ECLI:NL:RBALK:2011:BQ6879

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
1 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
128560-KG ZA 11-150
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering gemeente Graft-De Rijp tegen Europarcs inzake bouwverkeer en ontsluiting

In deze zaak heeft de gemeente Graft-De Rijp een kort geding aangespannen tegen Europarcs Villapark De Rijp B.V. met als doel Europarcs te verbieden gebruik te maken van de bestaande wegen voor bouwverkeer. De gemeente vorderde dat Europarcs uitsluitend gebruik zou maken van een nieuw aan te leggen ontsluitingsweg. De voorzieningenrechter heeft op 1 juni 2011 uitspraak gedaan. De gemeente stelde dat er een overeenkomst was waarin was vastgelegd dat het bouwverkeer niet via de bestaande wegen mocht plaatsvinden. Europarcs betwistte deze claim en voerde aan dat er geen haalbare alternatieven waren voor het bouwverkeer. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gemeente niet kon aantonen dat er een bindende afspraak was gemaakt over het gebruik van de bestaande wegen. De rechter concludeerde dat Europarcs, gezien de omstandigheden, niet kon worden verboden om de bestaande infrastructuur te gebruiken voor de aan- en afvoer van materialen. De vordering van de gemeente werd afgewezen, en de gemeente werd veroordeeld in de kosten van het geding. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de gemeente om haar verplichtingen uit de samenwerkingsovereenkomst serieus te nemen en om Europarcs in staat te stellen haar bouwactiviteiten voort te zetten.

Uitspraak

RECHTBANK TE ALKMAAR
Sector civiel recht
CVZ/AS
KG nummer: 128560/KG ZA 11-150
datum: 1 juni 2011
Vonnis van de voorzieningenrechter, rechtdoende in kort geding
in de zaak van:
de publiekrechtelijke rechtspersoon DE GEMEENTE GRAFT-DE RIJP,
zetelende te De Rijp,
EISERES IN KORT GEDING,
advocaat mr. O.H. Minjon te Opmeer,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EUROPARCS VILLAPARK DE RIJP B.V.,
gevestigd te Lochem,
GEDAAGDE IN KORT GEDING,
advocaat mr. T.E.P.A. Lam te Nijmegen.
Partijen zullen verder worden genoemd "de gemeente" respectievelijk "Europarcs".
1. HET VERLOOP VAN HET GEDING
Ter terechtzitting van 23 mei 2011 heeft de gemeente gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding.
Europarcs heeft de vordering bestreden.
Na verder debat hebben partijen de stukken, waaronder van de zijde van de gemeente de originele dagvaarding en van beide zijden pleitnotities, overgelegd en vonnis gevraagd.
De inhoud van alle stukken wordt als hier ingelast beschouwd.
2. DE UITGANGSPUNTEN
2.1 Europarcs is eigenaar van de percelen grond waarop camping 't Rietbosch is gelegen, aan de [adres 1] te Oost Graftdijk.
2.2 Voordat Europarcs tot aankoop van de percelen is overgegaan heeft zij de gemeente gevraagd of de gemeente bereid was planologische medewerking te verlenen aan de herontwikkeling van de camping tot een bungalowpark door de bouw van 266 recreatiewoningen op die percelen.
2.3 De gemeente heeft zich bereid verkaard daaraan haar medewerking te verlenen. Vervolgens heeft Europarcs de percelen aangekocht en in 2006 de voor de transformatie van camping naar villapark benodigde vergunningen aangevraagd.
2.4 Tegen de plannen van Europarcs is een groot aantal zienswijzen ingediend door de bewoners van Oost Graftdijk en West Graftdijk. De bewoners hebben daarin tot uitdrukking gebracht dat het verkeer van en naar de camping over de bestaande smalle dijkweg door de dorpskernen als een probleem werd ervaren en dat men vreesde dat de belasting van de bestaande infrastructuur door de realisatie van de plannen van Europarcs verder zou toenemen. Onder invloed van deze stellingname hebben partijen het plan opgevat de ontsluiting van het villapark via een alternatief tracé te regelen.
