ECLI:NL:RBALK:2011:BP5329

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
10 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.810483-09, 14.810328-09 (tul) en 15.740214-09 (tul)
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor meervoudige gewelddadige berovingen met gebruik van wapens

De rechtbank Alkmaar heeft op 10 februari 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 20-jarige verdachte, die werd beschuldigd van een reeks gewelddadige berovingen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 jaar. De rechtbank achtte bewezen dat de man in november 2009, binnen vijf dagen, samen met medeverdachten vier berovingen heeft gepleegd. Bij twee van deze berovingen zijn de slachtoffers van hun vrijheid beroofd, waarbij gebruik is gemaakt van (nep)wapens. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij schadevergoedingen zijn opgelegd voor immateriële en materiële schade. De rechtbank heeft ook maatregelen genomen met betrekking tot in beslag genomen voorwerpen, waaronder voertuigen en wapens, die zijn verbeurd verklaard of onttrokken aan het verkeer. De verdachte is als volledig toerekeningsvatbaar beschouwd, ondanks een vastgestelde cannabisafhankelijkheid en een persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafoplegging. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan afpersing, medeplegen van vrijheidsberoving en diefstal, gepleegd door twee of meer verenigde personen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf toegewezen, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden. De uitspraak is gedaan in het openbaar, met inachtneming van de rechtsgang en de rechten van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummers: 14.810483-09, 14.810328-09 (tul), 15.740214-09 (tul)
Datum uitspraak: 10 februari 2011
OP TEGENSPRAAK
VERKORT VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen
[Verdachte],
geboren op [geboortedatum en –plaats],
thans gedetineerd in PI Amsterdam, HvB De Weg.
1. Onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 januari 2011.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, die ertoe strekt dat de rechtbank
- de ten laste gelegde feiten bewezen zal verklaren,
- verdachte daarvoor een gevangenisstraf zal opleggen voor de duur van 10 jaren, met aftrek van voorarrest,
- de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zal toewijzen, plus de wettelijke rente en met oplegging van de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht,
- de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] zal toewijzen, plus de wettelijke rente en met oplegging van de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht,
- de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] zal toewijzen tot een bedrag van € 2.009,75, met oplegging van de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk zal verklaren in de vordering,
- de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] zal toewijzen tot een bedrag van € 2.000,00 met oplegging van de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk zal verklaren in de vordering,
- de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] zal toewijzen, plus de wettelijke rente en met oplegging van de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht,
- omtrent de in beslag genomen voorwerpen zal oordelen als volgt: nummer 1 op beslaglijst retour verdachte, nummer 3 en 4 ontrekken aan het verkeer en nummer 5 en 6 verbeurd verklaren. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de rechtbank over nummer 2 op de beslaglijst (Mazda 323 personenauto) geen beslissing dient te nemen.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen door verdachte en door diens raadsman, mr. J.J. Lieftink, advocaat te Almere, naar voren is gebracht.
2. Tenlastelegging
Aan verdachte is, nadat een wijziging van de tenlastelegging overeenkomstig artikel 314a juncto artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten, ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 22 november 2009 in de gemeente Castricum, op de openbare weg, [adres],
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen twee, althans één of meer, (sport)tas(sen), inhoudende (onder meer) een geldbedrag van (ongeveer) 15.000 euro, althans enig geldbedrag en/of (ongeveer) 29 toegangskaarten, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaderes), welke diefstal werd voorafgegaan en/ofvergezeld en/of gevolgd van geweld en/ofbedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer 1],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) andere en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een persoon, genaamd [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van twee, althans één of meer, (sport)tas(sen), inhoudende (onder meer) een geldbedrag van (ongeveer) 15.000 euro, althans enig geldbedrag en/of (ongeveer) 29 toegangskaarten, geheel of ten dele toebehorende aan genoemde [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/ofzijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die [slachtoffer 1] (met kracht) met een knuppel, althans met een (hard) voorwerp, op/tegen diens hoofd en/of (elders) op/tegen diens lichaam werd geslagen en/of er een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 1] is gericht en/of gericht is gehouden, althans die [slachtoffer 1] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, is getoond en/of is voorgehouden en/of die [slachtoffer 1] dreigend werd toegevoegd: "Schieten, schieten" en/of "Tassen hier", althans woorden van een dergelijke (dreigende) aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 21 november 2009 in de gemeente Medemblik, althans in het arrondissement Alkmaar, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) andere en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/ofbedreiging met geweld een persoon, genaamd [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee en/of één of meer telefoon(s) en/of een bankpas, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee en/of één of meer telefoon(s) en/of een bankpas, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat er een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 3] is gericht en/of gericht is gehouden en/of die [slachtoffer 3] een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, is getoond en/of is voorgehouden en/of die [slachtoffer 3] één of meerrna(a)l( en) (met kracht) (met een (hard) voorwerp) op/tegen diens hoofd en/of (elders) op/tegen diens lichaam is geslagen en/of is gestompt en/of die [slachtoffer 3] (met kracht) (in een kofferbak van een auto) is geduwd en/of die [slachtoffer 3] dreigend is toegevoegd: "Geef je portemonnee" en/of "Geef je telefoon" en/of "Uitstappen", althans woorden van een dergelijke (dreigende) aard en/ofstrekking;
3.
