RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer : 14/810422-10 (P)
Datum uitspraak : 28 december 2010
TEGENSPRAAK
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[postcode en woonplaats], [straatnaam en huisnummer],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichtingen Noord Holland Noord – Huis van Bewaring Zwaag te Zwaag.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 december 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. N. van der Kruk, advocaat te Hoorn, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is, nadat een vordering van de officier van justitie strekkende tot wijziging van de tenlastelegging ten aanzien van feit 4 is toegelaten, ten laste gelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 12 september 2010 te [pleegplaats 1], gemeente Stede Broec, in de voor de nachtrust bestemde tijd, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van 2000 euro, althans enig geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, een of meerma(a)l(en) op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] geduwd en/of (aldus) heeft hij, verdachte, die woning betreden, althans is hij, verdachte, die woning naar binnen gegaan en/of heeft hij, verdachte, een voorwerp getoond en/of getoond gehouden op/aan die [slachtoffer 1] en/of (daarbij) heeft hij, verdachte, die [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd:"Ik steek je neer" en/of "Ik heb een mes bij mij" en/of "Als ik het niet met een mes doe dan haal ik een ander wapen" en/of "Ik kom voor mijn geld" en/of "Ik ga jou verkrachten" en/of "4000 euro heb ik al, want ik ben al bij andere mensen geweest. Ik ga ook nog bij andere mensen langs. 2000 euro krijg ik van jou. Voor vanavond moet ik dit geld hebben anders kom ik vanavond weer en dan ga ik je verkrachten en vermoorden", althans woorden van een dergelijke aard of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 september 2010 te [pleegplaats 1], gemeente Stede Broec, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling en/of met verkrachting, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een voorwerp getoond en/of getoond gehouden op/aan die [slachtoffer 1] en/of (daarbij) heeft hij, verdachte, deze [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik steek je neer" en/of "Ik heb een mes bij mij" en/of "Als ik het niet met een mes doe dan haal ik een ander wapen" en/of "Ik kom voor mijn geld" en/of "Ik ga jou verkrachten" en/of "4000 euro heb ik al, want ik ben al bij andere mensen geweest. Ik ga ook nog bij andere mensen langs. 2000 euro krijg ik van jou. Voor vanavond moet ik dit geld hebben anders kom ik vanavond weer en dan ga ik je verkrachten en vermoorden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 12 september 2010 te [pleegplaats 2], gemeente Drechterland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee en/of een mobiele telefoon en/of een zilveren halsketting, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee en/of een mobiele telefoon en/of een zilveren halsketting, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader naar die [slachtoffer 2] is toegegaan en/of (daarna) heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader een mes, althans een op een mes gelijkend voorwerp op/tegen de keel van die [slachtoffer 2] geplaatst en/of (daarbij) heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader die [slachtoffer 2] de woorden toegevoegd: "Nu heb ik vieze handen en, dat kost je wel 50 euro!" en/of "Geef mij je portemonnee en/of je geld en/of je mobiele telefoon en/of je zilveren halsketting" en/of "Ik weet waar je woont" en/of ""Ik heb ook nog een pistool bij mij"" en/of "Ik ga je kontje ontmaagden", althans woorden van dergelijke aard of strekking;
subsidiair, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
A.
hij op of omstreeks 12 september 2010 te [pleegplaats 2], gemeente Drechterland, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling en/of met verkrachting, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes, althans een op een mes gelijkend voorwerp getoond en/of getoond gehouden en/of heeft hij, verdachte, dat mes, althans dat op een mes gelijkend voorwerp op/tegen de keel van die [slachtoffer 2] geplaatst en/of gedrukt en/of (daarbij) heeft hij, verdachte, deze [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik heb ook nog een pistool bij mij"" en/of "Ik ga je kontje ontmaagden" en/of "Ik weet waar je woont", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
B.
hij op of omstreeks 12 september 2010 te [pleegplaats 2], gemeente Drechterland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee en/of een mobiele telefoon en/of een zilveren halsketting, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
3.
hij op of omstreeks 14 september 2010 in de gemeente Hoorn [slachtoffer 3] (brigadier-rechercheur van politie Noord-Holland Noord) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd dat als hij, die [slachtoffer 3], de volgende keer in zijn, verdachtes, cel zou binnenkomen hij, verdachte, die [slachtoffer 3] voor zijn hoofd zou slaan en/of dat hij, verdachte, er "alles" aan zou doen om achter het huisadres van die [slachtoffer 3] te komen, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij (meermalen) in de periode van april 2010 tot en met 21 juni 2010, althans op of omstreeks 21 juni 2010 te [pleegplaats 3], gemeente Drechterland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een schuur bij een woning, gelegen op/aan [adres 1] aldaar, heeft weggenomen (telkens) een aanzienlijke hoeveelheid gereedschap (totale waarde circa € 8.000,-) en een kentekenbewijs (van een Ford Taunus met het kenteken [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
5.
