ECLI:NL:RBALK:2010:BO8370

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
14 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.810233-10
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot diefstal met geweld in een woning

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 14 oktober 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewapende overval op een woning in Wognum. De verdachte, geboren in 1990 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van het medeplegen van een poging tot diefstal met geweld. Het incident vond plaats op 2 februari 2010, waarbij het slachtoffer, een toen 16-jarige jongen, en zijn vriend in de woning aanwezig waren. De overval werd uitgevoerd door drie personen die met een pistool dreigden en geweld gebruikten tegen het slachtoffer. Ondanks de gewelddadige aanpak werd er geen buit gemaakt. De rechtbank moest beoordelen of de verdachte bij de overval betrokken was. De verklaringen van het slachtoffer en medeverdachten, alsook telefonische contacten, wezen in de richting van de verdachte. De rechtbank achtte de verklaringen van de medeverdachten betrouwbaar en concludeerde dat de verdachte een actieve rol had gespeeld in de voorbereiding en uitvoering van de overval. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van drie jaar, met aftrek van voorarrest, en nam daarbij de ernst van het geweld en de impact op het slachtoffer in overweging. De rechtbank benadrukte dat de rol van de meerderjarige verdachte zwaarder woog dan die van de minderjarige medeverdachten, gezien de omstandigheden van het delict en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke delicten.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer : 14/810233-10 (P)
Datum uitspraak : 14 oktober 2010
TEGENSPRAAK
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [postcode en woonplaats], [straatnaam en huisnummer].
thans gedetineerd te PI Noord-Holland Noord, HvB Zwaag te Zwaag.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 september 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. G.M. Terlingen, advocaat te Hoorn, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is, nadat een vordering van de officier van justitie tot aanpassing van de tenlastelegging in de zin van artikel 314a Wetboek van Strafvordering door de rechtbank is toegelaten, ten laste gelegd, dat
hij op of omstreeks 02 februari 2010 te Wognum, gemeente Medemblik, ter
uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededaders voorgenomen misdrijf
om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
A. met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen in/uit een
woning aan de [adres 1] geld en/of goederen van zijn/hun
gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en
daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen
en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die
[slachtoffer 1],
te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk
te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
en/of
B. met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld, in een woning aan de
[adres 1], [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van geld en/of
goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s),
met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen -terwijl hij/zij
zijn/hun hoofd(en) en/of gezicht(en) had(den) bedekt- die [slachtoffer 1] heeft/hebben
bedreigd met een pistool, althans een op een pistool gelijkend voorwerp en/of
die [slachtoffer 1] heeft/hebben geslagen en/of geschopt en/of die [slachtoffer 1] een of meer
ke(e)r(en) (met kracht) op/tegen het hoofd heeft/hebben getrapt,
terwijl de uitvoering van dat ad A en/of B voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
A. Inleiding
Op dinsdag 2 februari 2010 omstreeks 14.48 uur heeft een gewapende overval
plaats-gevonden in een aan de [adres 1] te Wognum gelegen woning. Aangever [slachtoffer 1] (hierna ook te noemen:[slachtoffer 1]) verbleef op dat moment in de woning met zijn vriend [medeverdachte 1] (verder ook te noemen:[medeverdachte 1]). Nadat drie personen door de achterdeur de woning waren binnengekomen werd met een pistool gedreigd en werd een ruit van een tussendeur ingeslagen. [slachtoffer 1] heeft bij een in de badkamer ontstane vechtpartij korte tijd het bewustzijn verloren. De woning is doorzocht. Er zijn echter geen goederen weggenomen.
De rechtbank zal de vraag moeten beantwoorden of de verdachte bij deze overval was betrokken.
B. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
C. Standpunt van de verdachte/de verdediging
De verdediging is van opvatting dat voor het ten laste gelegde feit het wettig en overtuigend bewijs ontbreekt, zodat vrijspraak moet volgen. De raadsman heeft er daarbij met name op gewezen dat de verbindende verklaring tussen de in onderzoek voorkomende telefonische contacten, waarbij gebruik gemaakt is van de mobiele telefoon van verdachte, wordt gevormd door [medeverdachte 2]. Hetzelfde geldt voor het gebruik van de Renault Clio. Ten slotte is aangevoerd dat aan de betrouwbaarheid van de door [medeverdachte 1] tegenover de politie afgelegde verklaringen ernstig moet worden getwijfeld.
D. Beoordeling van de tenlastelegging door de rechtbank
Op 3 februari 2010 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan van een gewapende overval in zijn woning [adres 1] te Wognum. Uit deze aangifte komt het volgende naar voren :
[slachtoffer 1] zat op dinsdag 2 februari 2010, omstreeks 14.45 uur, in de ouderlijke woning aan de [adres 1] te Wognum, gemeente Medemblik, te computeren met zijn vriend [medeverdachte 1]. [slachtoffer 1] zag toen, omstreeks dat tijdstip, 3 personen het pad naast de woning op lopen. Het viel hem op dat die personen capuchons op hadden en iets voor hun mond hadden. Van één persoon weet hij zeker dat het een bandana was. Ze waren gekleed in donkere kleding. Hij zag dat die personen gebukt liepen richting de achterdeur en hij wilde de tussendeur tussen de keuken en het halletje op slot doen. Toen hij bij die tussendeur kwam, waren alle drie personen al in de gang. Hij deed de tussendeur op slot en kreeg toen een pistool op zich gericht. De persoon, die het pistool in zijn hand had, noemt hij persoon 1. Die stond voorop. Deze persoon had een bandana om zijn mond. Die persoon 1 hield zijn pistool gericht op het hoofd van [slachtoffer 1] en sloeg met de achterkant van dat pistool tegen een ruit aan van de keukendeur. Het ruitje ging kapot. [slachtoffer 1] rende weg en liep zijn slaapkamer in om zijn telefoon te pakken. Vervolgens liep hij de badkamer in en belde 112. Op dat moment werd er tegen de badkamerdeur getrapt. Aangever zag een been door de deur heen komen. De deur was op slot. Hij zag dat een persoon door het gat kroop van de ingetrapte panelen. Deze persoon wordt door hem persoon 2 genoemd. [slachtoffer 1] zag dat deze persoon geen wapen vast had. Persoon 2 begon meteen te slaan op het gezicht van [slachtoffer 1]. Hij sloeg meerdere keren. [slachtoffer 1] probeerde zich te verdedigen. Toen [slachtoffer 1] op de grond lag, zag en voelde hij dat hij enkele keren hard tegen zijn hoofd werd getrapt. Door het schoppen raakte hij even buiten bewustzijn. Toen hij weer bijkwam was persoon 2 weg. Hij hoorde iemand in de gang lopen en pakte een kachel in zijn hand en wachtte tot dat die persoon naar binnen zou komen. Dat gebeurde ook. De deur werd geopend door persoon 1. Aangever maakte een dreigende beweging met die kachel. Daarop rende persoon 1 weg richting de woonkamer. [slachtoffer 1] zag dat de 3 personen gehaast wegliepen naar een zwarte kleine auto, die geparkeerd stond voor het huis van de buren aan de [adres 2]. Meteen daarop zag hij dat kleine zwarte autootje draaien en hard wegrijden.
[slachtoffer 1] omschrijft persoon 1 als een man jonger dan 20 jaar en ongeveer 1.70 meter lang, Hij had een bandana over zijn mond en neus en hij had een capuchon over een petje. .
[slachtoffer 1] omschrijft persoon 2 als een man, jonger dan 20 jaar. Hij was langer dan persoon 1. Persoon 2 droeg een gewatteerde zwarte jas zonder bontkraag, met een capuchon.
Persoon 3 wordt door [slachtoffer 1] omschreven als een man, jonger dan 20 jaar en kleiner dan persoon 2.
De drie personen hadden een Marokkaans uiterlijk.
Op 29 april 2010 verklaart [slachtoffer 1] desgevraagd dat hij alleen de ogen van de drie mannen kon zien en daaruit heeft afgeleid dat het buitenlanders waren .
Van de verwondingen van [slachtoffer 1] zijn foto’s gemaakt welke bij de stukken zijn gevoegd.
Op 17 maart 2010 verklaart [getuige 1] dat hij op 2 februari 2010 omstreeks 15.00 uur over de [straatnaam 1] in Wognum reed. Hij zag een oude donkerblauwe Renault Clio achteruit rijden met behoorlijk snelheid. Hij zag in de auto twee personen die hem aankeken. Het waren blanke jongens met lichtgrijze capuchons over hun hoofd. Achterin zat een gekleurde jongen. Hij had ook een capuchon op. Het waren jonge mannen. Het kenteken van die auto begon met een Z en er zat een 9 in. Hij heeft dit aan de politie doorgegeven.