hij op of omstreeks 21 november 2009 in de gemeente Medemblik en/of (elders) in het arrondissement Alkmaar tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer 3], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden,
immers heeft (hebben) hij verdachte en/of één of meer van zijn mededader(s) met dat opzet die [slachtoffer 3] (met kracht) in de kofferbak van een/zijn auto geduwd en/of (vervolgens) is/zijn verdachte en/of zijn mededaderes) met die auto weggereden en/of heeft/hebben hij/zij de auto met daarin [slachtoffer 3] op een andere plaats achtergelaten;
4.
hij op of omstreeks 21 november 2009 in de gemeente Oostzaan tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee en/of een bankpas en/of een creditcard, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 4] en/of een persoon, genaamd [slachtoffer 5], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) andere en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een persoon, genaamd [slachtoffer 4], en/of een persoon, genaamd [slachtoffer 5], heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee en/of een bankpas en/of een creditcard, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/ofwelke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat er met een knuppel, althans met een (hard) voorwerp, op een ruit van de auto, waarin genoemde[slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] was/waren gezeten, is geslagen en/of er een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 5] is gericht en/of gericht is gehouden, althans dat hem/haar/hen een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, is voorgehouden en/of is getoond en/of die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 5] (dreigend) is toegevoegd: "Ik wil jullie geld" en/of "Geef me al jullie geld" en/of "Ik schiet jullie, ik heb een wapen" en/of "Waar is je portemonnee" en/of "Als je de politie belt, weet ik waar je woont", althans woorden van een dergelijke (dreigende) aard en/ofstrekking;
5.
hij in of omstreeks de periode van 18 november tot en met 19 november 2009 in de gemeente Almere en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer 6],
wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers is/zijn en/of heeft/hebben hij, verdachte, en/of één of meer van zijn mededader(s) met dat opzet onder bedreiging van (een) vuurwapen(s), in ieder geval (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), bij die [slachtoffer 6] in de auto gestapt en/of (vervolgens) die [slachtoffer 6] gedwongen door te rijden en/of (vervolgens) die [slachtoffer 6] gedwongen in de kofferbak van zijn auto te gaan liggen en/of (vervolgens) met die [slachtoffer 6] gaan rondrijden;
6.
hij in of omstreeks de periode van 18 november tot en met 19 november 2009 in de gemeente Almere en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee (met daarin (onder andere) een bankpas behorende bij [rekeningnummer ]) en/of een mobiele telefoon (merk Nokia) en/of een autoradio (merk Sony), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een persoon, genaamd [slachtoffer 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld
en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 6], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld die [slachtoffer 6] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee (met daarin (onder andere) een bankpas behorende bij [rekeningnummer]) en/of een mobiele telefoon (merk Nokia) en/of een autoradio (merk Sony), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/ofwelke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), terwijl hij/zij zijn/hun gezicht bedekt had(den) met (een) bivakmuts(en), en/of (een) vuurwapen(s), in ieder geval (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), op die [slachtoffer 6] gericht had( den),
- bij die [slachtoffer 6] in auto is/zijn gestapt en/of hem dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Doorrijden" en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 6] heeft/hebben gedwongen uit de auto te stappen en/of op zijn knieën op de grond te gaan zitten en/of (daarbij) dreigend meermalen, althans éénmaal, de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Geld, geld, geld" en/of "We maken je dood, we rijden je zo het water in", althans woorden van een dergelijke ( dreigende) aard en/of strekking en/of dat ze hem, [slachtoffer 6], dood zouden maken en dat ze hem, [slachtoffer 6], neer zouden schieten en/of (daarbij) met dat/die vuurwapen(s), in ieder geval met dat/die op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), in de zij, althans in het lichaam, van die [slachtoffer 6] heeft/hebben geduwd en/of geprikt en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 6] heeft/hebben gedwongen op de achterbank van zijn auto te gaan zitten en/of (vervolgens) die [slachtoffer 6] meermalen, althans éénmaal, dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Geld, geld, geld" en/of "Je liegt, je hebt geld", althans woorden van een dergelijke aard en/ofstrekking en/of (vervolgens) met die auto is/zijn gaan rijden en/of