hij op of omstreeks 12 september 2010 te [pleegplaats 1], gemeente Stede Broec, (een) mes (een blank wapen met meer dan 1 snijkant met een lengte van het lemmet van 22,6 cm), zijnde (een) voorwerp(en) als bedoeld in de categorie IV van de Wet wapens en munitie, heeft gedragen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
A. Inleiding
In de nacht van 12 september 2010 heeft de politie de melding gekregen dat mevrouw [slachtoffer 1] in haar woning in [pleegplaats 1] was bedreigd door de haar bekende [verdachte], verdachte. De politie is naar het huisadres van verdachte toe gegaan en heeft hem aangehouden toen hij daar op een scooter aan kwam rijden. Bij de insluitingsfouillering bleek verdachte een portemonnee bij zich te hebben met daarin diverse pasjes op naam van ene [slachtoffer 2].
Deze [slachtoffer 2] blijkt in diezelfde nacht op de weg van [pleegplaats 2] naar [pleegplaats 1] een confrontatie gehad te hebben gehad met twee jongens op een scooter, waarbij hij is bedreigd en hem onder meer een portemonnee afhandig is gemaakt.
De rechtbank moet beoordelen of verdachte zich in het geval van mevrouw [slachtoffer 1] heeft schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing, dan wel aan bedreiging, terwijl in het geval van [slachtoffer 2] de vraag voorligt of er sprake is geweest van diefstal met geweld c.q. afpersing, dan wel van bedreiging en diefstal, al dan niet in vereniging.
Verdachte heeft na zijn aanhouding uit eigen beweging melding gemaakt van door hem, samen met een ander, gepleegde inbraken bij een boerderij in [pleegplaats 3], waarbij gereedschappen en autopapieren zijn buitgemaakt.
Voorts wordt verdachte bedreiging van een politieman verweten en overtreding van de Wet wapens en munitie door het dragen van een verboden mes.
B. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot afpersing.
Ten aanzien van feit 2 is de officier van justitie van mening dat dit in de primaire variant bewezen kan worden verklaard. Verdachte heeft het slachtoffer een portemonnee, een telefoon en een halsketting afhandig gemaakt door hem een mes op de keel te zetten en te bedreigen met de in de tenlastelegging genoemde woorden. Onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 2 juni 2010 (LJN BH 5232) is zij van mening dat het feit kan worden gekwalificeerd als diefstal gevolgd van geweld en bedreiging met geweld. Van ‘medeplegen’ is in de visie van de officier van justitie geen sprake.
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht verdachte vrij te spreken van de onder feit 3 ten laste gelegde bedreiging van een politie-ambtenaar, nu de door verdachte gedane uitlatingen geen bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht of zware mishandeling inhouden en derhalve geen strafbare bedreiging opleveren.
Feit 4 acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen in die zin dat verdachte meerdere malen samen met een ander heeft ingebroken in de schuur van [slachtoffer 4], waarbij een aanzienlijke hoeveelheid gereedschap en autopapieren zijn weggenomen.
Ook feit 5, het verboden wapenbezit, acht de officier van justitie bewezen.
C. Standpunt van de verdachte/de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde. Er is onvoldoende bewijs voor de poging tot afpersing en ook voor de subsidiair ten laste gelegde bedreiging. Verdachte heeft ontkend dat hij om geld heeft gevraagd. Ook ontkent hij de gewraakte bedreigende woorden te hebben gebruikt. Het ging verdachte om de zoon van mevrouw [slachtoffer 1] en niet om haar zelf.
De als feit 2 ten laste gelegde afpersing is naar de mening van de raadsman te bewijzen, zij het dat niet bewezen kan worden dat verdachte een mes of een daarop gelijkend voorwerp heeft gehanteerd. De raadsman volgt op dit punt de verklaring van verdachte, dat hij alleen het foedraal van het mes tegen de keel van het slachtoffer heeft gedrukt. Verdachte dient van dit onderdeel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
De raadsman is het eens met de door de officier van justitie ter zake van feit 3 gevorderde vrijspraak.
Voor de feiten 4 en 5 kan in de visie van de raadsman een bewezenverklaring volgen.
D. Beoordeling van de tenlastelegging door de rechtbank
Feit 1
Op 13 september 2010 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan bij de politie . Zij heeft daarbij verteld dat zij op zondag 13 september 2010 (de rechtbank leest: 12 september 2010) rond 02.30 uur in haar woning aan de [adres 2] in [pleegplaats 1], gemeente Stede Broec, wakker werd van de voordeurbel. Toen zij uit het raam keek, zag zij verdachte voor de deur staan. Zij herkende hem, omdat hij enkele maanden eerder al eens bij haar was geweest omdat hij, naar eigen zeggen, nog geld tegoed had van haar zoon in verband met de verkoop van drugs. Nadat [slachtoffer 1] de deur had opengedaan, hoorde zij verdachte tot tweemaal toe zeggen dat hij voor zijn geld kwam. Daarop is verdachte, hoewel [slachtoffer 1] hem zei dat zij wilde dat hij wegging, de woning binnen gestapt en heeft hij [slachtoffer 1] tot tweemaal toe een duwtje gegeven, waarbij zij hem hoorde zeggen: “Ik steek je neer” en “Ik heb een mes bij mij.” Vervolgens hoorde zij verdachte zeggen: “Als ik het niet met een mes doe, dan haal ik een ander wapen.” Verdachte had het daarbij over het geld dat hij nog van haar zoon zou moeten krijgen. Aangeefster hoorde verdachte daarop tegen haar zeggen: “Ik ga jou verkrachten”, waardoor zij zich zeer bedreigd voelde. Verdachte praatte steeds door over geld, waarbij hij onder meer zei: “4000 heb ik al, want ik ben al bij andere mensen geweest. Ik ga ook nog bij andere mensen langs. 2000 euro krijg ik van jou. Voor vanavond moet ik dit geld hebben, anders kom ik vanavond weer.” Verdachte zei wederom dat hij aangeefster zou vermoorden en verkrachten. Uiteindelijk heeft verdachte een open, halfvolle fles champagne uit de koelkast gepakt en heeft hij de woning verlaten.
De politie is na de melding van dit feit naar het huisadres van verdachte gegaan en heeft hem daar rond 4.10 uur, op het moment dat hij op een scooter aan kwam rijden, aangehouden.
Verdachte heeft bij de politie en op de terechtzitting bevestigd dat hij in de bewuste nacht bij mevrouw [slachtoffer 1] is geweest, dat hij met haar heeft gesproken over een drugsschuld van € 2000,- die haar zoon bij hem, verdachte, had en dat hij geïrriteerd was. Ook heeft hij bevestigd dat hij in verband met deze kwestie al een keer eerder, in juli, bij de aangeefster aan de deur was geweest.
[betrokkene] heeft verklaard dat hij in de nacht van 11 op 12 september 2010 samen met verdachte was en dat verdachte op een gegeven moment zei dat hij nog geld moest halen, dat hij nog geld van iemand kreeg. [betrokkene] en verdachte zijn toen op de scooter naar een huis in [pleegplaats 1] gereden. [betrokkene] is op een parkeerplaats achtergebleven, terwijl verdachte even alleen wegging. Na ongeveer 15 à 20 minuten kwam verdachte terug met een fles wijn bij zich, waarvan hij, verdachte, zei dat hij die uit de koelkast had gepakt.
[slachtoffer 2] heeft in zijn hierna met betrekking tot feit 2 nader te bespreken aangifte verteld dat hij diezelfde nacht zijn portemonnee, telefoon en halsketting aan verdachte heeft moeten afgeven en dat verdachte hem bedreigde met woorden en door hem een mes op de keel te zetten. Vervolgens hoorde hij verdachte (die hij aanduidt als ‘de man met de flaporen’) zeggen dat hij, [slachtoffer 2], niet de eerste van de avond was en dat hij, verdachte, nog een soortgelijk ding had gedaan op de [adres 2] in [pleegplaats 1].
De rechtbank acht op basis van genoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing op de wijze zoals hieronder in de rubriek ‘bewezenverklaring’ weergegeven.
Verdachte heeft ontkend de bedreigende woorden te hebben geuit, maar de rechtbank volgt op dit punt de aangeefster, die hierover een gedetailleerde verklaring heeft afgelegd. De rechtbank acht deze verklaring betrouwbaar. De betrouwbaarheid wordt onderstreept door het feit dat aangeefster spreekt over het wegnemen door verdachte van een geopende fles champagne uit de koelkast, wat wordt bevestigd door de verklaring van [betrokkene]. [betrokkene] spreekt immers ook over een fles wijn waarvan hij verdachte hoort zeggen dat hij die uit de koelkast had gepakt (en niet dat hij die van de aangeefster had gekregen, zoals verdachte de rechtbank op de terechtzitting heeft willen doen geloven.)
Dat verdachte geen vrijblijvend bezoek kwam brengen aan de aangeefster blijkt voorts uit zijn eigen verklaring dat hij ‘geïrriteerd’ was en dat hij zich kon voorstellen dat aangeefster het vervelend vond dat hij gekomen was.
Het bedreigende karakter van verdachtes aanwezigheid in de woning van aangeefster wordt verder ingekleurd door het feit dat het bezoek plaatsvond in het holst van de nacht. Verdachte heeft op de terechtzitting toegegeven dat dit geen gebruikelijk tijdstip was voor een dergelijk bezoek.
De rechtbank is voorts van oordeel dat op basis van de aangehaalde bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat het verdachte bij zijn bezoek aan aangeefster op dat moment louter en alleen om geld te doen was en dat de door hem geuite bedreigingen derhalve in dienst stonden van zijn oogmerk om aangeefster te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag.
