RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer : 14.810479.10 (P)
Datum uitspraak : 24 maart 2011
TEGENSPRAAK
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats en geboortedatum],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres en woonplaats]
thans gedetineerd in de P.I. Noord Holland Noord – HvB Zwaag.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 10 januari 2011 en 10 maart 2011.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. J.Y. Kuit, advocaat te Hoorn en door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is na wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd, dat
hij op of omstreeks 8 oktober 2010 en/of 9 oktober 2010 in de gemeente Hoorn opzettelijk (en met voorbedachten rade) [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg),
(meermalen) met zeer veel kracht op/tegen het hoofd en/of de borst en/of de buik en/of elders op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] gestompt en/of geslagen (met en/of tegen [een] object[en]) en/of geduwd en/of getrapt en/of geschopt en/of met haar lichaam gegooid (tegen [een] object[en]) en/of (een) object(en) tegen haar lichaam gegooid, althans heftig (uitwendig) (mechanisch) (botsend) geweld gepleegd/toegepast tegen het lichaam van die [slachtoffer],
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
Subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 oktober 2010 en/of 9 oktober 2010 in de gemeente Hoorn aan een persoon genaamd [slachtoffer] (te weten zijn echtgenote), opzettelijk (en met voorbedachte rade) zwaar lichamelijk letsel (te weten vele/meerdere ribbreuken en/of een verscheuring van de lever en/of de milt en/of de bijnier en/of de dunne darm en/of de weke delen in de buik en/of de linker longwortel), heeft toegebracht, door deze opzettelijk (en na kalm beraad en rustig overleg)
(meermalen) met zeer veel kracht op/tegen het hoofd en/of de borst en/of de buik en/of elders op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] te stompen en/of te slaan (met en/of tegen [een] object[en]) en/of te duwen en/of te trappen en/of te schoppen en/of met haar lichaam te gooien (tegen [een] object[en]) en/of (een) object(en) tegen haar lichaam te gooien, althans heftig (uitwendig) (mechanisch) (botsend) geweld toe te brengen,
terwijl dat feit de dood van die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Op 9 oktober 2010 in de vroege ochtend heeft de verdachte naar de 112 alarmlijn gebeld om te zeggen dat zijn vrouw gestorven is en hij hulp nodig heeft. In het emotionele en verwarde gesprek met de meldkamer zegt hij in de poolse taal dat hij denkt dat hij zijn vrouw heeft gedood.
Door ambulancebroeders wordt vervolgens in de woning van verdachte het levenloze lichaam van de echtgenote van verdachte aangetroffen. Bij sectie van het lichaam is vastgesteld dat het slachtoffer overleden is door uitgebreide inwendige letsels. Deze letsels zijn bij leven ontstaan door inwerking van heftig uitwendig mechanisch botsend geweld.
De verdachte heeft bij de politie en op de terechtzitting verklaard dat hij weet dat hij zijn vrouw in haar gezicht heeft geslagen en dat hij haar, terwijl zij uit haar neus bloedde, de douche in heeft geduwd en dat zij daarbij is gevallen.
De rechtbank dient te beoordelen of de tijdens de sectie bij het slachtoffer vastgestelde uitgebreide inwendige letsels waaraan het slachtoffer is overleden, door verdachte zijn toegebracht. De rechtbank dient, indien zij die vraag bevestigend beantwoordt, tenslotte te beoordelen hoe het door de verdachte toegepaste geweld dient te worden gekwalificeerd.
B. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de impliciet primair ten laste gelegde moord. De officier van justitie stelt zich voorts op het standpunt dat wettig en overtuigend bewezen is de impliciet primair ten laste gelegde doodslag.
C. Standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich in overeenstemming met de officier van justitie, op het standpunt dat niet bewezen kan worden dat verdachte met voorbedachten rade zou hebben gehandeld. De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte in een gemoedsopwelling heeft gehandeld zodat er geen sprake kan zijn moord.
De raadsman stelt zich voorts op het standpunt dat niet bewezen kan worden dat verdachte het opzet heeft gehad op de dood van zijn echtgenote. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat niets bekend is over de gedragingen van verdachte, die zouden hebben geleid tot het zware letsel waaraan zijn echtgenote is overleden en dat daardoor ook niets valt te zeggen over het opzet waarmee die gedragingen zouden zijn verricht, ook niet via de constructie van het voorwaardelijke opzet.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zijn echtgenote heeft mishandeld, met de dood als gevolg.
D. Beoordeling van de tenlastelegging door de rechtbank
1. Op 9 oktober 2010 te 07.02 uur heeft de verdachte deels in het pools de meldkamer gebeld via het alarmnummer 112. Uit een vertaling van deze melding is gebleken dat de verdachte tegen de centralist van de meldkamer heeft gezegd dat hij denkt dat hij zijn vrouw heeft gedood .
2. Verbalisanten [naam opsporingsambtenaar 1 en naam opsporingsambtenaar 2] zijn op 9 oktober 2010 te 07.19 uur gearriveerd op het adres van de verdachte aan [adres] te Hoorn. Op dit adres waren ambulancebroeders al ter plaatse die de dood van het slachtoffer [naam slachtoffer] al hadden vastgesteld. De ambulancebroeders hebben de verbalisanten op diverse blauwe plekken in het gezicht van het slachtoffer gewezen. De verbalisanten hebben geconstateerd dat de neus van het slachtoffer opgezwollen en bebloed was, dat haar ogen dicht zaten door zwelling en dat het haar van het slachtoffer was doordrenkt met bloed. Verbalisanten hebben in de woning diverse bloedsporen aangetroffen .
3. Op 9 en 10 oktober 2010 is de woning forensisch onderzocht. Tijdens dit onderzoek zijn op diverse plaatsen in de woonkamer, in de hal en in de douche bloedsporen aangetroffen. In de douche hingen een broek, een trui en een handdoek waarop bloed is aangetroffen. In de douche en onder tijdschriften in de tijdschriftenbak in de woonkamer werden delen van een kunstgebit aangetroffen. Op de bemonsterde gebitsdelen zat bloed.
Tussen de tafel en de bank stond een geopende fles jenever. Deze fles was ongeveer voor een derde gevuld. Op de fles zat bloed aan de bodemzijde en op de hals. In het bloed aan de onderzijde zaten haren.
Het slachtoffer werd naakt op de bank liggend in de woonkamer aangetroffen. Het haar van het slachtoffer zag eruit alsof het nat was geweest. Het hoofd van het slachtoffer hing deels naast de bank en onder het hoofd van het slachtoffer lag een door de vloerbedekking geabsorbeerd plasje bloed. Het gezicht van het slachtoffer was aan de rechterkant opgezwollen en blauw. Het rechter oog zat dicht. In en onder de neus zat bloed, evenals in en bij de mond. In de hals waren striemen zichtbaar. Kort samengevat zat het lichaam van het slachtoffer op nagenoeg alle ledematen onder de blauwe plekken, schaafwonden en andere verwondingen.
De forensisch opsporingsambtenaren achten het, gelet op de vergevorderde lijkstijfheid, waarschijnlijk dat het slachtoffer op de avond van 8 oktober 2010, dan wel vroeg in de nacht van 9 oktober 2010 is overleden.
De forensisch opsporingsambtenaren relateren voorts dat er geen aanwijzingen of sporen zijn aangetroffen, die er op wijzen dat derden zich onbevoegd de toegang tot de woning hebben verschaft .
4. De lijkschouwer drs G.C.J. Vogel heeft het vermoedelijk tijdstip van overlijden vastgesteld op 9 oktober 2010, ongeveer 04.00 uur .
5. Bij de sectie op het lichaam van het slachtoffer zijn er door de patholoog V. Soerdjbalie-Maikoe uitgebreide inwendige letsels waargenomen: vele ribbreuken en een inklapte rechter long, verscheuring van de lever over een groot traject, verscheuring van de milt, rechter bijnier en dunne darm. Verscheuring van de weke delen in de buik. Er waren tekenen van herseninklemming en vele bloeduitstortingen aan de binnenzijde van de schedelhuid. Voorts is door de patholoog op het hoofd van het slachtoffer een ruwwandige huidscheur ter lengte van 2 cm aangetroffen.
De patholoog anatoom komt tot de conclusie dat er sprake is van uitgebreide inwendige letsels, die bij leven waren opgeleverd door inwerking van heftig uitwendig mechanisch botsend geweld zoals bijvoorbeeld slaan, al dan niet met of tegen objecten of door inwerking van hoog energetisch trauma, zoals bijvoorbeeld in het kader van luchtvaart/verkeersongevallen kan worden opgeleverd. . De patholoog concludeert dat het intreden van de dood wordt verklaard door functieverlies van vitale organen (hersenen, rechter long) in combinatie met algehele weefselschade door bloedverlies. De geconstateerde bloeduitstortingen over het gehele lichaam en de hoofdwond waren bij leven opgeleverd door inwerking van mechanisch botsend geweld, zoals bijvoorbeeld door stoten, vallen of slaan. Indien deze letsels, in hetzelfde scenario als de eerder vermelde fatale letsels waren ontstaan, hebben deze letsels ook een indirecte bijdrage geleverd aan het intreden van de dood .
6. Op vragen van het Openbaar Ministerie heeft de forensisch adviseur E.M.J. van Ommeren nader geantwoord dat de inwendige letsels van het slachtoffer niet met het leven verenigbaar zijn. Voorts is door E.M.J. van Ommeren geantwoord dat de waargenomen verwondingen niet in een tijdslijn zijn te plaatsen en dat de gebroken ribben recent zijn veroorzaakt
7. De patholoog V. Soerdjbalie-Maikoe heeft op nadere vragen van de officier van justitie geantwoord dat er heftig geweld nodig is om dergelijke traumatische letsels, zoals bij het slachtoffer, te veroorzaken en dat er, gelet op de distributie van de letsels, meerdere geweldshandelingen nodig zijn om dergelijke letsels op te leveren. Zij concludeert dat vuistslagen niet voldoende zijn om dergelijke uitgebreide inwendige letsels te veroorzaken. De patholoog heeft voorts geantwoord dat de letsels niet kunnen zijn veroorzaakt door een val op een harde ondergrond .
8.Er is een wonddateringsonderzoek verricht waarbij vastgesteld is dat het letsel aan het hoofd vermoedelijk enige minuten to circa een half uur voor de dood werd opgelopen .
9. In zijn tweede verhoor heeft verdachte verklaard dat hij op 8 oktober om 12.00 is thuisgekomen en dat zijn vrouw lag te slapen. Aan het eind van de middag werd ze wakker en vroeg om geld voor alcohol. Verdachte heeft verklaard dat zijn vrouw toen al dronken was en dat hij had gezegd ”je krijgt niets”, maar dat hij haar uiteindelijk € 15,00 heeft gegeven, waarop zij naar de Vomar ging .
Op een in het huis van verdachte inbeslaggenomen kassabon van de Vomar is te zien dat op 8 oktober 2010 om 16.31 uur een fles wodka is afgerekend .
10. Op de inbeslaggenomen beelden van de bewakingscamera van de Vomar in Hoorn is op dat genoemde tijdstip te zien dat een vrouw die lijkt op het slachtoffer rechtstreeks vanaf de ingang naar de slijterij van de Vomar loopt en een fles met heldere vloeistof koopt.
Verbalisanten relateren dat zij het rechtergedeelte van het gezicht van de vrouw kunnen zien en dat daar geen letsel zichtbaar is. Het bewegingspatroon van de vrouw vertoont geen afwijkingen/bijzonderheden, waaruit enig letsel kan worden afgeleid .
11. In zijn vierde verhoor tegenover de politie heeft de verdachte verklaard dat hij op 8 oktober 2010 bij thuiskomst zijn vrouw dronken heeft aangetroffen. Om de verjaardag van zijn vrouw te vieren heeft hij samen met haar een paar borrels gedronken.
Op enig moment is tussen hen ruzie ontstaan omdat zijn vrouw opnieuw wodka wilde inschenken. De verdachte heeft verklaard dat hij haar in het gezicht heeft geslagen, iedere keer als zij om een glas wodka vroeg. Op een gegeven moment heeft de verdachte gemerkt dat zijn vrouw uit haar neus bloedde en heeft hij haar onder haar oksels naar de douche gedragen. Hij heeft haar in de douche geduwd en is weer naar de woonkamer gegaan. Kort daarop heeft hij een dof geluid gehoord in de douche. Verdachte is weer naar de douche gelopen en heeft daar zijn vrouw liggend op de grond in veel bloed aangetroffen. Verdachte zegt haar vervolgens naakt op de bank in de woonkamer te hebben neergelegd en een deken over haar heen te hebben gedaan. De verdachte is gaan slapen en heeft de volgende ochtend bemerkt dat zijn vrouw koud aanvoelde, waarna hij 112 heeft gebeld .
12. Op de terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat er ‘s nachts niemand bij hem en zijn vrouw in de woning is geweest..
Verdachte heeft ter zitting verklaard - letterlijk weergegeven- : ik was boos op haar omdat zij wodka ging halen en pas zondag de medicijnen in zou nemen die ze in [..] van de dokter had gekregen om te stoppen met drinken. We waren eerst aan het drinken en toen viel ze in slaap en toen werd ze wakker en zei ze “schenk nog maar een glaasje in” en dat kon ik niet. Ik kon niet meer luisteren naar wat ze zei. Ze heeft toen nog de fles wodka gepakt omdat ze zichzelf dan wou inschenken en toen gebeurde er iets met mij. Ik werd erg boos, ik wist niet meer wat ik deed.
Eerder ter terechtzitting heeft verdachte verklaard –letterlijk weergegeven-:
Ik dacht alleen maar aan mijn vrouw over het feit dat zij veel drinkt en ik was daar erg nerveus door, daar kwam nog bij dat ik mijn werk kwijtgeraakt was, Soms was ik zo nerveus dat ik niet eens kon ademhalen.
Ook heeft verdachte ter terechtzitting verklaard – letterlijk weergegeven-: Het enige dat ik mij kan herinneren is dat ik mijn vouw de badkamer in heb geduwd en ze viel tegen de wc-bril en de rest weet ik niet. Ik kan mij niet herinneren of ik haar nog geslagen heb in de badkamer.
Verdachte heeft ter zitting verklaard –letterlijk weergegeven: ik kan mij herinneren dat er een fles jenever stond, daar is die avond ook uit gedronken, ook door mij. Ik weet niet of er geslagen is met die fles jenever.
De rechtbank overweegt dat op grond van de hierbovenvermelde bewijsmiddelen het volgende vaststaat;
Het slachtoffer heeft in de nacht van 8 op 9 oktober 2010 in haar woning dusdanig ernstige inwendige letsels opgelopen dat ze hierdoor kort hierna gestorven is.
Nu de letsels in de woning zijn opgelopen, dient er van uitgegaan te worden dat deze letsels zijn ontstaan door inwerking van heftig mechanisch botsend geweld zoals bijvoorbeeld door slaan al dan niet met of tegen objecten en niet door energetisch geweld zoals in een verkeersongeval of een vliegongeval.
In de woning was afgezien van het slachtoffer, enkel verdachte aanwezig.
In de woning zijn vele bloedsporen aangetroffen alsmede een gebroken gebitsprothese van het slachtoffer.
Verdachte was heel erg boos door het excessieve drankgebruik van zijn vrouw.
Verdachte heeft die avond zelf ook alcohol gedronken.
Verdachte heeft erkend dat hij zich die avond agressief jegens zijn vrouw heeft gedragen door haar in het gezicht te slaan en haar de badkamer in te duwen.
Nu er geen enkele andere verklaring is gegeven of gebleken voor het ontstaan van de bij het slachtoffer aangetroffen dodelijke inwendige letsels, kan de rechtbank op grond van het bovenstaande alleen maar tot het oordeel komen dat het niet anders kan dan dat dit gewelddadige overlijden van het slachtoffer teweeg moet zijn gebracht door heftig mechanisch geweld, zoals bijvoorbeeld slaan al dan niet met of tegen objecten, en dat dit geweld moet zijn uitgeoefend door verdachte.
Weliswaar overweegt de rechtbank dat de exacte aard van de geweldshandelingen niet duidelijk is geworden. Maar gezien de aard van de verwondingen bij het slachtoffer kan er geen twijfel over bestaan dat de heftige geweldshandelingen zodanig moeten zijn geweest dat verdachte – als zijn opzet daar niet bewust op was gericht – in ieder geval de aanmerkelijke kans op overlijden van het slachtoffer bewust heeft aanvaard.
De omstandigheid dat de verdachte behoudens het slaan in het gezicht en het duwen in de badkamer van het slachtoffer geen herinnering lijkt te hebben aan de gebeurtenissen na het ontstaan van de ruzie, staat er niet aan in de weg dat de conclusie kan worden getrokken dat verdachte zijn echtgenote opzettelijk van het leven heeft beroofd.
De rechtbank verwerpt, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, het verweer van de raadsman dat er geen sprake kan zijn van opzet omdat niet bekend is welke gedragingen hebben geleid tot de dood van het slachtoffer.
De rechtbank is met de raadsman en de officier van justitie van oordeel dat de verdachte moet hebben gehandeld in een opwelling en dat er geen sprake is geweest van kalm beraad en rustig overleg, zodat er wel sprake is van doodslag, maar de rechtbank de verdachte zal vrijspreken voor de primair impliciet ten laste gelegde moord.
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij omstreeks 9 oktober 2010 in de gemeente Hoorn opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet meermalen heftig uitwendig mechanisch botsend geweld toegepast tegen het lichaam van die [slachtoffer], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
6. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Doodslag.
7. De strafbaarheid van de verdachte
De psycholoog drs. R.S. Turk heeft geadviseerd betrokkene voor het ten laste gelegde als volledig toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Verdachte is strafbaar nu ook overigens niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de verdachte zal veroordelen tot gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om bij de strafoplegging de verdachte een restje levensperspectief te gunnen.
De verdachte heeft zich in de echtelijke woning schuldig gemaakt aan doodslag op zijn echtgenote door zeer ernstig geweld op haar toe te passen, waardoor zij onder meer bijzonder ernstig inwendig letsel heeft bekomen, ten gevolge waarvan zij is overleden.
De verdachte heeft daarmee een einde gemaakt aan het leven van zijn vrouw, de moeder van hun beider dochter en de oma van hun beider kleinkind. Hij heeft haar het meest wezenlijke bezit, haar leven, ontnomen. Tevens heeft de verdachte hun dochter en overige nabestaanden onbeschrijfelijk veel leed toegebracht. .
Het opzettelijk benemen van het leven van een ander behoort tot de ernstigste delicten die onze rechtsorde kent.
Op een dergelijk feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Uit de forensisch psychologische beschouwing van de psycholoog drs. R.S. Turk komt naar voren dat verdachte kan worden omschreven als een passieve, weinig assertieve en emotioneel afhankelijke man. Hij heeft jarenlang veel moeten incasseren en kon geen kant op kon met zijn opgebouwde woede, frustratie en teleurstelling. Hij was een soort oppasser geworden voor zijn vrouw en wist in Nederland niet hoe hij professionele hulp moest inroepen. Door zijn katholieke geloof voelde hij zich verplicht zijn vrouw te steunen en bij haar te blijven. De psycholoog verbindt hieraan de conclusie dat het op grond daarvan voorstelbaar en invoelbaar is dat de situatie verdachte op enig moment teveel zou worden en dat het tot een impulsdoorbraak zou komen, waarbij verdachte verblind was door woede.
Ter zitting en uit de stukken is duidelijk geworden dat verdachte grote wroeging en verdriet ervaart.
Gelet op de persoon van de verdachte en de omstandigheden van het geval, met name het uitzichtloze drankmisbruik van het slachtoffer en het sociale isolement waarin verdachte en het slachtoffer verkeerden, ziet de rechtbank aanleiding de op te leggen gevangenisstraf te matigen.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de impliciet primair ten laste gelegde moord heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen, dat de verdachte de impliciet primair ten laste gelegde doodslag, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert het hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE vermelde strafbare feit.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 7 (ZEVEN) jaar.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. L. Jansen, voorzitter,
mr. G.F.H. Lycklama à Nijeholt en mr. J.N.A. Jolink, rechters,
in tegenwoordigheid van G.A.M. Delis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 maart 2011.
Mr J.N.A. Jolink is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.