- (na enige tijd rondrijden) is/zijn gestopt en/of die [slachtoffer 6] in de kofferbak van zijn auto heeft/hebben opgesloten en/of (wederom) met die auto is/zijn gaan rijden en/of
- meermalen, althans éénmaal, met die auto is/zijn gestopt en/of (vervolgens) dreigend die [slachtoffer 6] heeft/hebben gevraagd om zijn pincode te vertellen en/of geld af te geven en/of
- de handen van die [slachtoffer 6] (met tape en/of een kabel) heeft/hebben vastgebonden en/of (vervolgens) een handschoen, althans een voorwerp, in de mond van die [slachtoffer 6] heeft/hebben gestopt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
3. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 22 november 2009 in de gemeente Castricum, op de openbare weg, [adres], tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en bedreiging met geweld een persoon, genaamd [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van twee sporttassen, inhoudende een geldbedrag en 29 toegangskaarten, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededaders, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat die [slachtoffer 1] met een knuppel tegen diens hoofd werd geslagen en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 1] is gericht en die [slachtoffer 1] dreigend werd toegevoegd: "Tassen hier".
2.
hij op 21 november 2009 in de gemeente Medemblik, althans in het arrondissement Alkmaar, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en bedreiging met geweld een persoon, genaamd [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee en een telefoon en een bankpas, toebehorende aan die [slachtoffer 3], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 3] is gericht en die [slachtoffer 3] met een hard voorwerp tegen diens hoofd is geslagen en die [slachtoffer 3] in een kofferbak van een auto is geduwd en die [slachtoffer 3] dreigend is toegevoegd: "Geef je portemonnee" en "Geef je telefoon" en "Uitstappen", althans woorden van een dergelijke dreigende aard en/of strekking;
3.
hij op 21 november 2009 in de gemeente Medemblik en elders in het arrondissement Alkmaar tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer 3], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden,
immers hebben hij, verdachte en zijn mededader met dat opzet die [slachtoffer 3] in de kofferbak van een auto geduwd en zijn verdachte en zijn mededader met die auto weggereden en hebben zij de auto met daarin die [slachtoffer 3] op een andere plaats achtergelaten;
4.
hij op 21 november 2009 in de gemeente Oostzaan tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee en een bankpas en een creditcard, toebehorende aan [slachtoffer 4], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat met een hard voorwerp op een ruit van de auto waarin genoemde [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] waren gezeten, is geslagen en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 4] is gericht en gericht is gehouden, en die [slachtoffer 4] en die [slachtoffer 5] dreigend is toegevoegd: "Ik wil jullie geld" en "Geef me al jullie geld" en "Ik schiet jullie, ik heb een wapen" en "Als je de politie belt, weet ik waar je woont";
5.
hij in de periode van 18 november 2009 tot en met 19 november 2009 in de gemeente Almere en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer 6], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers zijn hij, verdachte, en een van zijn mededaders met dat opzet onder bedreiging van op vuurwapens gelijkende voorwerpen bij die [slachtoffer 6] in de auto gestapt en hebben hij, verdachte en een van zijn mededaders vervolgens die [slachtoffer 6] gedwongen door te rijden en vervolgens die [slachtoffer 6] gedwongen in de kofferbak van zijn auto te gaan liggen en zijn hij, verdachte en een van zijn mededaders, met die [slachtoffer 6] gaan rondrijden;
6.
