ECLI:NL:RBALK:2010:BO8996

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
13 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
.: 342850 \ EJ VERZ 10-81
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ontslag van executeurs en ongeldigverklaring van codicil

In deze zaak heeft verzoeker op 23 augustus 2010 een verzoekschrift ingediend bij de kantonrechter, waarin hij verzocht om ontslag van de verweerders als executeurs op grond van artikel 4:149 lid 2 BW wegens gewichtige redenen. De verweerders, die bij testament zijn benoemd tot executeurs in de nalatenschap van erflaatster, hebben op 30 juli 2010 aangegeven dat zij hun werkzaamheden hebben voltooid en dat het beheer is geëindigd. Verzoeker heeft daarnaast verzocht om een codicil ongeldig te verklaren wegens strijd met artikel 4:97 BW. De kantonrechter heeft beide verzoeken afgewezen en verzoeker niet-ontvankelijk verklaard. De rechter oordeelde dat er geen wettelijke grondslag was voor het ongeldig verklaren van het codicil, en dat codicillen met een inhoud die buiten de toepasselijke wettelijke bepalingen vallen, nietig zijn. De mondelinge behandeling vond plaats op 11 november 2010, waarbij beide partijen in persoon verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden. De kantonrechter heeft in zijn beslissing overwogen dat de taak van de executeurs op 30 juli 2010 is geëindigd en dat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoeken. Tevens is bepaald dat iedere partij de eigen proceskosten draagt. Deze beschikking is gegeven door mr. J.H. Gisolf, kantonrechter, en op 13 december 2010 in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Zaaknr/repnr.: 342850 \ EJ VERZ 10-81
Uitspraakdatum: 13 december 2010
Beschikking in de zaak van:
[verzoeker], wonende te [plaats]
verzoekende partij
verder ook te noemen: verzoeker
gemachtigde: [naam] (echtgenote van verzoeker)
tegen
1.[verweerder I], wonende [adres]
2.[verweerder II], wonende [adres]
verwerende partijen
verder ook te noemen: verweerders
gemachtigde: mr. B.D.W. Martens, advocaat te ’s-Gravenhage
Het procesverloop
Verzoeker heeft op 23 augustus 2010 een verzoekschrift met bijlagen ingediend.
Daar hebben verweerders bij verweerschrift met productie op gereageerd.
De mondelinge behandeling van deze zaak heeft plaatsgevonden op 11 november 2010, alwaar partijen in persoon zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden.
Ter zitting hebben partijen hun verzoek- respectievelijk verweerschrift nader toegelicht, verzoeker aan de hand van aantekeningen.
De inhoud van de processtukken geldt als hier ingelast.
Vervolgens is heden uitspraak bepaald.
De uitgangspunten
1.Verweerders zijn bij testament d.d. 18 november 2009 benoemd tot executeurs in de nalatenschap van [erflaatster], geboren te [plaats] op [datum] en overleden te [plaats] op [datum], laatst gewoond hebbende [adres] (verder te noemen: erflaatster).
2.Bij voormeld testament heeft erflaatster al haar eerdere uiterste wilsbeschikkingen herroepen, met uitzondering van het door erflaatster gemaakte codicil van 15 mei 2002.
3.Erflaatster heeft bij testament tot haar erfgenamen benoemd, ieder voor een gelijk deel, haar kinderen. Zowel verzoeker als verweerders zijn kinderen van erflaatster.
Het geschil
4.Verzoeker verzoekt de kantonrechter – kort en zakelijk samengevat – om:
a.ontslag van verweerders als executeurs ex artikel 4:149 lid 2 BW wegens gewichtige redenen, met benoeming van verzoeker dan wel zijn gemachtigde tot executeur;
b.voormeld codicil ongeldig te verklaren wegens strijd met artikel 4:97 BW.
5.Verweerders stellen zich primair op het standpunt dat verzoeker in het sub a verzochte niet-ontvankelijk is, nu de taak van executeurs op 30 juli 2010 is geëindigd. Subsidiair betwisten verweerders dat sprake is van gewichtige redenen die toewijzing van het verzoek rechtvaardigen.Ten aanzien van het verzoek sub b concluderen verweerders tot afwijzing, nu het codicil geldig is en bovendien het ongeldig verklaren van een codicil niet mogelijk is gelet op het bepaalde in artikel 4:109 lid 4 BW.
Verweerders verzoeken tenslotte om veroordeling van verzoeker in de proceskosten, die verweerders begroten op
€ 3.995,00 exclusief kantoorkosten en btw. Daarbij merken verweerders op dat verzoeker zich nog niet heeft uitgesproken ten aanzien van aanvaarding van zijn aandeel in de nalatenschap.
De beoordeling
Het verzoek sub a
6.Artikel 4:149 lid 1 aanhef en onder a BW bepaalt dat de taak van een executeur eindigt wanneer hij zijn werkzaamheden als zodanig heeft voltooid. In dat geval is de executeur op grond van artikel 4:150 lid 1 BW bevoegd ook het beheer over de goederen van de nalatenschap te beëindigen, door die ter beschikking van de erfgenamen te stellen. Daarbij volstaat een eenvoudige kennisgeving aan de erfgenamen door de executeur dat hij zijn taak als geëindigd beschouwt. Verzoeker legt als productie 15 over een brief d.d. 30 juli 2009 (de kantonrechter leest: 2010) van verweerders, geschreven in hun hoedanigheid van executeurs testamentair, gericht aan de erfgenamen, betreffende “definitieve afhandeling nalatenschap”. Daarmee geven de executeurs te kennen dat en op welke wijze zij hun werkzaamheden hebben voltooid, en is het beheer geëindigd.
7.Verzoeker is het inhoudelijk niet eens met de wijze waarop de executeurs hun taak hebben uitgevoerd en maakt bezwaar tegen de daaruit voortvloeiende verdeling van de nalatenschap. Wat hier ook van zij, dit kan niet leiden tot ontslag van de executeurs, nu hun taak en het beheer reeds op bovenomschreven wijze tot een einde is gekomen. Verzoeker zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn verzoek.
Het verzoek sub b
8.Verzoeker stelt zich op het standpunt dat bij codicil goederen zijn gelegateerd die niet rechtsgeldig bij codicil gelegateerd kunnen worden. Om die reden verzoekt hij de kantonrechter om het codicil ongeldig te verklaren. Ook in dit verzoek is verzoeker niet-ontvankelijk, nu een wettelijke grondslag daartoe ontbreekt. Codicillen met een inhoud die buiten de reikwijdte van de toepasselijke wettelijke bepalingen vallen zijn nietig. Ten overvloede overweegt de kantonrechter dat een inhoudelijke beoordeling daarvan niet mogelijk is in het kader van de onderhavige procedure.
9.De kantonrechter ziet in de omstandigheden van het geval en de tussen partijen bestaande familierechtelijke relatie aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
De beslissing
De kantonrechter:
Verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in de verzoeken.
Bepaalt dat beide partijen de eigen kosten dragen.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.H. Gisolf, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 13 december 2010 in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter