ECLI:NL:RBALK:2011:BQ6473

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
21 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
128024
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over ontruiming van woning met betrekking tot een mondelinge huurovereenkomst

In deze zaak, die zich afspeelt in de Rechtbank Alkmaar, betreft het een kort geding waarin eisers, familieleden van gedaagden, een verbod vorderen op de ontruiming van een woning. De ontruiming is aangekondigd naar aanleiding van een verstekvonnis van de kantonrechter, waarbij eiser sub 1 is veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen 48 uur na betekening van het vonnis. De zaak is ontstaan uit een mondelinge huurovereenkomst die in de jaren '80 tot stand is gekomen tussen de moeder van gedaagde sub 2 en eiser sub 1. Na het overlijden van de moeder is de eigendom van de woning overgegaan op gedaagden, terwijl eiseres sub 2 de huurbetalingen heeft verricht.

Eisers stellen dat de dagvaarding voor de ontruimingsprocedure nietig was, omdat deze niet op het juiste adres is betekend. Eiser sub 1 heeft aangevoerd dat hij niet op de hoogte was van de procedure en daardoor geen verweer heeft kunnen voeren. Gedaagden hebben het verweer gevoerd dat zij dachten dat eiser sub 1 niet meer op het adres woonde waar hij ingeschreven stond en dat zij daarom een openbaar exploot hebben laten uitbrengen.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat gedaagden niet voldoende hebben gedaan om eiser sub 1 op de hoogte te stellen van de procedure. De rechter oordeelt dat het niet wenselijk is om de ontruiming door te zetten voordat de bodemrechter zich heeft uitgesproken over de verzetprocedure. De vordering van eisers wordt toegewezen, met een verbod op de ontruiming totdat er een uitspraak is gedaan in de verzetprocedure. Gedaagden worden veroordeeld in de kosten van het geding.

Uitspraak

RECHTBANK TE ALKMAAR
Sector civiel recht
CVZ/HW
KG nummer: 128024/KG ZA 11-118
datum: 21 april 2011
Vonnis van de voorzieningenrechter, rechtdoende in kort geding
in de zaak van:
1. eiser sub 1,
2. eiser sub 2,
beiden wonende te [woonplaats],
EISERS IN KORT GEDING,
advocaat mr. R.J. van Velzen te Alkmaar,
tegen:
1. [gedaagde sub 1],
2. [gedaagde sub 2],
beiden wonende te [woonplaats]
GEDAAGDEN IN KORT GEDING,
advocaat mr. J. de Haan te Alkmaar.
Partijen zullen verder worden genoemd "eisers" respectievelijk "gedaagden".
1. HET VERLOOP VAN HET GEDING
Ter terechtzitting van 11 april 2011 hebben eisers gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding.
Gedaagden hebben de vordering bestreden.
Na verder debat hebben partijen de stukken, waaronder van de zijde van eisers de originele dagvaarding en van beide zijden pleitnotities, overgelegd en vonnis gevraagd.
De inhoud van alle stukken wordt als hier ingelast beschouwd.
2. DE UITGANGSPUNTEN
2.1 Partijen zijn familie van elkaar. Eiseres sub 2 is de dochter van eiser sub 1. Eiser sub 1 en gedaagde sub 1 zijn broers. Gedaagde sub 2 is de echtgenote van gedaagde sub 1.
2.2 Tussen de moeder van gedaagde sub 2, [moeder gedaagde sub 2] (hierna: moeder van gedaagde sub 2) en eiser sub 1 is rond 1980 een mondelinge huurovereenkomst tot stand gekomen met betrekking tot de woning aan de [de woning] (hierna: de woning).
2.3 Na het overlijden van Moeder van gedaagde sub 2 is de eigendom van de woning met de daaraan verbonden huurovereenkomst overgegaan op gedaagden.
2.4 Sinds circa 2000 wordt de huur voor de woning voldaan aan gedaagden door eiseres sub 2.
2.5 Bij dagvaarding van 11 november 2010 hebben gedaagden als eisers tegen eiser sub 1 als gedaagde een ontruimingsprocedure ten aanzien van de woning aanhangig gemaakt bij deze rechtbank, sector kanton, locatie Alkmaar. In die procedure is eiser sub 1 niet verschenen en is tegen hem verstek verleend.
2.6 Op 2 maart 2011 heeft de kantonrechter de huurovereenkomst tussen eiser sub 1 en gedaagden ontbonden in een verstekvonnis. Eiser sub 1 is veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen 48 uur na betekening van het vonnis. Het vonnis is betekend op 15 maart 2011. De ontruiming is aangezegd tegen 14 april 2011. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.7 Deurwaarderskantoor Huting & Van der Meije heeft bij brief van 31 maart 2011 eiseres sub 2 aan het adres [de woning], meegedeeld dat bij exploot de ontruiming van de woning is aangezegd en dat deze ontruiming zal worden uitgevoerd op 14 april 2011. Zij wordt verzocht het gehuurde te ontruimen, haar inboedel af te voeren en de sleutels aan de verhuurder over te dragen.
3. DE VORDERING EN DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
3.1 Eisers vorderen - verkort weergegeven - dat het gedaagden verboden wordt de aangekondigde ontruiming te laten plaatsvinden voordat op het door eiser sub 1 in te stellen verzet zal zijn beslist, op straffe van een dwangsom en met veroordeling van gedaagden in de kosten van dit geding.
3.2 Eisers stellen dat de door gedaagden uitgebrachte dagvaarding van 11 november 2010 nietig was, omdat deze niet aan het adres is uitgereikt waarop eiser sub 1 in de Gemeentelijke Basisadministratie staat ingeschreven en waar hij ook feitelijk verblijft. Eiser sub 1 stelt dat hij daardoor niet van de dagvaarding op de hoogte is gekomen en geen verweer heeft kunnen voeren. Daarnaast voeren eisers aan dat gedaagden eiseres sub 2 helemaal niet in het geding hebben betrokken, terwijl zij ervan op de hoogte waren dat zij met haar vader woonachtig is in de woning in [woonplaats]. Voorts stellen eisers dat zij pas door de onder 2.7 genoemde brief van de deurwaarder aan eiseres sub 2 bekend geworden zijn met het vonnis. Zij voeren aan dat gedaagden niet een dusdanig spoedeisend belang hebben bij het voortzetten van de ontruiming op dit moment, dat zij niet de uitkomst van de nog aanhangig te maken verzetprocedure kunnen afwachten.
3.3 Gedaagden hebben verweer gevoerd. Voor zover voor de beslissing van belang zal daarop hierna nader worden ingegaan.
4.DE GRONDEN VAN DE BESLISSING
4.1 De vordering strekt tot een (tijdelijk) verbod op de tenuitvoerlegging van een vonnis van de kantonrechter van 2 maart 2011. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Een dergelijk verbod kan derhalve slechts worden gegeven indien gedaagden geen in redelijkheid te respecteren belang hebben om tot tenuitvoerlegging van het vonnis over te gaan. Dit kan het geval zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust, of indien de executie op grond van na het vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van eiser sub 1een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor onverwijlde tenuitvoerlegging van de beschikking niet kan worden aanvaard.
4.2 Door eiser sub 1 is betoogd dat het vonnis berust op een juridische misslag aangezien de inleidende dagvaarding voor de ontruimingsprocedure nietig was. Daartoe heeft hij aangevoerd dat het exploot openbaar is uitgebracht terwijl hij woont in [woonplaats] en in de GBA ook staat ingeschreven op dat adres. Ook zijn bedrijf staat bij de Kamer van Koophandel geregistreerd op dit adres, aldus eiser sub 1.
4.3 Door gedaagden is erkend dat zij voor de inleidende dagvaarding voor de ontruimingsprocedure een openbaar exploot hebben doen uitbrengen. Als reden daarvoor hebben zij aangevoerd dat het voor hen wel vaststaat dat eiser sub 1 feitelijk niet meer in [woonplaats] woont, maar dat hij is ingetrokken bij zijn vriendin ergens in [woonplaats vriendin]n, van wie zij niet over een adres beschikken. Namens hen is betoogd dat in de jurisprudentie reeds is uitgemaakt dat een openbaar exploot een geldige wijze van betekening is in het geval iemand nog wel ingeschreven staat op een bepaald adres, maar bij de eisende partij bekend is dat hij daar feitelijk niet meer woonachtig is. Ten aanzien van eiseres sub 2 hebben zij aangevoerd dat zij haar bewust niet in de procedure betrokken hebben omdat zij geen huurder is van de woning.
4.4 De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Vaststaat dat gedaagden op geen enkele wijze getracht hebben de inleidende dagvaarding voor eiser sub 1 in de kantonprocedure aan hem te doen betekenen op het adres waarop hij in de GBA staat ingeschreven. Om die reden kan thans ook niet vastgesteld worden of de dagvaarding eiser sub 1 op die manier niet zou hebben bereikt. Gedaagden hebben als reden voor hun handelwijze aangegeven dat voor hen wel vaststaat dat eiser sub 1 tegenwoordig helemaal niet meer in [woonplaats] woont, maar bij zijn vriendin woont in [woonplaats vriendin]. In dat geval had het echter op de weg van gedaagden gelegen alles in het werk te stellen de precieze verblijfplaats van eiser sub 1 te achterhalen teneinde hem op zijn werkelijke verblijfadres te dagvaarden. Vooral nu dit geschil zich in de familiekring afspeelt, had het voor gedaagden mogelijk geweest moeten zijn om het bewuste adres te achterhalen. Nu vast staat dat zij dit niet hebben gedaan en er uitsluitend een openbaar exploot is uitgebracht, kan in dit kort geding niet worden uitgesloten dat de bodemrechter in de verzetzaak, indien hij bekend zal worden met deze omstandigheden, alsnog zal oordelen dat aan de inleidende dagvaarding een gebrek kleeft dat met nietigheid wordt bedreigd.
4.5 Onder die omstandigheden acht de voorzieningenrechter het niet wenselijk dat de ontruiming thans wordt doorgezet, terwijl het debat in de bodemzaak feitelijk nog niet is gevoerd. De vordering van eisers is derhalve toewijsbaar, met dien verstande dat de voorzieningenrechter aanleiding ziet de gevorderde dwangsom te matigen.
4.6 Gedaagden zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
5. DE BESLISSING
De voorzieningenrechter:
- verbiedt gedaagden de aangekondigde ontruiming van de door hen verhuurde woning aan het adres [de woning] op 14 april 2011, te doen plaatsvinden totdat vonnis gewezen is in de nog door eiser sub 1 aanhangig te maken verzetprocedure tegen het verstekvonnis van 2 maart 2011, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50.000,--;
- veroordeelt gedaagden in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van eisers begroot op € 348,81 aan verschotten en op € 816,- aan salaris advocaat;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- weigert de meer of anders gevorderde voorziening.
Gewezen door mr. H. Warnink, voorzieningenrechter van de Rechtbank te Alkmaar en uitgesproken door mr. J. Blokland ter openbare terechtzitting van 21 april 2011 in tegenwoordigheid van C. Vis-van Zanden, griffier.
U kunt tegen dit vonnis in hoger beroep gaan bij het Gerechtshof te Amsterdam. U dient dit hoger beroep in te stellen binnen vier weken na de dag van de uitspraak.
Het beroep moet namens u worden ingesteld door een advocaat. Als u in aanmerking wilt komen voor door de overheid (gedeeltelijk) gefinancierde rechtsbijstand, dan kan uw advocaat daartoe namens u een verzoek indienen bij de Raad voor de Rechtsbijstand.
Afhankelijk van de draagkracht wordt een zogenaamde toevoeging verstrekt onder oplegging van een eigen bijdrage. Die bijdrage is afhankelijk van de hoogte van de draagkracht.
Als het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, dan geldt het vonnis al wel, zolang op het (eventuele) beroep niet is beslist.