hij in de periode van 18 november 2009 tot en met 19 november 2009 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee met daarin onder andere een bankpas en een mobiele telefoon (merk Nokia) en een autoradio (merk Sony), toebehorende aan [slachtoffer 6], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 6], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en zijn mededader, terwijl zij hun gezicht bedekt hadden met een bivakmuts, en (een) op een vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), op die [slachtoffer 6] gericht had(den),
- bij die [slachtoffer 6] in auto zijn gestapt en hem dreigend de woorden hebben toegevoegd: "Doorrijden" en
- vervolgens die [slachtoffer 6] hebben gedwongen uit de auto te stappen en op zijn knieën op de grond te gaan zitten en daarbij dreigend de woorden hebben toegevoegd: "Geld, geld, geld" en "We maken je dood, we rijden je zo het water in", en dat ze hem, [slachtoffer 6], dood zouden maken en dat ze hem, [slachtoffer 6], neer zouden schieten en met die op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) in de zij van die [slachtoffer 6] hebben geprikt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, acht de rechtbank niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Bewijs
De rechtbank grondt de beslissing dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
5. Nadere bewijsoverweging
De raadsman van de verdachte stelt zich op het standpunt dat de verdachte van hetgeen hem onder feit 4 wordt verweten dient te worden vrijgesproken. Daartoe brengt de raadsman naar voren dat er geen sprake is van medeplegen, nu de verdachte ontkent op de auto te hebben geslagen. Hij heeft dan ook geen uitvoeringshandelingen verricht; hij heeft er slechts bij gestaan. Te ondersteuning van dit standpunt verwijst de raadsman naar de verklaring van [medeverdachte 1], zoals door haar afgelegd bij de rechter-commissaris op 28 september 2010.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Uit de verklaringen van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] komt naar voren dat er twee personen naast de auto stonden en dat deze beide personen iets in hun hand hadden. Eén van deze personen had een pistool in de hand terwijl de ander met een hard voorwerp op de auto sloeg. Beide personen hadden een bivakmuts op. Ter zitting heeft de verdachte desgevraagd verklaard dat er naast hem en [medeverdachte 2] geen derde manspersoon bij deze beroving betrokken was. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] zaten volgens verdachte in de auto op de uitkijk. Uit de verklaring van [medeverdachte 1], zoals afgelegd bij de rechter-commissaris, blijkt dat de verdachte achter [medeverdachte 2] aan liep naar de auto (waarin [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] zaten) en dat zij de verdachte nog zijn bivakmuts heeft gegeven. Zij weet niet of de verdachte iets in zijn hand had bij de auto. Zij verklaart echter ook dat zij geen goed zicht had op de auto en ook niet gekeken heeft.
Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de betrokkenheid van verdachte in de vorm van medeplegen bij dit feit. Verdachte is naar het oordeel van de rechtbank degene geweest die met een bivakmuts op en het harde voorwerp in de hand op de auto heeft geslagen. De hiervoor weergegeven verklaring van [medeverdachte 1] maakt dit naar het oordeel van de rechtbank niet anders, nu deze verklaring terzake de rol van verdachte bezwaarlijk als ontlastend kan worden gezien. Er is, gelet op de rol die de verdachte naar het oordeel van de rechtbank bij dit feit heeft gepleegd, derhalve wel degelijk sprake van de nauwe en bewuste samenwerking die voor medeplegen vereist is.
6. Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van de feiten 1 en 2:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
ten aanzien van de feiten 3 en 5:
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden,
ten aanzien van de feiten 4 en 6:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
7. Strafbaarheid van verdachte
In de psychiatrische observatiekliniek Pieter Baan Centrum te Utrecht is onderzoek gedaan naar de geestvermogens van de verdachte. De resultaten daarvan zijn neergelegd in een pro justitia rapport, gedateerd 29 oktober 2010. De onderzoekers komen onder meer tot de volgende conclusie:
Bij de verdachte is sprake van een ziekelijke stoornis, te weten een cannnabisafhankelijk-heid. Daarnaast is bij de verdachte sprake van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, te weten een persoonlijkheidsstoornis niet anders omschreven, met antisociale en vermijdende trekken. Dit was ook zo ten tijde van het ten laste gelegde. Er kan geen relatie gelegd worden tussen de bij de verdachte vastgestelde pathologie en het ten laste gelegde. Vanuit gedragskundig oogpunt kan er dan ook geen uitspraak gedaan worden over een eventuele kans op recidive.
Geadviseerd wordt de verdachte voor alle feiten als volledig toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank neemt deze conclusie en dit advies over.
Verdachte is ook overigens strafbaar, nu niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit.
De rechtbank neemt hierbij nog het navolgende in aanmerking.