Feit 2
[slachtoffer 2] heeft bij de politie verklaard hoe hij in nacht van 11 op 12 september 2010 rond 2.45 uur alleen over de [straatnaam] in [pleegplaats 2], gemeente Drechterland, fietste, in de richting van [pleegplaats 1]. Op een gegeven moment liep de ketting van zijn fiets eraf en is hij gestopt. Terwijl [slachtoffer 2] met zijn fiets bezig was, zag hij dat hem twee scooters passeerden. De scooters keerden om, reden terug en stopten bij hem. Eén van de bestuurders, een man met flaporen, bood aan hem te helpen met zijn fiets. De man had een zwarte sporttas bij zich. Het lukte deze man echter niet de fiets te repareren. Daarop zei de man: “Nu heb ik vieze handen, dat kost je wel 50 euro”. [slachtoffer 2] verklaart verder:
‘Ik zei tegen hem dat ik geen 50 euro had. De man vroeg aan mij of ik geld bij me had en vervolgens moest ik mijn portemonnee, mobiele telefoon en zilveren halsketting aan de man met de flaporen afgeven. Dat heb ik gedaan want ik was inmiddels erg bang. Hierop zag ik dat de man met de flaporen een groot mes uit de zwarte sporttas pakte en ik zag en voelde dat de man het mes tegen mijn keel duwde. Ik zag dat het een mes van ongeveer 25 centimeter lang betrof met een krom lopend snijvlak. Ik hoorde dat de man ook tegen mij zei dat hij nog een pistool bij zich had. Ik was heel erg bang.’ Even later hoorde [slachtoffer 2] dat de man tegen hem zei dat hij zijn kontje wel zou ontmaagden. Uiteindelijk heeft aangever zijn weg kunnen vervolgen.
[betrokkene] heeft verklaard dat hij in de nacht van 12 september 2010 samen met verdachte bij diens huis is geweest. Verdachte is even naar binnen gegaan en toen hij weer buiten kwam had hij een zwarte sporttas bij zich. Enige tijd later reden [betrokkene] en verdachte, ieder op hun eigen scooter, in de richting van de woning van [betrokkene] in [pleegplaats 3]. Op de [straatnaam] reed [betrokkene] een jongen voorbij die met een fiets aan de hand liep. Toen hij in zijn spiegel keek, zag hij dat verdachte niet meer vlak achter hem reed. [betrokkene] is omgekeerd en teruggereden. Hij zag dat verdachte aan de fiets van de jongen aan het prutsen was. Op een gegeven moment hoorde hij verdachte tegen de jongen zeggen dat hij de ketting er niet op kreeg. Verdachte hield zijn hand op en zei tegen de jongen dat hij 40 euro kreeg voor de moeite. De jongen zei dat hij dat niet had. Vervolgens pakte verdachte de jongen bij zijn kraag vast en zei hij dat de jongen zijn gsm, zijn portemonnee en een zilveren halsketting moest afgeven. Dit heeft de jongen gedaan.
[betrokkene] hoorde dat verdachte de jongen verder bedreigde, onder meer met in zijn kont neuken.
Verdachte heeft bij de politie over de gebeurtenissen in de nacht van 11 op 12 september 2010 op de [straatnaam] in [pleegplaats 1] verklaard dat hij samen met [betrokkene] was en dat zij [slachtoffer 2] zagen lopen. [slachtoffer 2] bleek pech met zijn fiets te hebben. Verdachte heeft geprobeerd hem te helpen. Daarbij raakte hij met zijn hand tussen de ketting. [slachtoffer 2] lachte en verdachte heeft vervolgens naar eigen zeggen besloten hem 50 euro te vragen, maar die had [slachtoffer 2] niet. Verdachte heeft [slachtoffer 2] gesommeerd zijn portemonnee aan hem af te geven. Dit deed [slachtoffer 2], kennelijk uit angst. Hij zag dat [slachtoffer 2] bang was. Direct daarna gaf [slachtoffer 2] ook de ketting en de Nokia aan verdachte. Hierop is verdachte met [betrokkene] op de scooters weggereden. Verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat hij niet het mes maar het foudraal van een mes tegen de keel van [slachtoffer 2] heeft gezet.
Op basis van vorenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een mes tegen de keel van aangever heeft gedrukt en hem de dreigende woorden ‘ik heb ook nog een pistool bij mij’ en ‘ik ga je kontje ontmaagden’ heeft toegevoegd. Tevens acht de rechtbank bewezen dat aangever zijn portemonnee, mobiele telefoon en zilveren halsketting aan verdachte heeft afgegeven.
Aan verdachte is primair – kort gezegd – ten laste gelegd diefstal met geweld dan wel dreiging met geweld en/of afpersing. In dit kader moet de rechtbank de vraag beantwoorden of de aangever zijn portemonnee, telefoon en halsketting heeft afgegeven als gevolg van de verbale en fysieke bedreiging door verdachte. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend. Aangenomen mag worden dat het slachtoffer zich op het moment dat hij zijn spullen afgaf sterk geïntimideerd heeft gevoeld door de dreigende aanwezigheid van verdachte, maar deze is niet in de tenlastelegging omschreven. Het plaatsen van het mes op de keel van aangever en het uitspreken van de genoemde dreigende woorden zijn pas gevolgd nadat de spullen al waren afgegeven. Gelet op de omstandigheden waaronder een en ander heeft plaatsgevonden, met name gelet ook op het fysieke overwicht dat verdachte op de aangever had, kan niet worden gezegd dat deze bedreigingen op dat moment tot doel hadden hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, hetzij de vlucht mogelijk te maken.
