovende middelen. Het genoemde nummer wordt getapt en er worden observaties verricht.
Op 25 mei 2010 is als verdachte van het dealen van harddrugs aangehouden de eerder genoemde [betrokkene 1]. Hij heeft onder meer het volgende verklaard:
Ik kocht voorheen mijn heroïne bij [medeverdachte]. [verdachte] ken ik al een jaar of drie à vier. Ik heb ook zelf bij hem gekocht. Nadat [medeverdachte] was aangehouden, heeft [verdachte] zelf een tijdje gehandeld in drugs. Ik denk twee à drie weken geleden werd ik benaderd door [verdachte]. Hij zei dat hij een betrouwbaar iemand zocht die voor hem wilde gaan handelen. Ik kreeg anderhalve euro per bolletje. Ik heb vorige week woensdag tegen [verdachte] gezegd dat ik voor hem wilde werken. Ik ben het op de fiets gaan doen. Ik heb van [verdachte] een telefoon gehad. Het telefoonnummer wat daarin zat was [telefoonnummer 3]. Ik had al een ander nummer van [verdachte]. Dat nummer was [telefoonnummer 4], dacht ik.
Op (27 de rechtbank leest:) 20 mei 2010 ben ik dus begonnen. [verdachte] kwam naar mij toe. Hij belde mij dat hij achter stond. Ik heb hem binnen gelaten en ik kreeg van hem 5 bolletjes heroïne en 5 bolletjes cocaïne. Na een uur was dat al op. De afspraak was dat ik hem zou bellen als het op was. Ik heb hem gebeld en hij kwam weer naar mij toe. Ik kreeg vervolgens 10 om 10, dus 10 heroïne, 10 cocaïne. Dat is voor de rest zo gebleven. Ik werd gisteren, 25 mei 2010, aangehouden nadat ik voor een tientje heroïne had verkocht aan [betrokkene 7].
Bij zijn aanhouding op 25 mei 2010 had verdachte een Nokia telefoon bij zich met het nummer [telefoonnummer 4], alsmede een puk-codekaart voor het nummer [telefoonnummer 4] en een puk-codekaart voor het nummer [telefoonnummer 3].
Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat het nummer [telefoonnummer 4] van hem was en dat hij de enige gebruiker was van de telefoon met dit nummer.
De raadsman heeft vraagtekens gezet bij de herkenning door verbalisanten van de stem van verdachte in de afgeluisterde telefoongesprekken.
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat stemherkenning bij telefoontaps in het algemeen met de nodige voorzichtigheid dient te worden benaderd en dat klemt temeer naarmate minder is vastgelegd over de grondslagen van de herkenning en de deskundigheid van de waarnemer. Hier doet zich evenwel het geval voor dat verdachte heeft erkend de enige gebruiker te zijn van het telefoonnummer [telefoonnummer 4]. Tegen de achtergrond van dat gegeven is het voor de uitluisterende verbalisanten niet bijzonder moeilijk om vast te stellen dat telkens dezelfde stem, dat wil dus zeggen die van verdachte, over de tap van genoemd nummer komt.
De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat verdachte degene is die de afgeluisterde gesprekken voert via het nummer [telefoonnummer 4].
De verklaring van [betrokkene 1] zoals hiervoor weergegeven wordt ondersteund door een tapgesprek van 23 mei 2010, omstreeks 09.55 uur, waarbij door verdachte met het nummer [telefoonnummer 4] wordt gebeld naar het nummer [telefoonnummer 5]. Laatstgenoemd nummer hoort bij het adres [adres 4] te Hoorn, op welk adres [betrokkene 1] staat ingeschreven. In dit gesprek zegt verdachte dat hij naar [betrokkene 1] toe komt en [betrokkene 1] vraagt: Ja, ben je al achter?
De politie heeft hierop de achterzijde van de percelen [adres] (nummer) tot en met (nummer) in Hoorn onder observatie genomen. Op die dag rond 10.02 uur zag verbalisant verdachte aan komen lopen vanaf de achterzijde van genoemde percelen, instappen in een VW Golf met [kenteken 2] en wegrijden.
Dat de telefoon met nummer [telefoonnummer 3] op een gegeven moment is overgegaan van verdachte op [betrokkene 1] wordt ondersteund door een op 22 mei 2010 afgeluisterd telefoongesprek. Ene [betrokkene 8] belt naar genoemd nummer, dat wordt opgenomen door [betrokkene 1]. Hierna ontspint zich het volgende gesprek:
[betrokkene 1]: Hallo?
[betrokkene 8]: Ja met wie?
[betrokkene 1]: Met [bijnaam verdachte]. Wat kan ik voor je doen?
[betrokkene 8]: Je klinkt helemaal niet zoals [bijnaam verdachte].
[betrokkene 1]: Nee, maar het is wel het goede nummer wat je hebt.(…) Ik neem effe waar.
Op 24 mei 2010 wordt een gesprek onderschept, waarin verdachte op het nummer [telefoonnummer 4] wordt gebeld door een man vanuit het Huis van Bewaring, naar alle waarschijnlijkheid [medeverdachte]. Samengevat zegt verdachte in dit gesprek dat hij alles heeft overgedragen aan die Lange, dat die nu al vijf dagen werkt, voor 1 euro 50 per stuk en dat hij alles op de fiets doet.
Toen verdachte op 25 mei 2010 werd aangehouden had hij als passagier bij zich in de auto [betrokkene 2]. Deze verklaarde dat hij [verdachte] uit de verdovende middelen kende. Ook kent hij een jongen die [betrokkene 1] heet, wiens telefoonnummer [telefoonnummer 3] is. Deze jongen werkt sinds twee weken voor [verdachte]. Hij krijgt zijn bolletjes van [verdachte].
Zoals eerder aangehaald heeft [betrokkene 1] verklaard dat hij vlak voor zijn aanhouding heroïne had verkocht aan [betrokkene 7]. De betreffende [betrokkene 7] heeft hierover een verklaring afgelegd. Hierbij heeft hij op de vraag hoe hij aan heroïne komt verklaard dat hij daarvoor een man die hij kent als [bijnaam verdachte] belt op het nummer [telefoonnummer 3].
Op 17 mei 2010 komt rond 15.36 uur over de tap op het nummer [telefoonnummer 3] een gesprek waarbij ‘[bijnaam verdachte]’ wordt gebeld door [naam 3]. Samengevat zegt [naam 3] dat hij voor [betrokkene 9] belt en hij vraagt [bijnaam verdachte] of deze naar de snackbar bij [straatnaam 2] kan komen. [betrokkene 9] is daar al. [bijnaam verdachte] zegt dat hij er naartoe gaat.
Naar aanleiding hiervan hebben rechercheurs post gevat op [straatnaam 2] in Zwaag. Rond 15.55 uur zagen zij dat de hen ambtshalve bekende [betrokkene 9] over [straatnaam 2] heen en weer fietste. Op een gegeven moment zien zij een grijze VW Golf met [kenteken 2] aan komen rijden, bestuurd door verdachte. [betrokkene 9] stapt bij hem in de auto en vervolgens ziet een van de politiemensen dat [betrokkene 9] geld geeft aan verdachte en dat verdachte een voorwerp aan [betrokkene 9] geeft, waarna [betrokkene 9] uitstapt en de Golf weer wegrijdt.
Op 18 mei 2010 vindt er weer een observatie plaats. De politie is uit afgeluisterde gesprekken gevoerd via [telefoonnummer 3] gebleken dat ‘[bijnaam verdachte]’ mogelijk drugs zou gaan leveren aan onder meer de bewoners van de [adres 5] te Hoorn. Rond 10.30 wordt gezien dat verdachte met de Golf met kenteken [kenteken 2] aan komt rijden over [straatnaam 3] te Hoorn. Hij parkeert de auto, gaat lopend de Tjalk en loopt vervolgens het pad op naar de voordeur van perceel [adres 5]. Twee minuten later komt hij weer terug, stapt in de Golf en rijdt weg.
Bewoner van de [adres 5] is [betrokkene 10], die bij de politie bekend is als harddrugsgebruiker.
Op 24 mei 2010 rond 13.18 uur werd er gebeld naar het afgeluisterde nummer [telefoonnummer 3]. In dit gesprek werd een afspraak gemaakt bij de Lidl in de Hoornse wijk [plaats].
De politie gaat rond 13.34 ter plaatste kijken en ziet bij genoemde supermarkt de eerder genoemde [betrokkene 9] staan. Even later komt er een man met een zwart petje op een fiets aan. Er wordt iets uitgewisseld tussen deze man en [betrokkene 9].
[betrokkene 11] is op 10 juni 2010 gehoord door de politie. Hij verklaart onder meer dat hij drugs heeft gekocht van ‘[bijnaam verdachte]’, die rijdt in een Golf.. [medeverdachte] kent hij als de broer van [bijnaam verdachte]. De verbalisanten hebben [betrokkene 11] in dit verhoor geconfronteerd met een tapgesprek van 21 mei 2010 tussen hem en [bijnaam verdachte], waarin [bijnaam verdachte] zegt ik heb hele goeie van jou, die dinges. [betrokkene 11] verklaart dat een deel van dit gesprek over een auto gaat en een deel misschien over drugs, maar daar wil hij liever niet over praten, omdat hij [bijnaam verdachte] een aardige vent vindt.
Op 25 mei 2010 heeft een doorzoeking plaatsgevonden van de garagebox op de begane grond van de flatwoning aan de [adres 3] te Hoorn, het woonadres van verdachte. Hierbij zijn vier verpakkingen met vermoedelijke verdovende middelen gevonden.
De echtgenote van verdachte, [naam 7], heeft verklaard dat alleen verdachte en zijzelf een sleutel hebben van de garagebox en verder niemand.
Een medewerker van de afdeling forensische opsporing heeft het bij de zoeking aangetroffen materiaal gewogen. Het totale nettogewicht aan bruin materiaal betrof 78,30 gram; het totale nettogewicht aan wit materiaal betrof 24,86 gram.
Monsters van het witte en het bruine materiaal zijn voor onderzoek opgestuurd naar het Nederlands Forensisch Instituut. Het NFI heeft gerapporteerd dat het crèmekleurige materiaal cocaïne bevat en het beigekleurige materiaal heroïne.
[betrokkene 1] was bij zijn aanhouding op 25 mei 2010 in het bezit van een heuptasje. Hierin zijn vier bolletjes met wit materiaal en vijf bolletjes met bruin materiaal aangetroffen. Bij weging bleek het nettogewicht van het witte materiaal 0,7 gram en het nettogewicht van het bruine materiaal 1,38 gram. Onderzoek bij het NFI heeft uitgewezen dat het beige poeder heroïne bevatte en de crèmekleurige brokjes cocaïne.
De rechtbank stelt vast dat in totaal in de garagebox van de woning aan de [adres 3] 310 te Hoorn en in het heuptasje van [betrokkene 1] is aangetroffen 25,56 gram cocaïne en 79,67 gram heroïne.
Op grond van voorgaande bewijsmiddelen acht de rechtbank de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, in die zin dat verdachte gedurende de periode van 22 april 2010 tot en met 25 mei 2010, tezamen en in vereniging met een ander, cocaïne en heroïne heeft verkocht, afgeleverd en vervoerd en dat hij op 25 mei 2010, opzettelijk hoeveelheden heroïne en cocaïne voorhanden heeft gehad.
Vrijspraak ten aanzien van feit 5
Onder 5 wordt verdachte verweten het medeplegen van heling van een groot aantal goederen (voornamelijk elektronica en gereedschap). Het betreft hier gestolen goederen die zijn aangetroffen in de garagebox aan [adres 2] te Oosterblokker. Weliswaar staat op grond van de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen de betrokkenheid van verdachte bij deze garagebox naar het oordeel van de rechtbank vast, maar overigens is er onvoldoende bewijs van betrokkenheid van verdachte bij de aangetroffen goederen om te komen tot een bewezenverklaring van (medeplegen van) heling. Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 22 april 2010 tot en met 25 mei 2010 in de gemeente Hoorn en/of elders in het gerechtelijk arrondissement Alkmaar, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en vervoerd hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne;
2.
hij op 25 mei 2010 in de gemeente Hoorn opzettelijk aanwezig heeft gehad 79,67 gram van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en 25,56 gram van een materiaal bevattende cocaïne;
3.
hij in de periode van 17 juli 2009 tot en met 13 april 2010 in de gemeente Hoorn en/of elders in het gerechtelijk arrondissement Alkmaar, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en vervoerd hoeveelheden van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne;
4.
hij op 13 april 2010 in de gemeente Hoorn, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad in totaal 291,1 gram van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en in totaal 163,2 gram van een materiaal bevattende cocaïne.
6. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 en feit 3 telkens:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 aanhef en onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 2:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 aanhef en onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 4:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 aanhef en onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
7. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar nu niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf zal opleggen voor de duur van twintig maanden met aftrek van voorarrest, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De officier van justitie heeft daarbij te kennen gegeven geen reden te zien wat betreft de strafmaat te differentiëren tussen verdachte en zijn medeverdachte.
Standpunt van de verdachte/de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen:
Verdachte heeft over een lange periode, tezamen met een ander, gehandeld in heroïne en cocaïne. Daarnaast heeft hij aanzienlijke hoeveelheden (handelsvoorraden) van deze verdovende middelen voorhanden gehad. Uit het dossier komt naar voren dat verdachte en zijn mededader(s) stelselmatig dealden, waarbij een grote kring van afnemers in Hoorn en omstreken op bestelling van harddrugs werd voorzien.
Heroïne en cocaïne zijn stoffen die zeer schadelijk zijn voor de gebruikers ervan. Het gebruik van en de handel in dergelijke verdovende middelen leidt bovendien direct en indirect tot vele andere vormen van criminaliteit en vormt aldus een groot maatschappelijk probleem. Verdachte heeft door zijn handelen hieraan bijgedragen.
De rechtbank beoordeelt de rol van verdachte ten opzichte van diens medeverdachte in deze zaak (zijn broer) als zwaarder, nu verdachte degene is geweest die zijn broer, die aanzienlijk jonger is, in de drugshandel heeft betrokken. Nadat deze laatste was aangehouden, heeft verdachte de drugshandel onverdroten voortgezet door eerst zelf drugs te gaan afleveren en vervolgens een ander in te zetten als vervanger van zijn broer. Dit verschil in rol zal de rechtbank tot uitdrukking laten komen bij het bepalen van de strafmaat.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 26 mei 2010, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder wegens drugsgerelateerde delicten met de strafrechter in aanraking is gekomen.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van:
- het beknopt reclasseringsadvies gedateerd 27 mei 2010, opgemaakt door D. Stein, reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland, adviesunit Alkmaar.
- een faxbericht, gedateerd 8 juni 2010, afkomstig van [naam 8], afdelingshoofd van de Penitentiaire Inrichting Zwaag.
- het beknopt reclasseringsadvies gedateerd 27 mei 2010, opgemaakt door N. Levinsohn, reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland, unit Amsterdam-Noord, Zuid-Gooi, Vecht.
Aangezien verdachte de hem ten laste gelegde feiten ontkent, heeft de reclassering geen inschatting kunnen maken van het recidiverisico en heeft zij zich onthouden van een strafadvies. Wel komt uit het rapport van 30 augustus 2010 naar voren dat verdachte is gediagnosticeerd met schizofrenie.
Uit de genoemde brief van 8 juni 2010 blijkt dat verdachte op 4 juni met spoed is opgenomen in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum in verband met acute ernstige verwardheid.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat rekening gehouden met de psychiatrische problematiek van verdachte, ten aanzien waarvan zij overigens niet beschikt over nadere gegevens dan hierboven vermeld.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden. Daarbij zal een deel van deze straf in voorwaardelijke vorm worden opgelegd, als ernstige waarschuwing aan verdachte om zich in de toekomst te onthouden van het plegen van strafbare feiten.
De in deze rubriek en in de rubriek BESLISSING gebruikte nummers verwijzen naar de door de officier van justitie overgelegde lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, hierna ook te noemen: de lijst.
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht met betrekking tot de inbeslaggenomen, niet teruggegeven goederen thans geen beslissing te nemen, teneinde het Openbaar Ministerie in de gelegenheid te stellen het beslag op een later tijdstip af te wikkelen.
Gelet echter op het bepaalde in artikel 353 van het Wetboek van Strafvordering is de rechtbank gehouden bij vonnis een beslissing te nemen over de met toepassing van artikel 94 Sv inbeslaggenomen voorwerpen ten aanzien waarvan nog geen last tot teruggave is gegeven.
a.
De rechtbank is van oordeel, dat het volgende inbeslaggenomen voorwerp:
- een geldbedrag van € 618,41 (1)
dient te worden verbeurd verklaard.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat het voorwerp toebehoort aan de verdachte en dat het geldbedrag door de bewezen verklaarde feiten is verkregen.
b.
De rechtbank is van oordeel, dat de volgende inbeslaggenomen voorwerpen:
- 1 telefoontoestel, roze, Samsung SGH-600 (12)
- 1 telefoontoestel, roze, Samsung SGH-E530 (13)
- 1 sleutelbos met 6 sleutels (14)
- 1 telefoontoestel, zwart, Sony Ericsson (16)
- 1 sleutelbos met 3 sleutels (20)
dienen te worden teruggegeven aan degene bij wie de voorwerpen zijn in beslag genomen, te weten verdachte.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is niet gebleken, dat deze voorwerpen met enig strafbaar feit in verband kunnen worden gebracht.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
? Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 5 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
? Verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
? Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 15 (vijftien) maanden.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot 5 (vijf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt beslist.
Stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
- een geldbedrag van 618,41 (1)
? Gelast de teruggave aan de verdachte van:
- 1 telefoontoestel, roze, Samsung SGH-600 (12)
- 1 telefoontoestel, roze, Samsung SGH-E530 (13)
- 1 sleutelbos met 6 sleutels (14)
- 1 telefoontoestel, zwart, Sony Ericsson (16)
- 1 sleutelbos met 3 sleutels (20)
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.H.B. Littooy, voorzitter,
mr. E.M. Devis en mr. G.D.M. Hoedemaker, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Helder, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 september 2010.