ECLI:NL:RBALK:2011:BP1004

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
3 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
335751 - CV EXPL 10-2973
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.J. van de Sande
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van overeenkomst tussen schuldbemiddelaar en gedaagden wegens niet-erkenning door NVVK

In deze zaak vorderde eiser, die als schuldbemiddelaar via internet diensten aanbiedt onder de naam 'Afspraakgarant', betaling van gedaagden voor de door hem geleverde diensten. Eiser was echter niet aangesloten bij de NVVK, de vereniging voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren. De kantonrechter oordeelde dat er geen sprake was van een kredietinstelling zoals bedoeld in artikel 48 lid 1 van de Wet op het consumentenkrediet (WCK), waardoor de overeenkomst tussen eiser en gedaagden nietig was. De vordering van eiser werd afgewezen.

De zaak begon met een dagvaarding van 4 juni 2010, waarin eiser zijn vordering uiteenzette. Gedaagden voerden verweer en er volgde een comparitie van partijen op 29 september 2010. Tijdens deze zitting werd duidelijk dat gedaagden, die met een chronische schuldenlast kampten, in contact waren gekomen met eiser en een overeenkomst hadden getekend voor schuldhulpverlening. De kantonrechter stelde vast dat de overeenkomst niet voldeed aan de wettelijke eisen, omdat eiser niet erkend was als schuldhulpverlenende instantie.

Eiser had gedaagden kosten in rekening gebracht voor zijn diensten, maar de kantonrechter concludeerde dat gedaagden zich terecht beriepen op de nietigheid van de overeenkomst. De kantonrechter wees de vordering van eiser af en oordeelde dat de betalingen die op basis van de nietige overeenkomst waren gedaan, onverschuldigd waren en voor ongedaanmaking in aanmerking kwamen. Eiser werd bovendien veroordeeld in de proceskosten van gedaagden.