Nu aldus het verband tussen de tenlastegelegde bedreigingen en het afgeven, c.q. wegnemen van de goederen ontbreekt, komt de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van het onder 2 primair ten laste gelegde.
Wel acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen de onder 2 subsidiair sub A en B ten laste gelegde bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met verkrachting, respectievelijk de diefstal, een en ander zoals hieronder onder ‘bewezenverklaring’ weergegeven.
Verdachte heeft steeds ontkend dat hij een mes in handen heeft gehad. De rechtbank acht echter wel degelijk bewezen dat verdachte een mes op de keel van aangever heeft gezet, gelet op diens gedetailleerde beschrijving van het mes, die overeenkomt met het mes dat in de tas van verdachte is aangetroffen. Bovendien heeft de aangever het onder verdachte inbeslaggenomen mes, toen dat aan hem werd getoond, herkend. De verklaring van verdachte dat hij alleen het foedraal van het mes op de keel van aangever heeft gedrukt, acht de rechtbank niet aannemelijk.
Met betrekking tot de diefstal (2 subsidiair sub B) is de rechtbank, met de officier van justitie, van oordeel dat de rol van [betrokkene], die zich voornamelijk beperkt heeft tot aanwezigheid op de achtergrond, te gering is om te spreken van de voor medeplegen in de zin van artikel 311 Sr vereiste nauwe en bewuste samenwerking.
Feit 3
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de in de tenlastelegging genoemde woorden geen bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht of zware mishandeling inhouden en dus geen strafbare bedreiging in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht kunnen opleveren. Verdachte wordt van dit feit vrijgesproken.
Feit 4
Verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat hij tweemaal kort na elkaar, samen met [betrokkene], heeft ingebroken in een schuur in [pleegplaats 3], waarbij gereedschap en een kentekenbewijs van een auto zijn weggenomen. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij met dit kentekenbewijs de bijbehorende auto, een Ford Taunus uit 1978, op zijn eigen naam heeft laten zetten.
[betrokkene] heeft verklaard dat hij samen met verdachte in de zomer van 2010 twee keer bij een schuur bij een boerderij is geweest. Zij gingen naar binnen door een kapot raam. [betrokkene] hoefde alleen een plankje weg te stoten om naar binnen te kunnen klimmen. Er is allerlei gereedschap weggenomen, alsmede kentekenpapieren van een oude Ford die binnen stond.
Uit de aangifte van [slachtoffer 4] komt naar voren dat er op 21 juni 2010 bij hem in de boerderij aan [adres 1] te [pleegplaats 3], gemeente Drechterland, is ingebroken. Waarschijnlijk heeft men zich toegang verschaft door bij een venster waar geen raam (de rechtbank begrijpt: glasruit) in zat naar binnen te klimmen. Een plank die ervoor zat, was verwijderd. Binnen stond een Ford Taunus met kenteken [kenteken]. Het kentekenbewijs, dat in de auto lag, moet zijn weggenomen, aldus de aangever. Daarnaast is er een aanzienlijke hoeveelheid gereedschap gestolen. Tot zijn verbazing heeft aangever van de RDW vernomen dat de auto per 14 juni 2010 op naam van iemand anders staat, terwijl hij, aangever, de auto niet heeft verkocht.
De rechtbank acht op basis van het vorenstaande dit feit wettig en overtuigend bewezen.
Feit 5
Eveneens acht de rechtbank de onder 5 ten laste gelegde overtreding van de Wet wapens en munitie (Wwm) wettig en overtuigend bewezen, en wel op grond van het volgende.
Blijkens het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] had verdachte bij zijn aanhouding op 12 september 2010 te [pleegplaats 1] in een tas een mes met een lemmet van ruim 20 cm bij zich.
Het mes is inbeslaggenomen en onderzocht. Daarbij is vastgesteld dat het een mes betreft, waarvan het lemmet is voorzien van twee snijkanten. De lengte van het lemmet is 22,6 cm. Het mes valt niet onder artikel 2, lid 1, Categorie I van de Wwm. Derhalve is dit een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie IV onder 1 van de Wwm, te weten een blank wapen met meer dan één snijkant.
De verdachte heeft gesteld dat het vervoeren van het mes in een afgesloten tas niet strafbaar is.
De rechtbank is echter van oordeel dat het meevoeren van een wapen in een tas ‘dragen’ inhoudt zoals dat is gedefinieerd in artikel 1, onder 100 van de Wwm, te weten: het op de openbare weg of andere voor het publiek toegankelijke plaatsen bij zich hebben van een wapen anders dan voor vervoer in de onder 90 bedoelde zin. Artikel 1 onder 90 houdt als definitie van vervoer van een wapen in: het op de openbare weg of andere voor het publiek toegankelijke plaatsen bij zich hebben van een wapen dat zodanig is verpakt, dat het niet voor onmiddellijk gebruik kan worden aangewend. Dat van dit laatste geen sprake was, blijkt uit hetgeen hiervoor onder feit 2 met betrekking tot het gebruik van het bewuste mes is vastgesteld.
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 subsidiair, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 12 september 2010 te [pleegplaats 1], gemeente Stede Broec, in de voor de nachtrust bestemde tijd, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van 2000 euro, toebehorende aan die [slachtoffer 1],
meermalen tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geduwd en de woning van die woning heeft betreden en die [slachtoffer 1] de woorden heeft toegevoegd: "Ik steek je neer" en "Ik heb een mes bij mij" en "Als ik het niet met een mes doe dan haal ik een ander wapen" en "Ik kom voor mijn geld" en "Ik ga jou verkrachten" en "4000 euro heb ik al, want ik ben al bij andere mensen geweest. Ik ga ook nog bij andere mensen langs. 2000 euro krijg ik van jou. Voor vanavond moet ik dit geld hebben anders kom ik vanavond weer en dan ga ik je verkrachten en vermoorden",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
A.
hij op 12 september 2010 te [pleegplaats 2], gemeente Drechterland, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met verkrachting, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes tegen de keel van die [slachtoffer 2] gedrukt en heeft hij, verdachte, deze [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik heb ook nog een pistool bij mij"" en "Ik ga je kontje ontmaagden"
B.
hij op 12 september 2010 te [pleegplaats 2], gemeente Drechterland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee en een mobiele telefoon en een zilveren halsketting, toebehorende aan [slachtoffer 2];
4.
hij op tijdstippen in de periode van april 2010 tot en met 21 juni 2010 te [pleegplaats 3], gemeente Drechterland, tezamen en in vereniging met een ander, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, uit een schuur bij een woning, gelegen aan [adres] aldaar, heeft weggenomen een aanzienlijke hoeveelheid gereedschap en een kentekenbewijs van een Ford Taunus met het kenteken [kenteken], toebehorende aan [slachtoffer 4], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak en inklimming;
5.
hij op 12 september 2010 te [pleegplaats 1], gemeente Stede Broec, een mes (een blank wapen met meer dan 1 snijkant met een lengte van het lemmet van 22,6 cm), zijnde een voorwerp als bedoeld in de categorie IV van de Wet wapens en munitie, heeft gedragen.
6. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1
Poging tot afpersing
Ten aanzien van feit 2
A Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met verkrachting
Ten aanzien van feit 4
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 5
Handelen in strijd met artikel 27, eerste lid van de Wet wapens en munitie
7. De strafbaarheid van de verdachte
In opdracht van de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank heeft H. Kruikemeier, GZ-psycholoog, een onderzoek ingesteld naar de persoon en de geestvermogens van verdachte. De onderzoeker komt, blijkens het door hem uitgebrachte Pro Justitiarapport van 1 december 2010, tot de conclusie dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis in de vorm van alcoholafhankelijkheid (voorlopig) en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Ten aanzien van de ten laste gelegde feiten hebben verdachtes impulsiviteit en agressiviteit, alsmede het alcoholgebruik waardoor verdachte mogelijk nog sterker ontremd is geraakt, zijn gedragskeuzes beïnvloed in de zin dat er sprake is geweest van verminderde sturingsmogelijkheden. De psycholoog acht verdachte daarom enigszins verminderd toerekeningsvatbaar.
De rechtbank neemt deze conclusie ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte over en maakt deze tot de hare.
De verdachte is strafbaar, nu ook overigens niet is gebleken van enige omstandigheid die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf zal opleggen voor de duur van 27 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Aan het voorwaardelijk strafdeel dienen bijzondere voorwaarden te worden verbonden zoals voorgesteld in het advies van de reclassering.
Standpunt van de verdachte/de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die langer is dan de tijd die verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De raadsman heeft geen bezwaar tegen een (eventueel forser) voorwaardelijk strafdeel met daaraan verbonden de genoemde bijzondere voorwaarden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de strafoplegging in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen:
Verdachte is in het holst van de nacht naar het huis gegaan van de moeder van iemand van wie hij zegt geld tegoed te hebben. Vervolgens heeft hij geprobeerd deze mevrouw te dwingen om een groot geldbedrag aan hem af te geven door onder meer te dreigen haar te zullen neersteken en verkrachten. Het slachtoffer heeft zich door verdachte erg in het nauw gedreven gevoeld, nota bene in haar eigen huis. Uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring blijkt dat zij sinds deze gebeurtenis kampt met gevoelens van angst, depressie en boosheid. De psychische gevolgen zijn zo ernstig dat het slachtoffer thans niet in staat is te werken en onder behandeling is van een psycholoog.