2.5 Tussen partijen is lange tijd onderhandeld over een samenwerkingsovereenkomst. In een conceptversie van de overeenkomst van 6 december 2007 was onder meer het volgende opgenomen:
Artikel 8 Bouwverkeer
1. de Ontwikkelaar verplicht zich jegens de Gemeente om - zodra dat mogelijk is - al het bouwverkeer van en naar het Plangebied uitsluitend te laten plaatsvinden via (het berijdbare tracé van) de nieuwe ontsluitingsweg en/of een tijdelijke ontsluiting (bouwweg) via de N 244, teneinde de dorpskernen West- en Oost Graftdijk te ontzien.
2. Partijen zullen zich gezamenlijk inspannen met betrekking tot de spoedige tracékeuze voor en realiseren van de nieuwe ontsluitingsweg.
3. De Gemeente zal zich inspannen voor het verkrijgen van de benodigde vergunningen en toestemmingen met betrekking tot voormelde tijdelijke ontsluiting van de N 244 t.b.v. het bouwverkeer.
4. Indien ondanks de inspanningen van Partijen niet of niet-tijdig door de Ontwikkelaar kan worden beschikt over een ontsluiting voor het bouwverkeer van en naar het Plangebied als bedoeld in de leden 1 en 2, zullen Partijen ter zake nader overleg plegen omtrent de dan nog mogelijke alternatieven. De Ontwikkelaar is alsdan gehouden om in ieder geval te onderzoeken of (gedeeltelijke) aanvoer van materiaal en materieel over het water economisch en verkeerstechnisch aanvaardbaar is.
5. Indien Partijen moeten concluderen dat er geen haalbare alternatieven voor het bouwverkeer aanwezig zijn, zal de Ontwikkelaar er voor zorg dragen, dat het bouwverkeer van en naar het Plangebied uitsluitend plaatsvindt:
- via de route: N 244, Zuiddijk, Kamerhop, Oostgraftdijk, [adres 1] (v.v.);
- met inachtneming van de op die route geldende asdruk- en snelheidsbeperkingen. "
2.6 Op 9 juli 2008 is de definitieve tekst van de samenwerkingsovereenkomst door partijen ondertekend. Het hiervoor aangehaalde vijfde lid van artikel 8 is in de definitieve versie geschrapt. Voorts houdt de samenwerkingsovereenkomst onder meer het volgende in:
"Artikel 21: BIJZONDERE OMSTANDIGHEDEN
(...)
3. Voor het geval er - om welke redenen dan ook - vóór 1 januari 2010 geen onherroepelijke planologische inpassing plaats kan vinden c.q. plaatsvindt met betrekking tot enig tracé voor de ontsluitingsweg en voor partijen (vrijwel) vaststaat dat die planologische inpassing alsdan ook binnen afzienbare tijd niet te verwachten is, zullen partijen (...) met elkaar in overleg treden ter vaststelling van een redelijke en billijke, door de Ontwikkelaar aan de Gemeente te betalen contante vergoeding."
2.7 Op 12 oktober 2008 heeft de gemeente vrijstelling ex artikel 19 WRO verleend en een bouwvergunning verleend.
2.8 Op 12 december 2008 heeft Europarcs een tijdelijke ontheffing van het bestemmingsplan en een tijdelijke bouwvergunning ten behoeve van de ontsluitingsweg aangevraagd. Deze tijdelijke ontheffing en de tijdelijke bouwvergunning zijn op 6 mei 2009 door de gemeente verleend.
2.9 In de vergadering van 17 december 2009 heeft de gemeente een besluit genomen over de definitieve ontsluitingsweg van de projectlocatie.
2.10 Op 6 januari 2010 heeft de rechtbank, sector bestuursrecht, het besluit waarin de tijdelijke ontheffing en tijdelijke bouwvergunning aan Europarcs waren verleend voor de aanleg van de tijdelijke ontsluitingweg voor het bouwverkeer, vernietigd.
2.11 Op 22 september 2010 zijn het vrijstellingsbesluit en de bouwvergunning onherroepelijk geworden. Europarcs is gestart met de voorbereiding van de bouw en het bouwrijp maken van het terrein.
