ECLI:NL:RBALK:2011:BP5003

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
17 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
125792
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • mr. drs. J. Blokland
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallige huurpenningen en borgstelling door Heineken Nederland B.V.

In deze zaak heeft Heineken Nederland B.V. (hierna: Heineken) een kort geding aangespannen tegen Gedaagde sub 1 en Gedaagde sub 2, met als doel betaling te vorderen van achterstallige huurpenningen, facturen voor leveranties en een borgstelling voor leningen. De zitting vond plaats op 7 februari 2011, waar Gedaagde sub 1 aanwezig was maar geen verweer voerde. Heineken heeft haar vordering onderbouwd met bewijsstukken, waaronder de originele dagvaarding.

Heineken heeft in de periode van 2 oktober 2000 tot 1 augustus 2007 een horecaonderneming gefinancierd, waarbij Gedaagde sub 1 als medevennoot van een vennootschap onder firma fungeerde. Na de beëindiging van deze vennootschap heeft Gedaagde sub 1 de exploitatie voortgezet als eenmanszaak. Heineken heeft zich borg gesteld voor de verplichtingen van Gedaagde sub 1 en heeft daarnaast dranken geleverd aan deze onderneming. Gedaagde sub 1 heeft echter zijn betalingsverplichtingen niet nagekomen, ondanks herhaalde sommaties.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vordering van Heineken niet wordt betwist door Gedaagde sub 1 en dat deze ook niet onrechtmatig of ongegrond is. De rechter heeft de vordering toegewezen, met inachtneming van de wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De voorzieningenrechter heeft Gedaagde sub 1 veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 71.761,22, vermeerderd met rente, en de buitengerechtelijke kosten zijn vastgesteld op € 1.788,--. De kosten van de procedure zijn eveneens toegewezen aan Heineken, met wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van het vonnis.

Het vonnis is uitgesproken op 17 februari 2011 en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Gedaagde sub 1 heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij het Gerechtshof te Amsterdam binnen vier weken na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK TE ALKMAAR
Sector civiel recht
DJHB/JB
KG nummer: 125792 / KG ZA 11-11
datum: 17 februari 2011
Vonnis van de voorzieningenrechter, rechtdoende in kort geding
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
HEINEKEN NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
EISERES IN KORT GEDING,
advocaat mr. P.J. Bos te Amsterdam,
tegen:
1. GEDAAGDE SUB 1,
2. GEDAAGDE SUB 2,
Beiden wonende [woonplaats].
GEDAAGDEN IN KORT GEDING.
Partijen zullen verder worden genoemd "Heineken" respectievelijk "Gedaagde sub 1" respectievelijk "Gedaagde sub 2".
1. HET VERLOOP VAN HET GEDING
Ter terechtzitting van 7 februari 2011 heeft Heineken gesteld en - na akte houdende eisvermindering en intrekking van de vordering jegens Gedaagde sub 2 - gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding.
Gedaagde sub 1 is ter zitting verschenen, maar heeft de vordering niet bestreden.
Na verder debat hebben partijen de stukken, waaronder van de zijde van Heineken de originele dagvaarding, overgelegd en vonnis gevraagd.
De inhoud van alle stukken wordt als hier ingelast beschouwd.
2. DE UITGANGSPUNTEN
2.1 In de periode van 2 oktober 2000 tot 1 augustus 2007 exploiteerde Gedaagde sub 1 als medevennoot van de vennootschap onder firma (hierna: de v.o.f.) een horecaonderneming aan de[adres] onder de naam [de vof]. Vanaf 1 augustus 2007 heeft Gedaagde sub 1 de exploitatie van voornoemde horecagelegenheid voortgezet in de vorm van een eenmanszaak, waarbij de medevennoot is vrijgesteld van iedere aansprakelijkheid uit hoofde van de door de v.o.f. aangegane overeenkomsten en verplichtingen.
2.2 Ter financiering van de horecaonderneming heeft de naamloze vennootschap Europese Horeca Financieringsmaatschappij N.V. (hierna: EHF) een tweetal geldleningen ter grootte van euro 184.406,-- en euro 50.000,-- en daarnaast twee doorlopende kredieten van euro 28.894,-- en euro 9.495,42 aan Gedaagde sub 1 verstrekt. Heineken heeft zich borg gesteld voor de nakoming van de verplichtingen van Gedaagde sub 1 uit hoofde van voornoemde overeenkomsten. Tussen Heineken en Gedaagde sub 1 is tevens een afnameovereenkomst gesloten.
2.3 Tot zekerheid van voldoening van hun vorderingen hebben EHF en Heineken op 4 december 2007 een tweede hypotheekrecht verkregen - met Gedaagde sub 2 als hypotheekgever - op het registergoed, plaatselijk bekend [registergoed].
2.4 Bij brieven van 18 maart 2009 heeft EHF Heineken uit hoofde van de borgtocht aangeschreven en verzocht een tweetal bedragen van euro 170.286,43 en euro 52.916,61 te betalen. Heineken heeft deze bedragen betaald aan EHF.
2.5 Heineken heeft in de periode van 1 augustus 2007 tot en met 31 december 2007 dranken geleverd aan Gedaagde sub 1. Uit hoofde van deze drankleveranties had Heineken op 1 december 2009 een bedrag van Gedaagde sub 1 te vorderen van euro 15.013,61.
2.6 Op 1 september 2005 zijn de v.o.f. en Heineken als verhuurder als verhuurder van het pand gelegen aan de [adres] een huurovereenkomst aangegaan. Op 1 september 2007 hebben Heineken, de v.o.f. en Gedaagde sub 1 een akte van indeplaatsstelling ondertekend voor voornoemd pand, waarbij Gedaagde sub 1 in de rechten en verplichtingen trad van de v.o.f. inzake de huurovereenkomst van het betreffende pand. Uit hoofde van huurpenningen had Heineken op1 december 2009 nog een bedrag van Gedaagde sub 1 te vorderen van euro 57.317,51.
2.7 Bij brief van 2 december 2009 zijn betalingsafspraken vastgelegd tussen Heineken en Gedaagde sub 1.
2.8 Op 7 december 2009 is de horecaonderneming verkocht voor euro 150.000,00. Voorts is de vastgestelde overwaarde ter hoogte van euro 92.500,00 van het registergoed van Gedaagde sub 2 aan de Herenstraat 32 en 32zw te Den Hoorn door een derde partij voldaan. Deze bedragen zijn op de vordering van Heineken uit hoofde van de ingeroepen borg in mindering gebracht.
3. DE VORDERING EN DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
3.1 Heineken vordert dat Gedaagde sub 1 wordt veroordeeld tot betaling van de achterstallige huurpenningen, de in rekening gebrachte drankleveranties en het (resterende) bedrag van de aangesproken borgstelling tot een bedrag van euro 71.761,22 te vermeerderen met contractuele rente van één procent per maand vanaf 12 november 2010 tot de dag van algehele voldoening. Voorts vordert Heineken Gedaagde sub 1 te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten conform het advies van de Commissie Voorwerk II. Heineken vordert ten slotte Gedaagde sub 1 te veroordelen tot betaling van de nakosten en de kosten van de procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding respectievelijk vanaf twee dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening.
3.2 Heineken heeft daaraan - verkort en zakelijk weergegeven - ten grondslag gelegd dat Gedaagde sub 1 ondanks herhaalde sommaties in gebreke is gebleven aan zijn betalingsverplichtingen jegens Heineken te voldoen. Volgens Heineken verkeert Gedaagde sub 1 in verzuim, zodat de hoofdsommen, contractuele rente van één procent per maand en kosten opeisbaar zijn.
3.3 Gedaagde sub 1 heeft geen verweer gevoerd. Desgevraagd heeft hij aangegeven dat zijn boekhouder is gestopt met de begeleiding van de betalingsregeling met Heineken.
4.DE GRONDEN VAN DE BESLISSING
4.1 De vordering van Heineken wordt door Gedaagde sub 1 niet weersproken. De vordering komt de voorzieningenrechter ook niet onrechtmatig of ongegrond voor, zodat de vordering kan worden toegewezen, behoudens het navolgende.
4.2 De bedongen buitengerechtelijke kosten zullen op grond van het bepaalde in artikel 242 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ambtshalve worden gematigd, overeenkomstig de aanbevelingen van het rapport Voorwerk II (Advocatenblad 81e jaargang van 23 maart 2001) en wel tot een bedrag van euro 1.788,--. Voor toekenning van een hoger bedrag dan het forfaitaire tarief van twee punten van het toepasselijke liquidatietarief, bestaat onvoldoende grond, nu eiseres niet heeft voldaan aan de verzwaarde stelplicht ten aanzien van meer werkzaamheden dan in het forfaitair tarief besloten.
4.3 Heineken vordert dat Gedaagde sub 1 wordt veroordeeld om aan haar te voldoen de wettelijke rente over de proceskosten, te rekenen vanaf de datum van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank begrijpt deze vordering aldus dat gedaagde in verzuim komt indien niet-tijdig aan de proceskostenveroordeling wordt voldaan. Deze vordering is toewijsbaar als hierna te melden.
4.4 De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen als hierna te melden. Voorts is de door de Heineken gevorderde wettelijke rente over de nakosten toewijsbaar zoals hierna in het dictum is vermeld.
5. DE BESLISSING
De voorzieningenrechter:
- veroordeelt Gedaagde sub 1 tot betaling van euro 71.761,22 (eenenzeventigduizend zevenhonderdeenenzestig euro en tweeëntwintig cent), te vermeerderen met de overeengekomen rente van 1% per maand van 12 november 2010 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt gedaagde tot betaling van euro 1.788,-- (zeventienhonderd achtentachtig euro) ter zake van buitengerechtelijke kosten;
- veroordeelt gedaagde in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van eiseres begroot op euro 1.287,71 aan verschotten en op euro 816,-- aan salaris advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- veroordeelt gedaagde in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- euro 131,-- aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met een bedrag van euro 68,-- aan salaris advocaat, indien betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en de veroordeelde niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, vermeerderd met de wettelijke rente over de nakosten vanaf veertien dagen na aanzegging van de nakosten aan Gedaagde sub 1 tot de dag der voldoening;
weigert de meer of anders gevorderde voorziening.
Gewezen door mr. drs. J. Blokland, voorzieningenrechter van de Rechtbank te Alkmaar en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 februari 2011 in tegenwoordigheid van mr. D.J.H. Best, griffier.
U kunt tegen dit vonnis in hoger beroep gaan bij het Gerechtshof te Amsterdam. U dient dit hoger beroep in te stellen binnen vier weken na de dag van de uitspraak.
Het beroep moet namens u worden ingesteld door een advocaat. Als u in aanmerking wilt komen voor door de overheid (gedeeltelijk) gefinancierde rechtsbijstand, dan kan uw advocaat daartoe namens u een verzoek indienen bij de Raad voor de Rechtsbijstand.
Afhankelijk van de draagkracht wordt een zogenaamde toevoeging verstrekt onder oplegging van een eigen bijdrage. Die bijdrage is afhankelijk van de hoogte van de draagkracht.
Als het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, dan geldt het vonnis al wel, zolang op het (eventuele) beroep niet is beslist.