Diezelfde nacht is verdachte op een verlaten landweg een jongeman tegengekomen, die
daar met fietspech gestrand was. Na zich eerst als redder in de nood te hebben voorgedaan, heeft verdachte zich al gauw ontpopt als een ware kwelgeest. Hij heeft de jongen zijn portemonnee, telefoon en halsketting afhandig gemaakt en heeft hem ernstig bedreigd door hem een mes op de keel te zetten en dreigende woorden toe te voegen. Nadat verdachte de buit al binnen had en zijn slachtoffer had laten gaan, is hij hem nogmaals achterna gegaan om hem opnieuw te intimideren en kleineren. Het slachtoffer heeft zich door het optreden van verdachte buitengewoon angstig en vernederd gevoeld, zo blijkt uit zijn schriftelijke slachtofferverklaring.
Daarnaast heeft verdachte, samen met een ander, tot tweemaal toe bij dezelfde boerderij in de schuur ingebroken. Hierbij zijn gereedschap en autopapieren weggenomen.
Dit zijn ernstige feiten, die naast de gevolgen voor de directe slachtoffers ook bijdragen aan gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving in bredere zin. Verdachte heeft er blijk van gegeven alleen oog te hebben voor zijn eigen belang en zich weinig of niets gelegen te laten liggen aan de gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers.
Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan verboden wapenbezit in de vorm van het dragen van een mes.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 14 september 2010.
- het over de verdachte uitgebrachte psychologisch rapport gedateerd 1 december 2010, van H. Kruikemeier, GZ-psycholoog.
- het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies gedateerd 30 november 2010 van L. Koeten, als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland, regio Alkmaar-Haarlem.
De psycholoog heeft in genoemd rapport vastgesteld dat bij verdachte sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met daaruit voortkomende gebrekkige gewetensontwikkeling en agressieregulatieproblemen en alcoholafhankelijkheid. Zolang de agressieregulatiestoornis niet adequaat is behandeld, blijft er een matig hoog risico op recidive. De psycholoog acht het van belang dat verdachte in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke straf of voorwaardelijk strafdeel door de reclassering wordt ondersteund bij het vinden van andere woonruimte en passend werk en bij het beheren van zijn financiën. Tevens acht de psycholoog het van belang dat verdachte zich voor zijn agressieregulatiestoornis laat behandelen bij de Forensisch Psychiatrisch Afdeling (FPA).
De reclassering heeft blijkens genoemd reclasseringsadvies geconstateerd dat bij verdachte op zes van de negen onderzochte leefgebieden criminogene factoren aanwezig zijn. Het recidiverisico wordt als hoog gemiddeld ingeschat. Volgens de reclasseringswerker geeft verdachte weliswaar aan zijn leven te willen beteren, maar zal verandering, gezien de houding van verdachte, vooral via externe motivatie in gang gezet moeten worden. Een verplicht reclasseringstoezicht wordt dan ook van belang geacht. Er is een plan van aanpak opgesteld, waarvan onder meer deel uitmaken deelname aan de Cognitieve Vaardigheidstraining (Cova), de leefstijltraining en een intake en mogelijk behandeling bij de FPA of soortgelijke instelling.
Met de psycholoog en de reclassering is de rechtbank van oordeel dat uit een oogpunt van terugdringen van recidivegevaar noodzakelijk is dat verdachte zal worden begeleid door de reclassering en in een verplicht kader zal worden behandeld.
De rechtbank zal daarom aan verdachte een gevangenisstraf van na te noemen duur opleggen, waarvan een fors deel in voorwaardelijke vorm, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden als genoemd in het advies van de reclassering. Het aanzienlijke voorwaardelijke strafdeel dient in de eerste plaats als ‘stok achter de deur’ om verdachte er van te weerhouden zich in de toekomst opnieuw schuldig te maken aan het plegen van strafbare feiten. Bovendien moet verdachte zich terdege realiseren dat de consequenties ernstig zijn wanneer hij zich niet aan de hem opgelegde bijzondere voorwaarden zal houden.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank ten voordele van verdachte laten meewegen zijn nog jeugdige leeftijd, het feit dat hij niet eerder ter zake van enig misdrijf is veroordeeld en de omstandigheid dat de bewezenverklaarde feiten verdachte in enigszins verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Het onder 5 bewezen verklaarde verboden wapenbezit betreft een overtreding, waarvoor ingevolge artikel 62 van het Wetboek van Strafrecht een afzonderlijke straf moet worden opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van dit feit een geldboete behoort te worden opgelegd. Bij de bepaling van de hoogte daarvan heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
9. Vordering van de benadeelde partijen
9.1
De benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende [adres 2], heeft vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 7,82 wegens reiskosten en € 1.400,- wegens immateriële schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de vordering af te wijzen in verband met de door hem bepleite vrijspraak voor feit 1 primair en subsidiair. Inhoudelijk is de vordering niet nader betwist.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij deels van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Naar het oordeel van de rechtbank kan de vordering wat betreft de materiële schade (€7,82 reiskosten) worden toegewezen als verzocht.
Met betrekking tot de vergoeding voor immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat deze in billijkheid kan worden vastgesteld op in ieder geval € 750,-. Het resterende deel van dit onderdeel van de vordering is naar het oordeel van de rechtbank niet van zodanig eenvoudige aard dat het in het kader van de strafzaak kan worden behandeld. De benadeelde partij wordt in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaard.
