ECLI:NL:RBALK:2011:BQ0906

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
5 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14-810492-10
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot moord of doodslag in Den Helder

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 5 april 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot moord dan wel doodslag. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 20 juli 2010 in Den Helder, waar de verdachte naar verluidt met een vuurwapen op de benadeelde partij zou hebben geschoten. Tijdens de zitting op 22 maart 2011 heeft de rechtbank de verklaringen van de verdachte en getuigen gehoord, evenals de vordering van de officier van justitie.

De verdachte verklaarde dat hij op de avond van het incident door een automobilist was aangevallen, die hem met een pistool had beschoten. Getuigen bevestigden dat er een groep jongens aanwezig was en dat er een schot was gehoord. De politie vond op de plaats delict geen sporen die de verklaring van de verdachte konden ondersteunen, maar wel een handschoen en een t-shirt met bloedsporen die aan de verdachte konden worden gekoppeld. Het NFI concludeerde dat er een relatie was tussen de handschoen en een schietincident, maar dit bewijs was niet voldoende om de verdachte te veroordelen.

De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de benadeelde partij niet voldoende steun vond in ander bewijs en dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de poging tot moord of doodslag had gepleegd. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten. Tevens werd besloten dat de in beslag genomen goederen, waaronder kledingstukken, moesten worden teruggegeven aan de verdachte en de rechthebbende.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer: 14.810492-10 (P)
Datum uitspraak: 5 april 2011
TEGENSPRAAK
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats en geboortedatum],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het [adres en woonplaats].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
22 maart 2011.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van de verdachte, mr. S.D. Kurz, advocaat te Utrecht, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 20 juli 2010 in de gemeente Den Helder ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk (en met voorbedachten rade) [benadeelde partij] van het leven te beroven, met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg), één of meermalen met een pistool, althans een vuurwapen, (van zeer nabij) heeft geschoten naar en/of in de richting van die [benadeelde partij], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Vrijspraak
De zaak tegen de verdachte begint ermee dat de verdachte in de avond van 20 juli 2010 door de politie wordt aangetroffen op [straatnaam], kruisend met [straatnaam], te Den Helder. De verdachte heeft een schotverwonding aan zijn borst en hij verklaart daarover dat hij samen met [getuige 1] over een fietspad in Den Helder in de richting van Tuindorp liep, toen verdachtes op een pitbull lijkende witte hond de kruising over stak. Op dat moment kwam er een auto aanrijden en de bestuurder van die auto werd boos omdat hij moest remmen. Tussen de bestuurder en de verdachte ontstond daarop een vechtpartij. Tijdens dit gevecht trok de bestuurder een pistool waarmee hij op de verdachte schoot. De verdachte heeft verklaard dat de bestuurder een Antilliaanse man was die hij nooit eerder heeft gezien.
[Getuige 1] heeft een gelijkluidende verklaring afgelegd over de gebeurtenissen van die avond. Daarnaast hebben [getuige 1] en de verdachte verklaard dat de verdachte na de beschieting het t-shirt van [getuige 1] heeft aangetrokken omdat de verdachte die avond zelf geen t-shirt droeg en het koud kreeg.
Na uitgebreid onderzoek van de politie zijn op de door de verdachte en [getuige 1] genoemde plaats delict geen sporen aangetroffen. Wel is in de omgeving daarvan, in de berm van [straatnaam], door een speurhond een sporthandschoen aangetroffen. Ook werd langs de kant van een pad vanaf [straatnaam] een blauw t-shirt aangetroffen met een gaatje van ongeveer 6 centimeter onder de boord met daar omheen een rode vlek. Het NFI heeft nader onderzoek verricht. Op zowel de handschoen als het t-shirt is bloed aangetroffen waar DNA-profielen uit verkregen zijn. Deze DNA-profielen matchen met elkaar en met het DNA-profiel van de verdachte. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met de DNA-profielen van de verdachte is kleiner dan één op één miljard.
Daarnaast is onderzoek verricht naar de relatie tussen de handschoen en een schietproces. Het NFI heeft geconcludeerd dat op de bemonstering van de handschoen drie categorie A deeltjes zijn aangetroffen, waarmee een vrijwel zekere relatie tussen de handschoen en een schietproces wordt aangetoond. Ook is de binnenzijde van de handschoen bemonsterd, omdat dit de plaats is waar zich biologische contactsporen van de drager(s) kunnen bevinden. Van het DNA in deze bemonstering is een DNA-mengprofiel verkregen van een man en een vrouw waarmee het DNA-profiel van de verdachte matcht.
Mede naar aanleiding van CIE-informatie en door inzet van bijzondere opsporings-bevoegdheden wordt [benadeelde partij] als verdachte aangehouden. Deze heeft verklaard dat hij op 20 juli 2010 op [straatnaam] stond toen er een groep van vier of vijf jongens aan kwamen lopen. Één van die jongens betrof de verdachte. Door één van hen werd een hond vastgehouden. De verdachte [benadeelde partij] voornoemd, hierna kortweg: [benadeelde partij], heeft verklaard dat de verdachte naar hem toe liep en hem bedreigde terwijl hij zijn hand in een tas had gestoken waarin de achterkant van een vuurwapen te zien was. [Benadeelde partij] heeft de verdachte toen neergeschoten, waarna de verdachte ‘half op hem zou hebben teruggeschoten’.
De verklaring van [benadeelde partij] wordt in zoverre bevestigd doordat de [getuige 2] heeft verklaard dat zij een groepje van vijf tot zes donkere jongens [straatnaam] op zag lopen en dat een van de mannen een witte pitbullachtige hond bij zich had. Na ongeveer tien minuten werd de groep onrustig en hoorde de getuige een harde knal. De [getuige 3] heeft, 10 tot 20 minuten nadat zij [benadeelde partij] had horen zeggen dat hij even wegging, een knal gehoord, gevolgd door nog een knal. Zij keek over [straatnaam] in de richting van de [[straatnaam] waar de meeste mensen stonden. Zij hoorde toen dat een groepje jongens, waaronder een jongen met een pistool, was gekomen om ruzie te maken.
Ter terechtzitting heeft de verdachte, anders dan hij eerder bij de politie verklaarde, verklaard dat hij die avond in de buurt van [straatnaam] aanwezig is geweest.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte bekend is met [benadeelde partij]. Immers, op 24 januari 2010 heeft de vriendin van de verdachte, [naam], aangifte gedaan van eenvoudige mishandeling. Uit haar verklaring, gelezen in samenhang met de verklaring van [benadeelde partij], blijkt dat de verdachte getuige is geweest van dit incident. Ook de verdachte heeft, op die datum gehoord als getuige, verklaard dat hij het incident heeft meegemaakt en dat hijzelf aan het bekvechten is geweest met de ex-vriend van [naam].
Op grond van voornoemde feiten en omstandigheden acht de rechtbank het aannemelijk dat zich een incident heeft voorgedaan op [straatnaam] te Den Helder, waar de verdachte bij betrokken is geweest. De rechtbank acht het eveneens aannemelijk dat de verdachte heeft verklaard over een andere plaats delict en een andere schutter dan [benadeelde partij], omdat hij een reden had om te verbloemen wat er die avond precies is voorgevallen en met wie.
De rechtbank acht echter niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een poging tot moord of doodslag op [benadeelde partij]. De verklaring van [benadeelde partij] dat de verdachte ‘half op hem heeft teruggeschoten’, levert naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs op van de poging om opzettelijk en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg [benadeelde partij] van het leven te beroven. Voor de verklaring van [benadeelde partij] is geen steunbewijs aanwezig. Het feit dat in de nabijheid van de door de verdachte genoemde plaats delict een handschoen is gevonden waarmee een relatie met een schietincident kan worden aangetoond en waarop het bloed van de verdachte is aangetroffen, kan niet bijdragen aan het bewijs dat de verdachte met een vuurwapen heeft geschoten. Vast staat immers dat de verdachte zelf is geraakt door een kogel zodat de schotresten afkomstig kunnen zijn van dát schietproces.
De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van hetgeen hem ten laste is gelegd.
5. Beslag
De rechtbank is van oordeel, dat de blauwe spijkerbroek met riem en het schoeisel van het merk Nike, opgenomen onder de nummers 1 en 2 van de beslaglijst, dienen te worden teruggegeven aan de verdachte.
De rechtbank is tevens van oordeel, dat het zwarte t-shirt, opgenomen onder nummer 3 van de beslaglijst, dient te worden teruggegeven aan de rechthebbende, te weten [getuige 1]. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken, dat deze persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt.
6. Beslissing
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Gelast de teruggave aan de verdachte van:
- 1.00 STK Broek, Kl: Blauw, Spijker, met riem;
- 1.00 PR Schoesel, NIKE Basketbal.
Gelast de teruggave aan de rechthebbende, [getuige 1], van:
- 1.00 STK Shirt, Kl: Zwart, T-shirt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.H.B. Littooy, voorzitter,
mr. G.A.M. van Dijk en mr. L. Stevens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.M. ten Bos, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 april 2011.
mr. Stevens is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.