De verdachte heeft diverse keren, zowel in zijn verhoren als ook ter terechtzitting, naar voren gebracht dat hij onder druk is gezet door [medeverdachte 2] en dat hij aan die druk geen weerstand kon bieden. Desgevraagd kan de verdachte echter niet aangeven waar die druk dan precies uit zou hebben bestaan. Overigens is het de rechtbank uit het dossier en het verhandelde ter zitting gebleken dat de verdachte wel degelijk in staat is geweest “nee” te zeggen tegen [medeverdachte 2]. Als voorbeeld moge dienen dat de verdachte [medeverdachte 2] er van heeft kunnen weerhouden in een eerder stadium de heer [slachtoffer 1] (feit 1) te beroven. De verdachte was toen kennelijk wél bestand tegen de druk die [medeverdachte 2] op hem uitoefende. Verdachte heeft ter zitting desgevraagd ook aangegeven dat hij op verschillende momenten wel degelijk tegen de wil van zijn mededader in heeft kunnen handelen.
Uit genoemde rapportage van het Pieter Baan Centrum komt eveneens naar voren dat verdachte genoemde [medeverdachte 2] meerdere keren heeft kunnen corrigeren en afremmen en dat ook tijdens de observatie van de verdachte rapporteurs niet is gebleken dat de verdachte erg beïnvloedbaar was.
8. Op te leggen straf
De rechtbank heeft bij de op te leggen straf rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en met de persoon van verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich in een tijdsbestek van vijf dagen samen met zijn mededader(s) schuldig gemaakt aan vier overvallen. Bij gelegenheid van twee van deze overvallen zijn de slachtoffers van hun vrijheid beroofd en enige tijd beroofd gehouden.
Dit zijn ernstige misdrijven, die op de slachtoffers grote indruk hebben gemaakt en die – blijkens de diverse schriftelijke slachtofferverklaringen – een grote impact hebben gehad en nog steeds hebben op het leven van de diverse slachtoffers en hun naaste familie. Ter illustratie moge dienen een passage uit de verklaring van de heer [slachtoffer 6] die ondermeer naar voren heeft gebracht dat hij door een hel is gegaan nadat hij midden in de nacht doodsbang in de kofferbak van zijn auto werd achtergelaten. De mededader had de motor laten draaien, wat een uren durend en gekmakend geluid opleverde. In de vroege ochtend heeft hij eindelijk zich kunnen bevrijden nadat hij langdurig met een krik op de kofferbak en het slot had geslagen.
De rechtbank rekent het de verdachte en zijn mededaders zwaar aan dat zij, zonder zich te bekommeren over de gevolgen van hun daden voor de slachtoffers, puur uit geldelijk gewin de feiten hebben gepleegd en dat zij als slachtoffers bij voorkeur mensen uitkozen die zich, in de nachtelijke uren, in een kwetsbare positie bevonden.
F. Agter, reclasseringswerker bij Palier forensische & intensieve zorg, heeft in de rapportage van 19 april 2010 geconstateerd dat elk leefgebied van de verdachte een criminogene factor vormt. De score die uit RISc (een risicotaxatie-instrument) komt, is enorm hoog. Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat.
Uit het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 17 december 2010, blijkt dat de verdachte in de afgelopen jaren verschillende malen tot straf is veroordeeld, met name wegens diefstallen en andere vermogensdelicten.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank zich met name laten leiden door de ernst van de feiten en door de wens de samenleving langdurig te beschermen tegen een dader van dergelijke ernstige feiten. Daarbij heeft de rechtbank bovendien in aanmerking genomen dat het PBC heeft geconcludeerd dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar is, en dat er geen behandeling wordt voorgesteld om herhaling te voorkomen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er slechts op het bewezen verklaarde gereageerd kan worden met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur.
De rechtbank is overigens – anders dan de officier van justitie en de raadsman – van oordeel dat er bij de feiten 2 en 3 (de afpersing en wederrechtelijk vrijheidsberoving van [slachtoffer 3]) ten aanzien van de op te leggen straf geen aanleiding is om, ten gunste van de verdachte, uit te gaan van de situatie van eendaadse samenloop. Daartoe overweegt de rechtbank dat het strafbaar stellen van afpersing en wederrechtelijke vrijheidsberoving niet per se hetzelfde belang (volgens de officier van justitie: vrijheid) beschermt. Afpersing is wel degelijk ook te beschouwen als een vermogensdelict waarbij de bescherming van iemands eigendom voorop staat. De rechtbank is dan ook van oordeel dat hier geen sprake is van de situatie dat overtreding van de ene bepaling (artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht) noodzakelijkerwijs de overtreding van de andere bepaling (artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht) impliceert.