2.12 Europarcs laat thans de benodigde materialen via een nabij gelegen water aanvoeren, waarna het nog zo'n anderhalve kilometer over de weg vervoerd moet worden, ongeveer de helft van deze afstand door de dorpskernen. Voor dat vervoer heeft zij een tijdelijke ontheffing aangevraagd bij de gemeente om met zwaardere vervoermiddelen gebruik te mogen maken van de bestaande weg, zodat de vervoersbewegingen beperkt zouden kunnen worden, maar die ontheffing is door de gemeente geweigerd.
2.13 De planologische inpassing van het definitieve tracé heeft nog niet plaatsgevonden.
3. DE VORDERING EN DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
3.1 De gemeente vordert - verkort weergegeven - primair dat het Europarcs verboden wordt om materiaal of materieel ten behoeve van de bouw of het bouwrijp maken aan te (laten) voeren naar de projectlocatie anders dan via een nieuw aan te leggen ontsluitingsweg.
Subsidiair vordert de gemeente een zelfde verbod voor Europarcs zolang Europarcs geen onderzoek heeft gedaan naar de mogelijkheid om genoemd materiaal en materieel over het water aan te voeren naar genoemde projectlocatie en de economische en verkeerstechnische haalbaarheid van die optie.
Een en ander telkens op straffe van een dwangsom en met veroordeling van Europarcs in de kosten van dit geding.
3.2 Primair legt de gemeente aan haar vordering ten grondslag dat partijen zijn overeengekomen dat de bestaande wegen niet gebruikt kunnen worden voor het bouwverkeer en dat het bouwterrein ontsloten dient te worden via een tijdelijke of permanente nieuwe ontsluiting.
3.3 Subsidiair stelt de gemeente dat Europarcs gehouden is om het bouwverkeer uitsluitend af te wikkelen over een nieuw aan te leggen tracé en dat onder voorwaarden alleen tot een andere ontsluiting kan worden gekomen op basis van een akkoord over een alternatief tracé, waarbij geldt dat in eerste instantie sprake dient te zijn van een ontsluiting via het water, tenzij dit economisch en verkeerstechnisch onhaalbaar is.
3.4 Meer subsidiair is de gemeente van opvatting dat Europarcs in de geschetste omstandigheden aan de samenwerkingsovereenkomst geen recht kan ontlenen op onsluiting via de bestaande wegen, omdat Europarcs geen gebruik heeft gemaakt van de haar geboden mogelijkheid om vóór de aanvang van de bouwwerkzaamheden een (tijdelijke) ontsluitingweg te realiseren. De gemeente stelt dat dat zij tijdig een voorlopige ontheffing voor de aanleg van een tijdelijke ontsluitingsweg heeft verleend, maar dat Europarcs daarvan geen gebruik heeft willen maken. Dat het inmiddels niet meer mogelijk is gebruik te maken van die tijdelijke ontheffing omdat de rechtbank het besluit van de gemeente op 6 januari 2010 heeft vernietigd, dient onder die omstandigheden voor risico van Europarcs te komen, aldus de gemeente.
3.5 Nog meer subsidiair is de gemeente van opvatting dat het Europarcs hoe dan ook niet kan worden toegestaan om voor de aan- en afvoer van materiaal en materieel gebruik te maken van de bestaande infrastructuur, omdat dit een smalle dijkweg betreft die niet geschikt is voor intensief gebruik en zwaar verkeer. Inmiddels is er wat betreft het definitieve tracé van een nieuwe ontsluitingsweg een voorontwerp bestemmingsplanwijziging opgesteld, dat in de raadsvergadering van 7 juli 2011 zal worden besproken en zo mogelijk vastgesteld, waarna het spoedig ter visie gelegd kan worden. Uit een en ander volgt volgens de gemeente dat het gewijzigde bestemmingsplan uiterlijk in het najaar van 2011zal kunnen worden vastgesteld. De gemeente meent dat Europarcs, indien zij geen alternatief heeft, tot het najaar moet wachten met haar verdere bouwactiviteiten.
3.6 Europarcs heeft de vorderingen bestreden op gronden die hierna nog aan de orde zullen komen.
4. DE GRONDEN VAN DE BESLISSING
De primaire grondslag
4.1 Deze grondslag faalt. Reeds uit de tekst van art. 8 lid 1 is af te leiden dat partijen er steeds rekening mee gehouden hebben dat de beoogde alternatieve ontsluitingweg niet op tijd klaar zou zijn. Europarcs heeft verklaard dat partijen er vanuit gingen dat zij tot die tijd gebruik kon maken van de bestaande weg en heeft in dat verband onder meer gewezen op het oorspronkelijk als lid 5 aan art 8 toegevoegde 'vangnet-artikel'. Zij heeft onweersproken aangevoerd dat deze bepaling op verzoek van de gemeente in de definitieve versie niet is gehandhaafd, omdat de verkeersbewegingen de gemoederen binnen de gemeente behoorlijk bezig hielden en de bepaling te expliciet werd geacht. In plaats daarvan is art. 21 in de overeenkomst opgenomen. Europarcs heeft ter onderbouwing van haar verweer onder meer gewezen op de als producties door haar in het geding gebrachte verklaringen van [naam 1] en de heer [naam 2].
4.2 De verklaring van de heer [naam 2] houdt - voor zover hier van belang - het volgende in:
"1. Eind 2006 ben ik door het gemeentebestuur van Graft-De Rijp ingehuurd om tijdelijk en parttime te voorzien in de vacature beleidsmedewerker ruimtelijke ordening. Die inhuur werd op mijn verzoek begin 2009 beëindigd in verband met andere opdrachten.
2. belangrijk onderdeel van mijn werkzaamheden betrof de behandeling van de bouwaanvraag van Europarcs voor het bouwen van 266 recreatiewoningen op de projectlocatie. Dat bouwplan was in strijd met het toen vigerende bestemmingsplan, maar het toenmalige VVD/CDA-college wilde via een artikel 19 WRO-vrijstelling medewerking verlenen aan dat plan, ondanks een sterke oppositie vanuit de groep permanente bewoners en recreanten op de projectlocatie en een sterke oppositie vanuit de omgeving.
3. Daarenboven was het zo dat de coalitiepartijen in de gemeenteraad - als bevoegd orgaan om de artikel 19 (lid1) -vrijstelling te verlenen - een krappe meerderheid (7 tegen 6 zetels) hadden, maar dat het in dit dossier bovendien onzeker was of het college door alle 'eigen' raadsleden zou worden gesteund. De behandeling van de betreffende bouwaanvraag geschiedde dan ook met de nodige omzichtigheid 'in alle richtingen'. (...)
17. De namens de gemeente ingediende eis wordt o.a. onderbouwd door een vergelijking van één van de conceptversies met de definitieve versie van de Samenwerkingsovereenkomst. In laatstgenoemde versie ontbreekt dan het 5e lid van artikel 8, waarin expliciet staat vermeld dat bij het ontbreken van haalbare alternatieven voor het bouwverkeer er binnen de geldende asdruk- en snelheidsbeperkingen gebruik zou worden gemaakt van de route over de Kamerhop en Kanaaldijk.
18. In mijn herinnering is dat lid door de gemeente geschrapt, omdat die te expliciet zou zijn als 'vangnet'. In de gesprekking die ik met de heer [naam 3] en later ook met [naam 1] heb gevoerd in de aanloop naar de uiteindelijke samenwerkingsovereenkomst, is van de zijde van Europarcs steeds de nadruk gelegd op het aanbrengen van een vangnet. Mede gelet op de kritische omgeving wenste Europarcs uitdrukkelijk rekening te houden met een scenario waarin niet, althans niet-tijdig van een tijdelijke bouwweg of van een definitieve ontsluiting gebruik zou kunnen worden gemaakt.
19. Die "vangnetconstructie" heb ik overigens ook al in mijn memo van 20 november 2007 aan het college van B&W vermeld. Die memo - opgesteld ten behoeve van de verdere contractuele uitwerking - heb ik nog in mijn archief, zodat ik uit die memo als volgt kan citeren:
"Tot slot is gesproken over een "vangnetconstructie"voor het geval de ontsluitingsweg onverhoopt niet kan worden gerealiseerd. In dat geval zou er toch sprake moeten zijn van een financiële bijdrage van Europarcs aan de gemeente (verkeersveiligheid). Het voorstel van dhr. Vos is om hiervoor geen bedrag op te nemen in het contract, maar een verplichting daarover dan naar bevind van zaken nader te onderhandelen "naar billijkheid en redelijkheid", indachtig de strekking (incl. financiële paragraaf) van de overeenkomst.
20. Ik meen me te kunnen herinneren dat er vervolgens 2 of 3 versies van de samenwerkingsovereenkomst ter beoordeling aan het college zijn voorgelegd. De opmerkingen van beide contractspartijen zijn uiteindelijk door [naam 1] en mijzelf verwerkt in de definitieve, inmiddels ondertekende versie.
21. Zoals ik me ook kan herinneren is de "vangnet"-constructie in het contract - weliswaar minder expliciet dan in een eerder concept - wel opgenomen gebleven. De tekst van het 4e lid van artikel 8 noodzaakt weliswaar tot gedegen beoordeling van het alternatief 'transport over water', maar sluit andere alternatieven immers niet uit. Daarnaast is de voorwaarde "- zodra dat mogelijk is -" in lid 1 van artikel 8 naar mijn mening bewust opgenomen met het oog op eventuele (procedurele) vertragingen."
4.3 De verklaring van [naam 1] houdt voor zover hier van belang het volgende in:
"De regeling van het bouwverkeer
Wat het bouwverkeer betreft is het naar mijn stellige overtuiging de bedoeling van partijen geweest dat het bouwverkeer "zodra dat mogelijk is" uitsluitend zou plaatsvinden via een alternatief tracé. Op instigatie van Europarcs is uitdrukkelijk in artikel 8 lid 1 opgenomen de frase "zodra dat mogelijk is" zulks om niet de optie van de bestaande ontsluitingsweg uit te sluiten, zolang er nog geen alternatief zou zijn. In artikel 8 lid 4 is een overlegplicht neergelegd ingeval niet of niet tijdig een alternatief tracé voor het bouwverkeer beschikbaar zou zijn. Dat overleg zou naar de bedoeling van partijen geen alternatief uitsluiten, dus evenmin de bestaande ontsluitingsweg, maar dan zou wel de optie van vervoer over het water de voorkeur verdienen, mits dat economisch en verkeerstechnisch aanvaardbaar zou zijn. Wat dat laatste betreft is ook namens de gemeente uitgesproken dat die optie "fysiek eigenlijk niet uitvoerbaar is". Het aanvankelijk in een conceptversie uit 2007 opgenomen artikel 8 lid 5, is uit de definitieve versie van 2008 geschrapt omdat partijen al in artikel 21 lid 3 van de samenwerkingsovereenkomst een vangnetregeling hadden getroffen, waarbij in eerste instantie expliciet in de conceptversie van 2007 was bepaald dat Europarcs, bij gebreke aan een alternatief tracé, de gemeente een redelijke vergoeding zou betalen ter verbetering van de bestaande ontsluitingsweg. Op verzoek van de gemeente is die koppeling van de vergoeding aan de bestaande ontsluitingsweg in de definitieve versie van 2008 c.q. artikel 21 lid 3 louter losgelaten om de gemeente meer bestedingsvrijheid te gunnen. Zij wilde niet zonder meer verplicht worden om die vergoeding aan te wenden voor een structurele verbetering van de bestaande ontsluitingsweg."
4.4 In het licht van de hiervoor aangehaalde passages is niet vol te houden dat partijen zijn overeengekomen dat ontsluiting van de bouwlocatie hoe dan ook alleen via een alternatief tracé zou mogen plaatsvinden. Uit deze passages, gelezen in samenhang met de inhoud van de samenwerkingsovereenkomst, kan immers geen andere conclusie worden getrokken dan dat in die overeenkomst wel degelijk is onderkend dat de mogelijkheid zich kan voordoen dat Europarcs voor haar bouwverkeer is aangewezen op gebruik van bestaande wegen. Het uiteindelijk geschrapte 5e lid van artikel 8 schreef zelfs een route voor. Tevens komt uit de hiervoor aangehaalde passages voldoende naar voren dat die bepaling om politieke redenen is geschrapt, maar dat daaraan niet de gedachte ten grondslag lag dat die route dan niet langer aangewezen zou zijn, laat staan dat Europarcs met de realisatie van de bouw zou moeten wachten totdat een alternatief tracé zou zijn gerealiseerd. De in artikel 21 derde lid van de overeenkomst opgenomen betalingsverplichting strekt immers juist ter compensatie voor de extra kosten van wegonderhoud die door gebruik van bestaande wegen voor de gemeente zouden ontstaan en weerlegt daarmee de door de gemeente verdedigde uitleg van de overeenkomst.
De subsidiaire grondslag
4.5 Ook deze grondslag faalt. Voor zover in het algemeen de eis gesteld wordt dat partijen een accoord moeten bereiken over een ander dan een nieuw aan te leggen tracé stuit het af op het voorgaande. Voor zover de eis wordt gesteld dat eerst onderzoek moet plaatsvinden naar de haalbaarheid van ontsluiting via het water, geld het volgende.
4.6 Door Europarcs is gemotiveerd aangevoerd dat zij die mogelijkheid inmiddels heeft onderzocht en dat is gebleken dat vervoer over water niet mogelijk is en ook economisch en verkeerstechnisch niet haalbaar is. In de waterweg ligt een lastige bocht, het water is te ondiep is en de oever dicht bij het park is niet geschikt om te lossen.
4.7 Verder heeft Europarcs heeft gewezen op een door haar overgelegd verslag van een bespreking die op 24 januari 2011 tussen partijen heeft plaatsgevonden en waarin onder meer het volgende is opgenomen:
(...) In dit kader [ontsluiting, vzr] wordt ook de mogelijkheid van een loswal besproken, waarbij duidelijk wordt, dat m.n. van de zijde van de provincie het e.e.a. niet met de hoogste prioriteit wordt behandeld. Dit blijkt ook uit een brief die Europarcs via DuraVermeer van de zijde van de provincie heeft ontvangen. Wethouder [naam 4] gaf aan dat de aanvoer per schip via de loswal fysiek eigenlijk niet uitvoerbaar is en [naam 5] voegde daaraan ook nog toe, dat er nog meer vergunningen voor die loswal nodig zijn met het risico van bezwaarmakers (vertragingen). Gelet op de geluiden die Europarcs vanuit het provinciehuis hebben bereikt, is het sterk twijfelachtig of de provincie wel een ontheffing zal verlenen. In ieder geval maakt de provincie er geen enkele haast mee."
Uit deze passage blijkt dat de gemeente zelf ook van mening was dat vervoer over het water geen reële mogelijkheid was. Gelet daarop kan zij nu niet volhouden dat de loswal als alternatief voldoende perspectief biedt om nog nader te worden onderzocht.
De meer subsidiaire grondslag
4.8 Ook het betoog van de gemeente dat Europarcs aan de samenwerkingsovereenkomst geen rechten kan ontlenen omdat zij geen gebruik heeft gemaakt van de eerder verleende tijdelijke ontheffing en tijdelijke bouwvergunning voor het alternatieve tracé, faalt. Daarbij neemt de voorzieningenrechter het volgende in aanmerking.
4.9 Uit de overgelegde stukken blijkt dat sedert medio 2009 een beroepsprocedure liep tegen de verleende ontheffing en de bouw- en de aanlegvergunning voor het tijdelijk tracé. Aan Europarcs kan bezwaarlijk worden verweten dat zij hangende de loop van het beroep de uitkomst daarvan heeft afgewacht en geen verdere kosten heeft gemaakt. Immers, indien Europarcs, gelet op het tijdsverloop, veiligheidshalve wel tijdig een tijdelijk tracé zou hebben aangelegd, zou de vernietiging van de tijdelijke ontheffing en de bouwvergunning ertoe hebben geleid dat die ontsluiting nu niet rechtmatig zou kunnen worden gebruikt en een verzoek van de bewoners aan de gemeente om te handhaven (in beginsel) niet had kunnen worden afgewezen.
4.10 Verder acht de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk geworden dat het overwegend aan de gemeente is toe te schrijven dat er nog steeds geen alternatieve ontsluiting is gerealiseerd. Door Europarcs is gemotiveerd aangevoerd dat het besluit omtrent het definitieve tracé nog bij de vaststelling van de wijziging van het bestemmingsplan had kunnen worden meegenomen door het op 22 september 2009 in procedure gebrachte plan gewijzigd vast te stellen. Dit is door de gemeente onvoldoende bestreden. De gemeente heeft zich erop beroepen dat Europarcs een kort tracé prefereerde en dat er daarom na de vaststelling van het definitieve tracé nog allerlei alternatieven onderzocht moesten worden, maar het was aan de gemeente als regievoerende overheid om er voor te zorgen dat de planologische mogelijkheden werden geschapen om tijdig een alternatieve ontsluiting gerealiseerd te hebben. Zij heeft daar, in het algemeen gesproken, voldoende instrumenten voor.
De nog meer subsidiaire grondslag
4.11 Onder de geschetste omstandigheden zou het in strijd zijn met de rechtszekerheid om Europarcs louter op grond van een belangenafweging een in beginsel toegestaan gebruik van de openbare weg categorisch te verbieden. Daarbij is mede van belang dat aannemelijk is dat (verdere) uitstel van de planontwikkeling tot forse schade voor Europarcs zal leiden en dat de gemeente tot op heden wat betreft de beperking van de overlast voor omwonenden niet tot het uiterste van haar mogelijkheden is gegaan.
4.12 Daarmee is het lot van de primaire vordering beslecht: die is niet voor toewijzing vatbaar.
4.13 Dat geldt ook voor de subsidiaire vordering, nu hiervoor al is vastgesteld dat ontsluiting via het water als alternatief geen begaanbare weg is.
4.14 De vorderingen van de gemeente worden derhalve afgewezen en de gemeente zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
4.15 Ten overvloede wordt nog opgemerkt dat de wijze waarop de gemeente is omgesprongen met de aanvraag om ontheffing voor het gebruik van de bestaande infrastructuur met zwaardere vervoersmiddelen dan op grond van het RVV is toegestaan (om zo de vervoersbewegingen te beperken) erop lijkt te duiden dat de gemeente haar positie als partij bij de samenwerkingsovereenkomst niet juist waardeert. Zij is onder de geschetste omstandigheden immers gehouden om Europarcs binnen redelijke grenzen in staat te stellen volgens de door Europarcs gehanteerde bouwplanning voort te werken. Het lijkt erop dat met een creatiever gebruik van de ontheffingsbevoegdheid dan de gemeente tot op heden heeft laten zien, een resultaat had kunnen worden bereikt dat tot een aanzienlijke beperking van de overlast zou hebben geleid. Ter zitting is gesproken over concentratie van transportbewegingen met gebruik van zwaardere voertuigen binnen vooraf vastgestelde tijdslots op tijdstippen waarop verkeersbewegingen relatief minder overlast teweeg brengen. De gemeente wordt in overweging gegeven de bezwaarfase mede te benutten om in die geest afspraken te maken. In die context kunnen op de voet van art. 21 van de samenwerkingsovereenkomst ook afspraken worden gemaakt over vergoeding van kosten door Europarcs voor extra onderhoud.
5. DE BESLISSING
De voorzieningenrechter:
- weigert de gevraagde voorzieningen;
- veroordeelt de gemeente in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Europarcs begroot op [euro] 568,-- aan verschotten en op [euro] 816,- aan salaris advocaat.
Gewezen door mr. A.H. Schotman, voorzieningenrechter van de Rechtbank te Alkmaar en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 juni 2011 in tegenwoordigheid van
C. Vis-van Zanden, griffier.