Op 12 maart 2010 verklaart [getuige 2] dat zij op 2 februari 2010 omstreeks 14.30 uur aan de [straatnaam 1] te Wognum een kleine zwarte auto zag staan. De auto stond geparkeerd ter hoogte van een pad tussen de percelen [adres 2] en [adres 3]. Er stapten drie jongens uit de auto. Zij zag dat deze jongens in het donker waren gekleed, capuchons hadden en rustig liepen in de richting van perceel [adres 1].
Door de politie is een onderzoek ingesteld naar een donkerblauwe Renault Clio met een kenteken dat begint met een Z en waarin een 9 voorkomt. Dat leidt tot een [kenteken]. Het voertuig met dit kenteken wordt gebruikt door [verdachte], [postcode en woonplaats], [straatnaam en huisnummer].
Op 2 februari 2010 te 16.49 uur doet verdachte in gezelschap van zijn vriendin [betrokkene 1] aangifte van diefstal van een personenauto merk Renault type Clio, kleur blauw, [kenteken]. In de aangifte is opgenomen dat de diefstal heeft plaatsgevonden tussen 2 februari 2010 te 11:30 uur en 2 februari 2010 te 12:30 uur op de [straatnaam 2] te Hoorn.
Op 31 mei 2010 verklaart [betrokkene 1] tegen [verbalisant] dat het niet waar is dat de auto was gestolen. Ze verklaart dat ze op een dag omstreeks 15:30 uur werd gebeld door [verdachte]. Ze moest onmiddellijk naar zijn huis komen. [verdachte] vertelde haar dat hij met vrienden had ingebroken in een huis omdat er een kluis in het huis lag. [verdachte] zei dat hij de auto op een lege plek had geparkeerd omdat de politie achter hem aankwam. Hij zei dat zij samen met hem naar het politiebureau moest gaan en dat [verdachte] aangifte van diefstal zou doen. Het ging om de Renault Clio. Zij verklaarde voorts dat [verdachte] een zwart pistool had. Zij had het in zijn auto gezien. Hij had ook een tas met allemaal zwarte kleding en een zwarte pet.
Op 29 juni 2010 verklaart verdachte in zijn vijfde verhoor dat de auto niet was gestolen maar door hem was uitgeleend aan zijn neef [medeverdachte 2]. Zijn neef kwam pas om 16.00 uur terug, in paniek. Verdachte had zijn vriendin gebeld en haar verteld dat zij hem moest helpen. Vervolgens was verdachte met zijn vriendin naar het politiebureau gegaan en had daar aangifte gedaan van diefstal.
Op 19 mei 2010 verklaart verdachte in zijn tweede verhoor dat hij het
[telefoonnummer 1] gebruikt en dat hij deze telefoon nooit aan niemand heeft uitgeleend. Hij gebruikt het [telefoonnummer 1]. Ook het nummer [telefoonnummer 2] is van hem.
Uit een onderzoek naar de telefonische contacten tussen de mogelijk bij de overval betrokken personen is het volgende gebleken. Door de hierna genoemde personen werd telefonische contacten onderhouden met de mobiele telefoons die toebehoorden aan of in gebruik waren bij de daarbij genoemde persoon:
[telefoonnummer 3] [slachtoffer 1] (aangever).
[telefoonnummer 4] [medeverdachte 1]. Eigen opgaaf.
[telefoonnummer 1] [verdachte]. Eigen opgaaf.
[telefoonnummer 2] [verdachte]. DCS pv.
[telefoonnummer 5] [medeverdachte 3]. Eigen verklaring.
[telefoonnummer 6] [medeverdachte 3]. Eigen opgaaf.
[telefoonnummer 7] [medeverdachte 4]. Eigen opgaaf.
[telefoonnummer 8] [Moeder] in gebruik bij [medeverdachte 3 / medeverdachte 4].
[telefoonnummer 9] [betrokkene 2], vriendin van [medeverdachte 4]
Uit een bij dat onderzoek opgestelde tijdlijn betreffende de telefonische contacten blijkt met het toestel van verdachte , nummer [telefoonnummer 2], op 30 januari 2010 ’s avonds tweemaal te zijn gebeld naar het toestel van [medeverdachte 4]. Op 31 januari 2010 wordt verdachte ’s avonds gebeld met het toestel van [moeder]. Op 1 februari 2010 wordt [slachtoffer 1] gebeld door [medeverdachte 1]. Daarnaast zijn er op die datum telefonische contacten tussen toestellen van: verdachte en [medeverdachte 1], verdachte en [slachtoffer 1], en ten slotte [medeverdachte 1] en [betrokkene 2] (de vriendin van [medeverdachte 4]). Op 2 februari 2010 zijn er telefonische contacten tussen de toestellen van [medeverdachte 3] en verdachte, [medeverdachte 1] en [slachtoffer 1], en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3].
Op 4 februari 2010 is de Renault Clio aangetroffen en in beslag genomen . In de in beslag genomen Renault Clio werd een gedetailleerde getekende plattegrond aangetroffen van perceel [adres 1] in Wognum.
Op 15 maart 2010 wordt [medeverdachte 1] als getuige gehoord. Tijdens het verhoor tekent hij op verzoek van de verbalisanten een plattegrond van woning [adres 1] in Wognum en beschrijft hij de ruimten. De [verbalisant] heeft beide situatieschetsen met elkaar vergeleken en zag dat de schetsen en de daarop voorkomende letters sterk op elkaar geleken.
[medeverdachte 1] voornoemd heeft als verdachte in zijn derde verhoor op 29 april 2010 met betrekking tot de overval verklaard dat hij de vrijdag voor de overval, zo rond één uur ’s nachts, bij [medeverdachte 3] ( verder ook te noemen:[medeverdachte 3]) thuis was aan de [straatnaam 3] in Hoorn en aan [medeverdachte 3] vertelde dat de ouders van [slachtoffer 1] niet arm waren. [medeverdachte 3] vroeg [medeverdachte 1] of er geld in huis lag. In de nacht van zaterdag op zondag sliep hij ook in de woning aan de [straatnaam 3] en werd hij wakker omdat hij veel mensen hoorde. In de slaapkamer van de broer van [medeverdachte 3], [medeverdachte 4], waren aanwezig [medeverdachte 3], [medeverdachte 4] (verder ook te noemen:[medeverdachte 4]), [verdachte] en een jongen die hij niet kende. Ze vertelden [medeverdachte 1] dat ze geld wilden weghalen uit de woning van [slachtoffer 1].
Hij moest hij het huis van [slachtoffer 1] tekenen. Omdat hij moest aangeven op de tekening waar de kluis was had [medeverdachte 1] een kruisje gezet naast de woonkamer. Ook moest hij [slachtoffer 1] bellen om te vragen of hij alleen thuis was.
De volgende dinsdag waren ze in de kamer van [medeverdachte 4]. [medeverdachte 1] moest [slachtoffer 1] weer bellen. In de slaapkamer waren [medeverdachte 4], [verdachte] en die jongen van wie [medeverdachte 1] de naam niet kent.
[medeverdachte 1] hoorde van [slachtoffer 1] dat hij later alleen thuis zou zijn. Nadat [medeverdachte 1] had opgehangen zeiden ze dat de overval vandaag misschien wel kon.
Allen stapten in de auto van [verdachte]. Ze reden richting Wognum. [medeverdachte 1] had op de kamer van [medeverdachte 4] tassen zien staan waarin de donkere kleding zat die ze voor de overval wilden gebruiken. [medeverdachte 1] is naar de woning van [slachtoffer 1] gelopen. Hij is samen met [slachtoffer 1] achter de computer gaan zitten. [medeverdachte 1] zag de jongens langs het raam rennen. [slachtoffer 1] deed de deur op slot. Ze sloegen of schopten het raam eruit. [slachtoffer 1] sloot zich op in de badkamer. [medeverdachte 1] is op de grond gaan liggen. Tijdens de overval hadden [medeverdachte 4], [verdachte] en die andere jongen zwarte kleding aan.
Op 2 juni 2010 heeft [medeverdachte 1] verklaard dat [medeverdachte 4] zelfs lenzen had gekocht om niet herkend te worden. De kleur van de lenzen was donkerbruin. [medeverdachte 4] had een bandana over zijn mond gedaan. Een van de twee andere jongens had ook een bandana om. Eentje had een zonnebril op. Eentje had een muts. De ander had een pet op.
Er zat tussen het moment dat [medeverdachte 1] bij [slachtoffer 1] binnen was en de jongens binnen kwamen nog geen 25 minuten. Zij hadden zich omgekleed. Zoals van te voren besproken moest [medeverdachte 1] op de grond gaan liggen. Degene die zei “Liggen, liggen” was [verdachte]. [medeverdachte 1] herkende hem aan zijn stem.
[slachtoffer 1] liet [medeverdachte 1] op een gegeven moment zien hoeveel geld er in de kluis lag.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij in eerste instantie niet tegen [medeverdachte 3] heeft gezegd hoeveel geld in de kluis zat. Later heeft hij gezegd dat er 40 à 80.000 euro in de kluis zat.
Alle gesprekken zijn in de woning van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4], in de kamer van [medeverdachte 4] geweest of in de auto van [verdachte].
[medeverdachte 1] herkent bij een enkelvoudige fotoconfrontatie de persoon van foto 2 (PL 1000:09:40027) als de persoon die hij de onbekende Marokkaan noemde.
De persoon op de foto is [medeverdachte 2], geboren op [geboortedatum].
De persoon van foto 5 (PL 1000: 07:40212, zijnde [verdachte], geboren op 1 april 1990) herkent hij als [verdachte]. .
Door [medeverdachte 3] is op 18 mei 2010 verklaard dat hij gebruik maakt van een oude Samsung telefoon en van de telefoon van zijn moeder. De telefoon van zijn broer gebruikt hij niet. Hij gebruikt een Sim-kaart met het nummer [telefoonnummer 6]. Niemand maakt gebruik van zijn telefoon, alleen hijzelf.
Op 19 mei 2010 is door [medeverdachte 3] met betrekking tot de overval verklaard dat [medeverdachte 1] in de week voorafgaande aan de overval bij [medeverdachte 3] logeerde. Het [telefoonnummer 4] is van [medeverdachte 1]. [medeverdachte 3] heeft het nummer [telefoonnummer 5] wel eens gebruikt om te bellen. Het is het nummer van een stuk gegooide Sony Ericson.[medeverdachte 1] vertelde dat [slachtoffer 1] pakken geld had. Dat vertelde hij al een week voor de overval. [medeverdachte 1] had geld nodig. Marokkanen kwamen naar [medeverdachte 1] en ze hadden allemaal geld nodig. Het telefoonnummer [telefoonnummer 2] is het nummer van [verdachte].
Op 20 mei 2010 wordt door [medeverdachte 3] met betrekking tot de overval verklaard dat hij aanwezig was bij de besprekingen hoe ze het zouden doen. Hij moest van die Marokkanen bellen met [slachtoffer 1]. Dat heeft hij op die maandag gedaan met het nummer 2544 of zo. Die maandag is de overval niet doorgegaan. De volgende dag heeft de overval wel plaatsgevonden. [medeverdachte 1] en de Marokkanen kwamen op het idee om deze overval te doen. Dit kwam omdat [medeverdachte 1] had verteld over [slachtoffer 1] met zijn pakken geld. Toen de Marokkanen eenmaal toegehapt kon [medeverdachte 1] niet meer terug. Ze hadden een neppistool gebruikt bij de overval. Het was een zwart pistool van ongeveer 15 cm. Het klopt dat [verdachte] en [medeverdachte 2] bij de overval betrokken zijn. [verdachte] en [medeverdachte 2] wilden de overval eerst alleen doen. [verdachte] is een kennis van hem en zijn broer. [medeverdachte 1] bedoelde met die onbekende jongen [medeverdachte 2]. De zondag of maandag voor de overval zat [medeverdachte 3] in de Renault Clio samen met [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [verdachte]. Die auto hebben ze gebruikt voor de overval. [medeverdachte 3] heeft die auto gezien die dag van de overval. Hij zag dat [verdachte] erin reed. [medeverdachte 3] heeft wel eens gebeld met het oude nummer van zijn moeder [telefoonnummer 8].
Op 1 juni 2010 heeft [medeverdachte 3] met betrekking tot de overval verklaard dat hij [verdachte] nog heeft gezien met diens auto toen hij [medeverdachte 1] op kwam halen. Dat was ’s middags voor de overval.