Nu aldus is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 1 primair bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 757,82, kan de vordering tot dat bedrag worden toegewezen.
Dit bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 september 2010 tot aan de dag van de algehele voldoening.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De benadeelde partij kan die delen van de vordering die tot niet-ontvankelijkverklaring hebben geleid desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
9.2
De benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende [adres 3], heeft vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 335,04 wegens materiële en € 1.000,- wegens immateriële schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De raadsman heeft de vordering niet betwist.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 2 subsidiair sub A en sub B bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag kan de vordering worden toegewezen.
Dit bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 september 2010 tot aan de dag van de algehele voldoening.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
10. Schadevergoeding als maatregel
De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregelen besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen verklaarde strafbare feiten is toegebracht aan de benadeelden. De maatregel wordt opgelegd voor de toegewezen schadebedragen, telkens te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit tot aan de dag van algehele voldoening.
De toepassing van hechtenis, bij gebreke van voldoening van de verschuldigde bedragen, heft de opgelegde verplichtingen niet op.
11.1
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de onttrekking aan het verkeer zal gelasten van het inbeslaggenomen, niet teruggegeven mes.
De verdediging heeft zich hier niet tegen verzet.
De rechtbank is van oordeel, dat het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
- een mes (inclusief foedraal en speerpunt) (nr. 1 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen)
moet worden onttrokken aan het verkeer.
Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet en het algemeen belang.
Verder is uit het onderzoek op de terechtzitting gebleken dat het bewezenverklaarde onder 2 is begaan met behulp van het voorwerp en het bewezenverklaarde onder 5 is begaan met betrekking tot het voorwerp.
11.2
De officier van justitie heeft voorts de verbeurdverklaring gevorderd van de inbeslaggenomen, niet teruggegeven zaklantaarn.
De verdediging heeft zich hier niet tegen verzet.
De rechtbank overweegt dat uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de zaklantaarn niet aan verdachte toebehoort, terwijl evenmin is komen vast te staan dat de zaklantaarn met enig strafbaar feit in verband gebracht kan worden. De rechtbank ziet daarom geen grond om tot verbeurdverklaring van het voorwerp over te gaan.
De rechtbank is van oordeel, dat het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
- een zaklantaarn (Maglite) (nr. 2 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen)
moet worden teruggegeven aan de rechthebbende, te weten [verdachte].
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken, dat deze persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt.
12. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c, 36, 36c, 36f, 45, 57, 62, 285, 310, 311, en 317 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede de artikelen 27 en 54 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
? Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 2 primair en onder 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
? Verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair, 2 subsidiair, 4 en 5 ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
? Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 16 (zestien) maanden.
Beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot 8 (acht) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt beslist.
Stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Stelt als algemene voorwaarde dat:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
- de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich zal gedragen naar de aanwijzingen, die de veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, zolang deze instelling dit, in overleg met de officier van justitie te Alkmaar, noodzakelijk oordeelt, ook indien dit inhoudt deelname aan de Cognitieve Vaardigheidstraining (Cova) en de Leefstijltraining.
- dat de veroordeelde zal meewerken aan een intakegesprek en mogelijk daarop volgende ambulante behandeling bij de Forensisch Psychiatrisch Afdeling (FPA) te Heiloo of een soortgelijke instelling.
Verstrekt aan de Reclassering Nederland opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere voorwaarden.
? Veroordeelt de verdachte voor het onder 4 bewezen verklaarde tot een geldboete van € 150,00 (honderd en vijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van drie dagen
? Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende [adres 2], tot het hierna te noemen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 september 2010 tot aan de dag van algehele voldoening.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 757,82 (zevenhonderd en zeven en vijftig euro en tweeëntachtig cent) als schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Verklaart de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk.
? Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], wonende [adres 2], te betalen een som geld ten bedrage van € 757,82 (zevenhonderd en zeven en vijftig euro en tweeëntachtig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 september 2010 tot aan de dag van algehele voldoening., bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van vijftien dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
? Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende [adres 3], te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 september 2010 tot aan de dag van algehele voldoening.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 1.335,04 (één duizend driehonderd vijfendertig euro en vier cent) als schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
? Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2], wonende [adres 3], te betalen een som geld ten bedrage van € 1.335,04 (één duizend driehonderd vijfendertig euro en vier cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 september 2010 tot aan de dag van algehele voldoening., bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 23 (drieëntwintig) dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
? Verklaart onttrokken aan het verkeer:
- een mes (inclusief foedraal en speerpunt) (nr. 1 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen)
? Gelast de teruggave aan de rechthebbende, [verdachte], van:
- een zaklantaarn (Maglite) (nr. 2 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen)
Dit vonnis is gewezen door
mr. A. van der Perk, voorzitter,
mr. E.M. Devis en mr. L. Stevens, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Helder, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 december 2010.
mr. Stevens is buiten staat dit vonnis
mede te ondertekenen.