9. Beslissing omtrent het beslag
De rechtbank is van oordeel dat het op de beslaglijst voorkomende voorwerp met nummer 1 (BMW 316i personenauto, [kenteken], kleur blauw) dient te worden verbeurd verklaard.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat het bewezen verklaarde onder 4, 5 en 6 met behulp van dit voorwerp is begaan, en dat dit voorwerp toebehoort aan de verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat het op de beslaglijst voorkomende voorwerp met nummer 2 ( Mazda 323 personenauto, [kenteken], kleur groen) dient te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
De rechtbank is van oordeel dat het op de beslaglijst voorkomende voorwerp met nummer 3 (GAT luchtdrukpistool, kleur zwart) dient te worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet en met het algemeen belang.
Voorts is uit het onderzoek op de terechtzitting het volgende gebleken:
- het bewezen verklaarde onder 2, 4 en 5 is met behulp van dit voorwerp begaan,
- het voorwerp behoort toe aan de verdachte dan wel aan de mededader,
- het voorwerp is bij gelegenheid van het onderzoek naar door de verdachte begane misdrijven aangetroffen,
- het voorwerp kan dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven.
De rechtbank is van oordeel dat het op de beslaglijst voorkomende voorwerp met nummer 4 (wapenstok, kleur zwart) dient te worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet en met het algemeen belang.
Voorts is uit het onderzoek op de terechtzitting het volgende gebleken:
- het bewezen verklaarde onder 1 en 4 is met behulp van dit voorwerp begaan,
- het voorwerp behoort toe aan de verdachte dan wel aan de mededader,
- het voorwerp is bij gelegenheid van het onderzoek naar door de verdachte begane misdrijven aangetroffen,
- het kan dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven.
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst voorkomende voorwerpen met nummer 5 (2 mutsen) dienen te worden verbeurd verklaard.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat het bewezen verklaarde onder 1, 2, 4, 5 en 6 met behulp van deze voorwerpen is begaan, en dat deze voorwerpen toebehoren aan de verdachte dan wel aan zijn mededader.
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst voorkomende voorwerpen met nummer 6 (2 paar handschoenen) dient te worden verbeurd verklaard.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat het bewezen verklaarde onder 6 met behulp van deze voorwerpen is begaan, en dat deze voorwerpen toebehoren aan de verdachte dan wel aan zijn mededader.
10. Vorderingen van de benadeelde partijen
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 2.000,00 aan immateriële schade die verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
De behandeling van de vordering van de benadeelde partij levert geen onevenredige belasting van het strafgeding op zodat de vordering in deze strafzaak kan worden behandeld.
Nu is komen vast te staan dat de benadeelde partij, als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen verklaarde strafbare feit 1, door de handelingen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot dit bedrag, kan de vordering tot € 2.000,00 worden toegewezen. Dit bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot de dag van algehele voldoening. De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 10.934,00 aan materiële schade die verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
De behandeling van de vordering van de benadeelde partij levert geen onevenredige belasting van het strafgeding op zodat de vordering in deze strafzaak kan worden behandeld.
Nu is komen vast te staan dat de benadeelde partij, als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen verklaarde strafbare feit 1, door de handelingen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot dit bedrag, kan de vordering tot € 10.934,00 worden toegewezen. Dit bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot de dag van algehele voldoening. De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 807,34 aan materiële schade en € 2.000,00 aan immateriële schade die verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
De behandeling van de vordering van de benadeelde partij levert deels geen onevenredige belasting van het strafgeding op zodat de vordering in deze strafzaak kan worden behandeld.
Gelet op de nadere verklaring van de benadeelde partij ter terechtzitting komen de volgende posten in aanmerking voor vergoeding: € 200,00 wegens vervanging telefoon, € 7,50 wegens vervanging bankpas en € 30,00 wegens afgegeven geld. De immateriële schadevergoeding kan worden toegewezen.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat de vordering toewijsbaar is tot een bedrag van
€ 2.237,50 . Nu is komen vast te staan dat de benadeelde partij, als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen verklaarde strafbare feit 2, door de handelingen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot dit bedrag, kan de vordering worden toegewezen tot een bedrag van € 2.237,50. Dit bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot de dag van algehele voldoening. De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het overige gedeelte van de vordering, nu dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan dit gedeelte van de vordering desgewenst aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 135,00 aan materiële schade en € 2.500,00 aan immateriële schade die verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
De behandeling van de vordering van de benadeelde partij levert deels geen onevenredige belasting van het strafgeding op zodat dat deel van de vordering in deze strafzaak kan worden behandeld. De bankpas kan worden vergoed tot een bedrag dat de rechtbank in redelijkheid vaststelt op € 9,75. De immateriële schade kan worden vergoed tot een bedrag dat de rechtbank in billijkheid vaststelt op € 750,00.
Nu is komen vast te staan dat de benadeelde partij, als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen verklaarde strafbare feit 4, door de handelingen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot dit bedrag, kan de vordering worden toegewezen tot een bedrag van € 759,75. De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het overige gedeelte van de vordering tot vergoeding van materiële schade (betreffende de bankpas en de verletkosten), nu dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Naar het oordeel van de rechtbank is dat deel van de vordering niet, dan wel onvoldoende onderbouwd.
De benadeelde partij kan dit gedeelte van de vordering desgewenst aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De rechtbank wijst de vordering van immateriële schade voor het overige af.
De benadeelde partij [slachtoffer 5] heeft vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 2.500,00 aan immateriële schade die verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
De behandeling van de vordering van de benadeelde partij levert deels geen onevenredige belasting van het strafgeding op zodat dat deel van de vordering in deze strafzaak kan worden behandeld. De schade kan worden vergoed tot een bedrag dat de rechtbank in billijkheid vaststelt op € 750,00.
Nu is komen vast te staan dat de benadeelde partij, als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen verklaarde strafbare feit 4, door de handelingen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot dit bedrag, kan de vordering worden toegewezen tot een bedrag van € 750,00. De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De rechtbank wijst de vordering voor het overige af.
De benadeelde partij [slachtoffer 6] heeft vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 7.559,89 aan materiële en immateriële schade die verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
De behandeling van de vordering van de benadeelde partij levert geen onevenredige belasting van het strafgeding op zodat dat deel van de vordering in deze strafzaak kan worden behandeld. Nu is komen vast te staan dat de benadeelde partij, als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen verklaarde strafbare feiten 5 en 6, door de handelingen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot dit bedrag, kan de vordering tot € 7.559,89 worden toegewezen. Dit bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot de dag van algehele voldoening. De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
11. Schadevergoeding als maatregel
De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregelen besloten omdat verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens de onder 10 genoemde slachtoffers
naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de in de rubriek BEWEZENVERKLARING respectievelijk onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 bewezen verklaarde strafbare feiten heeft toegebracht aan de benadeelde partijen. De rechtbank zal daarom schadevergoedingsmaatregelen opleggen aan de verdachte tot de toegewezen bedragen.
De toepassing van hechtenis, bij gebreke van voldoening van de verschuldigde bedragen, heft de opgelegde verplichtingen niet op.
12. Vorderingen tenuitvoerlegging voorwaardelijke straffen
De officier van justitie vordert dat de rechtbank zal gelasten dat de bij vonnis van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Haarlem van 14 oktober 2009 in de zaak met parketnummer 15.740214-09 aan de verdachte opgelegde straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd, alsnog zal worden ten uitvoer gelegd, op grond van het feit dat de verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde voor het einde van de proeftijd zich niet schuldig te zullen maken aan een strafbaar feit.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering gegrond, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat de verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde voor het einde van de proeftijd zich niet schuldig te zullen maken aan een strafbaar feit.
Daarom behoort de gevorderde tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde straf te worden gelast. De rechtbank wijst de vordering toe.
De officier van justitie heeft tevens gevorderd dat de rechtbank zal gelasten dat de bij vonnis van deze rechtbank van 15 december 2009 in de zaak met parketnummer 14.810328-09 aan de verdachte opgelegde straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd, alsnog zal worden ten uitvoer gelegd, op grond van het feit dat de verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde voor het einde van de proeftijd zich niet schuldig te zullen maken aan een strafbaar feit.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie deze vordering gewijzigd. Thans vordert hij dat deze vordering wordt afgewezen.
De rechtbank zal de tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijk opgelegde straf niet gelasten, nu de pleegdata van de thans bewezen verklaarde feiten zijn gelegen vóór aanvang van de proeftijd zoals opgelegd bij vonnis van 15 december 2009.
De rechtbank wijst de vordering dan ook af.
