ECLI:NL:RBALK:2011:BR2941

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
20 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
129054 / HA RK 11-44
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van de bestuursrechter tijdens zitting

Op 20 mei 2011 heeft de Rechtbank Alkmaar een verzoek tot wraking behandeld van een bestuursrechter. Verzoeker, die woonachtig is in [WOONPLAATS VERZOEKER], heeft het verzoek ingediend tijdens de openbare zitting van de wrakingskamer. De rechter en verzoeker waren aanwezig en zijn gehoord. Na de behandeling heeft de voorzitter de zitting gesloten en de beslissing in het openbaar uitgesproken. De rechtbank overweegt dat de leiding van een zitting bij de rechter ligt en dat het de taak van de rechter is om de gang van zaken te bepalen. In dit geval heeft de rechter verzoeker na ongeveer 20 minuten geïnterrumpeerd tijdens het voorlezen van zijn pleitnotitie, omdat de pleitnotitie met 26 bladzijden te omvangrijk was om in zijn geheel voor te lezen. Verzoeker heeft de wraking verzocht op basis van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat hij meende dat de rechter de schijn van partijdigheid had gewekt door hem te onderbreken.

De rechtbank stelt vast dat een rechter kan worden gewraakt op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. Er is echter een vermoeden van onpartijdigheid, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die wijzen op vooringenomenheid. Verzoeker heeft aangevoerd dat de rechter hem niet de kans heeft gegeven zijn volledige pleitnotitie voor te dragen, en dat eerdere omissies door de rechtbank de schijn van partijdigheid hebben gewekt. De rechtbank benadrukt dat een rechterlijk college als geheel niet kan worden gewraakt en dat de gestelde omissies geen rol spelen in de beoordeling van het verzoek.

De rechtbank concludeert dat de rechter zijn taak om de orde te handhaven op de zitting heeft uitgevoerd en dat zijn handelingen niet getuigen van vooringenomenheid. Verzoeker is in de gelegenheid gesteld zijn beroep toe te lichten, maar de rechter heeft de wijze van toelichting afgebakend in het belang van de orde. De wrakingskamer wijst het verzoek tot wraking af en bepaalt dat de behandeling van de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Wrakingskamer
zaaknummer: 129054 / HA RK 11-44
Datum uitspraak: 20 mei 2011
BESLISSING op het verzoek tot wraking ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht, ingediend door:
[VERZOEKER],
wonende te [WOONPLAATS VERZOEKER],
hierna te noemen: verzoeker.
1 PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft ter zitting van 20 mei 2011 de wraking verzocht als bedoeld in artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht van [NAAM RECHTER] (hierna te noemen: de rechter) als behandelend rechter in de procedures met zaaknummers 09/3094 WOZ, 10/850 GGH, 09/2408 GGH en 10/1716 GGH.
De rechter heeft laten weten niet te berusten in de wraking.
Het verzoek is behandeld op de openbare zitting van de wrakingskamer van 20 mei 2011.
De rechter en verzoeker zijn daar verschenen en gehoord. Vervolgens heeft de voorzitter de behandeling ter zitting gesloten. Na beraad heeft de voorzitter de beslissing van de rechtbank in het openbaar uitgesproken.
2 BEOORDELING VAN HET VERZOEK
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking indien, afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak, de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met de uiterlijke schijn van vooringenomenheid.
Verzoeker heeft aangevoerd dat de rechter tijdens de behandeling ter zitting van voormelde zaken de schijn van partijdigheid heeft gewekt door verzoeker te interrumperen bij het voorlezen van zijn pleitnotitie en hem niet in de gelegenheid te stellen zijn volledige pleitnotitie voor te dragen. Hierbij speelt voor verzoeker een rol dat de rechtbankorganisatie al eerder in de procedures meerdere omissies heeft begaan, welke de schijn van partijdigheid van de rechtbank in haar geheel hebben gewekt.
De rechtbank stelt voorop dat een rechterlijk college als geheel niet kan worden gewraakt. Een wrakingsgrond moet gelegen zijn in feiten en omstandigheden die de persoon van de rechter betreffen. De gestelde door de rechtbank begane omissies kunnen dan ook geen rol spelen bij de beoordeling van dit wrakingsverzoek.
Voorts overweegt de rechtbank dat de leiding van een zitting berust bij de rechter. Het is bij uitstek de taak van de rechter om de gang van zaken tijdens de zitting te bepalen.
In het onderhavige geval heeft de rechter verzoeker na ongeveer 20 minuten geïnterrumpeerd bij het voorlezen van de pleitnotitie. Dit gebeurde naar aanleiding van een opmerking van de vertegenwoordiger van de verwerende partij over de omvang van de pleitnotitie en de te verwachten lengte van het pleidooi. Daarop heeft de rechter aangegeven dat zij met partijen wilde bespreken hoe er omgegaan moest worden met de pleitnotitie van verzoeker, die met zijn 26 bladzijden te omvangrijk was om in zijn geheel ter zitting voor te lezen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de rechter hiermee invulling gegeven aan haar taak om de orde op de zitting te bepalen. Deze handelingen van de rechter getuigen naar het oordeel van de rechtbank niet van enige vooringenomenheid en evenmin is hierdoor de schijn van partijdigheid objectief gerechtvaardigd. Hierbij is van belang dat verzoeker door de rechter zoals gebruikelijk in de gelegenheid is gesteld zijn beroep nader toe te lichten. De rechter heeft echter in het belang van de orde ter zitting aanleiding gezien om de wijze waarop verzoeker van deze gelegenheid gebruik wilde maken enigszins af te bakenen.
Het vorenstaande leidt de wrakingskamer tot de conclusie dat het verzoek tot wraking als ongegrond moet worden afgewezen.
3 BESLISSING
De rechtbank:
- wijst het verzoek tot wraking van de rechter af;
- bepaalt dat de behandeling van de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking.
Deze beslissing is gegeven door mr. A. van der Perk, voorzitter, mr. A.C. Haverkate en mr. B.H. Franke, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van M.H. Affourtit-Kramer griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 mei 2011.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.