[medeverdachte 3] verklaart dat de foto met nummer PL1000:09:40027 [medeverdachte 2] is en de foto met nummer PLl000:07:40212 [verdachte]. De verbalisanten hadden [medeverdachte 3] de foto’s PL1000:09:40027 + PLl000:07:40212) van [medeverdachte 2] en [verdachte] getoond.
De rechtbank acht de door [medeverdachte 1] afgelegde verklaring betrouwbaar, nu deze in essentie wordt gesteund door de door [medeverdachte 3] afgelegde verklaringen en door de hiervoor aangehaalde onderlinge telefooncontacten. Bovendien heeft [medeverdachte 1] zichzelf belast ten aanzien van zijn eigen rol bij de overval.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet aannemelijk geworden dat bij de hiervoor aangehaalde telefonische contacten [medeverdachte 2] gebruik heeft gemaakt van een of meer telefoontoestellen waarvan verdachte heeft verklaard dat deze aan hem toebehoorde(n) en door hem niet werd(en) uitgeleend. Ten aanzien van de auto van verdachte is evenmin aannemelijk geworden dat de valse aangifte van diefstal van de Renault Clio door verdachte is gedaan om zijn neef [medeverdachte 2] te beschermen, nu de lezing van verdachte over het uitlenen van de auto niet door enig ander bewijsmiddel wordt ondersteund.
De weergegeven bewijsmiddelen bevinden zich, tenzij anders vermeld, in het dossier van de afdeling Regionale Recherche van de regiopolitie Noord-Holland Noord. De in de voetnoten als processen-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en voldoen aan de daaraan bij de wet gestelde eisen.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 2 februari 2010 te Wognum, gemeente Medemblik, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf
om, tezamen en in vereniging met anderen,
A. met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen uit een
woning aan de [adres 1] geld, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededaders, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1],
te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
of
B. met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld in een woning aan de [adres 1] [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van geld, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededaders,
met twee van zijn mededaders -terwijl zij hun hoofd en/of gezicht hadden bedekt- die [slachtoffer 1] hebben bedreigd met een op een pistool gelijkend voorwerp en die [slachtoffer 1] hebben geslagen en geschopt en die [slachtoffer 1] meer keren met kracht tegen het hoofd hebben getrapt,
terwijl de uitvoering van dat ad A. of B. voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
6. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Poging tot
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, gepleegd door twee of meer verenigde personen
of
Afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar nu niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit.
8. De strafoplegging
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf zal opleggen voor de duur van veertig maanden met aftrek van voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op zijn standpunt met betrekking tot het ten laste gelegde, vrijspraak bepleit.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen:
Verdachte heeft zich met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot een overval in een woning, waarbij fors geweld is toegepast. Het slachtoffer was een jongen van toen 16 jaar. De impact van een dergelijke gewelddadige gebeurtenis in diens ouderlijke woning kan zeker voor een jongen van die leeftijd groot zijn. De omstandigheid dat door verdachte en zijn mededaders geen goederen uit de woning zijn ontvreemd doet niet af aan de ernst van de door het slachtoffer ervaren inbreuk op zijn privacy en lichamelijke integriteit. Het gegeven, dat een op het moment van dit gebeuren aanwezige vriend achteraf betrokken blijkt te zijn bij de voorbereiding en de uitvoering van de overval-poging voegt een extra dimensie toe aan de pijnlijke ervaringen van het slachtoffer.
De rechtbank acht de rol van de ten tijde van het feit reeds meerderjarige verdachte, als eigenaar van de personenauto en als degene die een op een pistool gelijkend voorwerp voorhanden had, zwaarder dan de rol van de minderjarige deelnemers aan het bewezen verklaarde.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 19 mei 2010 eerder ter zake agressieve delicten tot straffen is veroordeeld.
Aangezien verdachte ten tijde van de gesprekken met de reclasseringswerker van Palier, forensische en intensieve zorg, het ten laste gelegde ontkende, heeft de reclassering geen inschatting kunnen maken van het recidiverisico en heeft zij zich onthouden van een strafadvies.
De rechtbank acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden.
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 45, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10. Beslissing
Verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert het hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE vermelde strafbare feit.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van drie (3) jaren.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.H.B. Littooy, voorzitter,
mr. J. Westdorp en mr. M.E.J.C. Diepstraten, rechters,
in tegenwoordigheid van W. Veenstra, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 oktober 2010.
Mrs. J. Westdorp en M.E.J.C. Diepstraten zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.