13. Toegepaste wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 47, 57, 282, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
14. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, en 6 ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek Bewezenverklaring aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven in de rubriek Bewezenverklaring bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek 'Strafbaarheid van het bewezen verklaarde' vermelde strafbare feiten.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) jaren.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd: de op de beslaglijst onder de nummers 1, 5 en 6 voorkomende voorwerpen.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van: het op de beslaglijst onder nummer 2 voorkomende voorwerp.
Verklaart onttrokken aan het verkeer: de op de beslaglijst onder de nummers 3 en 4 voorkomende voorwerpen.
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1], [adres en woonplaats], tot een bedrag van € 2.000,00 (twee duizend euro) als schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 november 2009 tot aan de dag van algehele voldoening.
De verdachte is niet tot betaling gehouden indien en voor zover het verschuldigde bedrag reeds door de mededaders is voldaan.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. De tot op heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] voornoemd, te betalen een som geld ten bedrage van € 2.000,00 (twee duizend euro als schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 november 2009 tot aan de dag van algehele voldoening, bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 30 (dertig) dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2], [adres en woonplaats], tot een bedrag van € 10.934,00 (tien duizend negen honderd vier en dertig euro) als schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 november 2009 tot aan de dag van algehele voldoening.
De verdachte is niet tot betaling gehouden indien en voor zover het verschuldigde bedrag reeds door de mededaders is voldaan.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. De tot op heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] voornoemd, te betalen een som geld ten bedrage van € 10.934,00 (tien duizend negen honderd vier en dertig euro) als schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 november 2009 tot aan de dag van algehele voldoening, bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 89 (negen en tachtig) dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3], [adres en woonplaats], tot een bedrag van € 2.237,50 (twee duizend twee honderd zeven en dertig euro en vijftig cent) als schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 november 2009 tot aan de dag van algehele voldoening.
De verdachte is niet tot betaling gehouden indien en voor zover het verschuldigde bedrag reeds door de mededader is voldaan.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. De tot op heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het overige gedeelte van de vordering.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] voornoemd, te betalen een som geld ten bedrage van € 2.237,50 (twee duizend twee honderd zeven en dertig euro en vijftig cent) als schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 november 2009 tot aan de dag van algehele voldoening, bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 32 (twee en dertig) dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4], [adres en woonplaats], tot een bedrag van € 759,75 (zeven honderd negen en vijftig euro en vijf en zeventig cent) als schadevergoeding.
De verdachte is niet tot betaling gehouden indien en voor zover het verschuldigde bedrag reeds door de mededaders is voldaan.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. De tot op heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het overige gedeelte van de vordering tot vergoeding van materiële schade.
Wijst de vordering tot vergoeding van het overige gedeelte van de immateriële schade af.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] voornoemd, te betalen een som geld ten bedrage van van € 759,75 (zeven honderd negen en vijftig euro en vijf en zeventig cent) als schadevergoeding, bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 15 (vijftien) dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5], [adres en woonplaats], tot een bedrag van € 750,00 (zeven honderd vijftig euro) als schadevergoeding.
De verdachte is niet tot betaling gehouden indien en voor zover het verschuldigde bedrag reeds door de mededaders is voldaan.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. De tot op heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Wijst de vordering voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5] voornoemd, te betalen een som geld ten bedrage van € 750,00 (zeven honderd vijftig euro) als schadevergoeding, bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 15 (vijftien) dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] tot een bedrag van € 7.559,89 (zeven duizend vijf honderd negen en vijftig euro en negen en tachtig cent) als schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 november 2009 tot aan de dag van algehele voldoening.
De verdachte is niet tot betaling gehouden indien en voor zover het verschuldigde bedrag reeds door de mededaders is voldaan.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. De tot op heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 6] voornoemd, te betalen een som geld ten bedrage van € 7.559,89 (zeven duizend vijf honderd negen en vijftig euro en negen en tachtig cent) als schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 november 2009 tot aan de dag van algehele voldoening, bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 72 (twee en zeventig) dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
Gelast de tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde gevangenisstraf voor de duur van 60 (zestig) dagen, opgelegd bij voormeld vonnis van 14 oktober 2009 in de zaak met parketnummer 15.740214-09 aldus dat die straf geheel wordt ten uitvoer gelegd.
Wijst af de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van deze rechtbank van 15 december 2009 in de zaak met parketnummer 14.810328-09 aan de verdachte voorwaardelijk opgelegde straf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.M. Devis, voorzitter,
mr. M.E. Francke en mr. N.W. Groenhart, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A. Huisman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 februari 2011.
Mr. Groenhart is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.