De uitspraak benadrukt het belang van erkenning door relevante instanties in de schuldhulpverlening en de gevolgen van het niet naleven van wettelijke vereisten. De kantonrechter concludeerde dat eiser niet gerechtigd was om kosten in rekening te brengen voor de verleende diensten, aangezien hij niet voldeed aan de eisen die de wet stelt aan schuldbemiddeling.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector Kanton
Locatie Hoorn
Zaaknr/rolnr.: 335751 \ CV EXPL 10-2973
Uitspraakdatum: 3 januari 2011
Vonnis in de zaak van:
[naam], h.o.d.n. Afspraakgarant, wonende te [plaats]
eisende partij
verder ook te noemen: eiser
voormalig gemachtigde: mr. J.S.A. Kok van Rechtskundig Adviesbureau Kok te ’s-Gravenhage (heeft zich aan de zaak onttrokken per 18 november 2010)
tegen
1. [naam]
2. [naam],
beiden wonende te [adres]
gedaagde partij
verder ook te noemen: gedaagden
gemachtigde: mr. J. de Haan, advocaat te Alkmaar.
Het procesverloop
Eiser heeft een vordering ingesteld, zoals omschreven in de dagvaarding d.d. 4 juni 2010 (met producties).
Gedaagden hebben bij antwoord verweer gevoerd onder overlegging van producties.
Ingevolge het tussenvonnis van 2 augustus 2010 is er op 29 september 2010 een comparitie van partijen gehouden. Bij die gelegenheid zijn verschenen eiser in persoon, bijgestaan door mr. J.S.A. Kok, en gedaagden in persoon, bijgestaan door mr. J. de Haan. Eiser heeft ter zitting een pleitnota en producties overgelegd.
Op 1 november 2010 heeft de kantonrechter een tussenvonnis gewezen. Naar aanleiding van dat tussenvonnis hebben beide partijen zich bij akte uitgelaten.
Ten slotte is heden uitspraak bepaald.
De inhoud van de processtukken geldt als hier ingelast.
De uitgangspunten
-Eiser biedt via internet zijn diensten aan als schuldbemiddelaar onder de naam “Afspraakgarant”.
-Eiser was niet erkend als een schuldhulpverlenende instantie en (daardoor) niet aangesloten bij de NVVK, de vereniging voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren.
-gedaagden, die zonder schone lei uit de WSNP waren gezet en kampten met een chronische schuldenlast van omstreeks € 19.000,-, zijn via internet met eiser in contact gekomen.
-Op 13 juli 2009 hebben partijen een door eiser opgestelde onderhandse akte getekend onder de titel “opdracht tot dienstverlening schuldhulpverlening”. De overeenkomst had een looptijd van 36 maanden, met een opzegtermijn van zes maanden.
-Op de overeenkomst zijn algemene voorwaarden van toepassing verklaard, welke onder meer bepalen dat de opzegtermijn 6 maanden bedraagt en waarin voor de aan eiser toekomende vergoedingen wordt verwezen naar een “schema van werkzaamheden en kosten”.
-Dat schema voorziet in een plan met drie fasen van schuldhulpverlening, waarin per fase wordt aangegeven wat de kosten zijn.
-De kosten van de 1e fase (de kennismaking en intake) bedragen € 950,- incl. btw,
-De kosten van de 2e fase (waarin de schuldeisers worden aangeschreven met een betalingsaanbod) bedragen € 119,- incl. btw per aangeschreven schuldeiser, met een minimum van € 750,-.
-De kosten van de derde fase (waarin de financiën door eiser worden beheerd) bedragen € 75,- incl. btw per maand.
-Op 29 juli 2009 hebben gedaagden (onder meer) ondertekend door eiser opgestelde schuldbekentenissen ten bedrage van € 950,- en € 1.785,- (terug te betalen in 60 maanden), een opdracht voor budgetbegeleiding met een looptijd van 60 maanden ad € 75,- per maand, en een aantal akten van cessie op grond waarvan hun werkgever c.q. de betrokken uitkeringsinstantie gedurende 60 maanden iedere maand ten gunste van eiser op het loon c.q. de uitkering dient in te houden respectievelijk € 21,13, € 39,71 en € 75,-, dus in totaal iedere maand € 135,84.
-Op 10 maart 2010 heeft rechtskundig adviesbureau Kok als gemachtigde van eiser de werkgever van gedaagde sub 1 aangeschreven met het verzoek maandelijks € 135,84 op het loon in te houden totdat daarmee diens schuld aan eiser van € 8.150,40 zal zijn voldaan. De werkgever weigerde om daaraan mee te werken.
-Op 11 maart 2010 heeft rechtskundig adviesbureau Kok als gemachtigde van eiser het UWV aangeschreven met het verzoek om maandelijks op de uitkering van gedaagde sub 2 in te houden € 60,84 totdat daarmee een schuld van € 3.650,40 zal zijn voldaan.
-Gedaagden hebben vier termijnen van € 138,47, derhalve in totaal € 553,88, aan eiser betaald.
-Gedaagden zijn de overeenkomst met eiser aangegaan als natuurlijk persoon, niet handelend in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
-Op 9 maart 2010 heeft gedaagde sub 1 aan eiser laten weten dat hij van het contract af wil en hij niet meer tot betalen in staat is doordat de belastingdienst loonbeslag heeft gelegd.
Het geschil
Eiser vordert hoofdelijke veroordeling van gedaagden tot betaling van € 4.245,72, te vermeerderen met € 600,- voor buitengerechtelijke incassokosten en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dagvaarding.
Eiser legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij alles in het werk heeft gesteld om met de schuldeisers van gedaagden een minnelijke betalingsregeling te treffen, zodat gedaagden weer met een schone lei verder zouden kunnen leven. Uiteindelijk waren er van de vijftien schuldeisers een vijftal die geen medewerking wilden verlenen, waarna het traject van schuldhulpverlening door gedaagden is beëindigd.
Gedaagden zijn daarop gestopt met het betalen van de aan eiser verschuldigde kosten voor de geleverde diensten.
Ondanks herhaalde aanmaning door de incassogemachtigde bleef betaling achterwege, terwijl bij de werkgever en de uitkeringsinstantie evenmin betaling kon worden verkregen.
Eiser verwijst voor een verantwoording van de in rekening gebrachte werkzaamheden naar de aan de dagvaarding gehechte specificatie.
Gedaagden betwisten de omvang van de door eiser in rekening gebrachte werkzaamheden. Aan de overeenkomst is niet of nauwelijks uitvoering gegeven.
Hetgeen tot dusver aan eiser werd betaald is daarvoor toereikend
Zij wijzen er op dat zij hun administratie goed gedocumenteerd en overzichtelijk aan eiser hebben aangeboden en eiser in het geheel geen beheerswerkzaamheden heeft verricht. Volgens gedaagden hebben de door eiser verrichte werkzaamheden niet meer omvat dan het versturen van een enkele brief om schuldeisers akkoord te laten gaan met een afbetalingsregeling. Omdat eiser niet was aangesloten bij de NVVK ving hij bij enkele schuldeisers bot.
De beoordeling
De kantonrechter heeft bij tussenvonnis d.d. 1 november 2010, alvorens verder te beslissen, aan partijen de vraag voorgelegd hoe de tussen partijen gesloten overeenkomst zich verhoudt tot het verbod van artikel 47 van de Wet op het consumentenkrediet (WCK), waarbij schuldbemiddeling wordt verboden, en de in artikel 48 lid 1 van die wet onder d neergelegde uitzonderingsbepalingen, een en ander in verband met mogelijke nietigheid van de rechtshandeling op grond van artikel 3:40 lid 1 BW (en de toepassing daarvan krachtens artikel 25 Rv).
Eiser erkent bij akte d.d. 16 november 2010 dat hij voor de verleende diensten geen geld mocht vragen.
Eiser tekent daarbij aan dat hij zich wilde inspannen om gedaagden uit de problemen te helpen, maar dat ook hij niet van de lucht kan leven.
Gedaagden stellen zich bij akte d.d. 29 november 2010 (nader) op het standpunt dat eiser (althans diens onderneming) niet was een kredietinstelling als bedoeld in artikel 48 lid 1 van de WCK, zodat, mede gelet op het bepaalde bij de artikelen 47 en 40 van de WCK, sprake is van een nietige overeenkomst. Gedaagden verwijzen daarbij naar Hof Leeuwarden 4 april 2001, NJ 2001,628, Hof Arnhem, 10 april 2008, LJN BD 3935 en Hoge Raad, 5 november 2010, LJN BN 8060.
De kantonrechter kan gelet op het vorenstaande tot geen andere conclusie komen dan dat gedaagden zich terecht beroepen op nietigheid van de met eiser gesloten overeenkomst.
De vordering van eiser dient dan ook te worden afgewezen.
De kantonrechter tekent daarbij aan dat de uit kracht van de nietige overeenkomst aan eiser verrichte betalingen onverschuldigd zijn gedaan, zodat deze voor ongedaanmaking in aanmerking komen.
Eiser zal als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de proceskosten.
De beslissing
De kantonrechter:
Wijst de vordering af.
Veroordeelt eiser in de proceskosten, die tot heden voor gedaagden worden vastgesteld op een bedrag van € 500,- voor salaris van de gemachtigde van gedaagden, waarover eiser geen btw verschuldigd is.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. van de Sande, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 3 januari 2011 in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter