RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer: 14/810426-10 (P)
Datum uitspraak: 3 mei 2011
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[woonadres] te Schagen,
thans gedetineerd te P.I. Noord Holland Noord – Huis van Bewaring Zwaag te Zwaag.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
19 april 2011.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. G. Lieffijn, advocaat te Den Helder, en door verdachte naar voren is gebracht.
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd, dat
1.
Primair hij op of omstreeks 15 september 2010 te Schagen aan een persoon genaamd [benadeelde 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel
(te weten een zware hersenschudding gepaard gaande met al dan niet tijdelijke neurologische uitvalverschijnselen aan gezichtsvermogen en/of gehoor en/of spraak en/of linker gelaats- en lichaamshelft en/of al dan niet tijdelijke beschadiging van de hersenzenuwen en/of een diepe hoofdwond welke gehechte verwonding een blijvend ontsierend litteken te zien geeft)
heeft toegebracht, door deze [benadeelde 1] opzettelijk (met kracht) met een (houten) barkruk, althans een hard en/of stevig voorwerp op/tegen het hoofd en/of in het gezicht te slaan dan wel opzettelijk (met kracht) een (houten) barkruk, althans een hard en/of stevig voorwerp op/tegen het hoofd van die [benadeelde 1] te gooien;
Subsidiair hij op of omstreeks 15 september 2010 te Schagen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet voornoemde [benadeelde 1] een of meermalen met kracht met een (houten) barkruk op/tegen het hoofd en/of in het gezicht heeft geslagen dan wel opzettelijk (met kracht) een (houten) barkruk, althans een hard en/of stevig voorwerp op/tegen het hoofd van die [benadeelde 1] heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij (meermalen) op of omstreeks 10 januari 2011 te Kolhorn, gemeente Niedorp, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen:
-[uit een schuur behorend bij een woning aan de [adres 1]] een hoeveelheid gereedschap en/of (bevroren) etenswaren geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] en/of
-[uit een schuur behorend bij een woning aan de [adres 2]] een schaafmachine en/of een vistas en/of een doos kunstaas en/of zes, althans een of meer hengels geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3],
in elk geval (telkens) enig goed geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
3.
hij (meermalen) op of omstreeks 10 januari 2011 te Haringhuizen, gemeente Niedorp, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen:
- [uit een schuur en/of een tuin behorend bij de woning aan de [adres 3]] twee, althans een of meer plantenbakken en/of een vissenkom geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 4] en/of
- [uit een tuin behorend bij de woning aan de [adres 4]] een krat bier geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 5] en/of
- [uit een tuin behorend bij de woning aan de [adres 5]] een krat bier geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 6] en/of
- [uit een schuur behorend bij de woning aan de [adres 6]] een decoupeerzaag en/of levensmiddelen geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 7],
in elk geval (telkens) enig goed geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Overweging ten aanzien van het bewijs
A. Inleiding
Verdachte wordt ervan verdacht (in de primaire vorm) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel te hebben toegebracht aan [benadeelde 1] door hem met een barkruk op zijn hoofd te slaan. Daarnaast wordt verdachte verdacht van verschillende diefstallen.
B. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde.
C. Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft bekend de zware mishandeling en de diefstallen te hebben gepleegd. De raadsman van verdachte heeft met betrekking tot feit 1 gesteld dat er weliswaar sprake is van zwaar lichamelijk letsel, toegebracht door verdachte, maar hij heeft aangevoerd dat verdachte geen opzet heeft gehad op dit letsel.
D. Beoordeling van de tenlastelegging door de rechtbank
Ten aanzien van feit 1:
Op grond van:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 19 april 2011;
- het ambtsedig proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 15 september 2010 (pagina 41 en volgende);
- het ambtsedig proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 1] d.d.
28 september 2010 (pagina 50 en volgende);
- het verhoor van getuige [getuige 1] bij de rechter-commissaris d.d. 12 april 2011;
- het verhoor van getuige [getuige 2] bij de rechter-commissaris d.d. 12 april 2011;
- het verhoor van getuige [getuige 3] bij de rechter-commissaris d.d. 12 april 2011;
- een schriftelijk stuk, te weten de letselverklaring opgesteld door forensisch geneeskundige G.C. Burauen naar aanleiding van het geneeskundig onderzoek van het slachtoffer [benadeelde 1] op 30 september 2010 in het Medisch Centrum Alkmaar (pagina 67 en volgende);
- schriftelijke bescheiden, te weten medische stukken omtrent de heer [benadeelde 1] van de logopedist [logopedist], specialistenberichten van het Medisch Centrum Alkmaar en twee berichten van Heliomare, ingekomen op het arrondissementsparket op 13 april 2011;
- het proces-verbaal van bevindingen van inspecteur [verbalisant] d.d. 16 september 2010
acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan, in die zin dat hij zich op 15 september 2010 te Schagen schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling door [benadeelde 1] opzettelijk met kracht met een houten barkruk tegen het hoofd te slaan.
Wat betreft het door de raadsman gevoerde verweer met betrekking tot het opzet is de rechtbank van oordeel dat dit reeds faalt op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen.
Het slaan tegen het hoofd met een houten barkruk van omstreeks 80 cm lang en bijna 3,5 kilogram zwaar kan niet leiden tot een andere slotsom dan dat sprake is geweest van opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Ten aanzien van feit 2:
Op grond van:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 19 april 2011;
- het ambtsedig proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 2] d.d. 10 januari 2011 (pagina 22 en volgende);
- het ambtsedig proces-verbaal van aangifite door [benadeelde 3] d.d. 10 januari 2011 (pagina 45 en volgende);
- het ambtsedig proces-verbaal van verhoor van aangever [benadeelde 3] d.d. 11 januari 2011 (pagina 30);
acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan, in die zin dat hij zich op 10 januari 2011 te Kolhorn schuldig heeft gemaakt aan diefstal in vereniging van verschillend gereedschap, etenswaar en visgerei.
Ten aanzien van feit 3:
Op grond van:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 19 april 2011;
- het ambtsedig proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 4] d.d. 11 januari 2011 (pagina 32 en volgende);
- het ambtsedig proces-verbaal van aangifte door d.d. 12 januari 2011 (pagina 36 en volgende);
- het ambtsedig proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 6] d.d. 12 januari 2011 (pagina 40 en volgende);
- het ambtsedig proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 7] d.d. 15 januari 2011 (pagina 44 en volgende);
acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan, in die zin dat hij zich op 10 januari 2011 te Haringhuizen schuldig heeft gemaakt aan diefstal in vereniging van plantenbakken, een vissenkom, kratten bier, gereedschap en etenswaar.
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
Primair hij op 15 september 2010 te Schagen aan [benadeelde 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel
te weten een zware hersenschudding gepaard gaande met neurologische uitval-verschijnselen aan gezichtsvermogen en gehoor en spraak en linker gelaats- en lichaamshelft en een diepe hoofdwond,,heeft toegebracht, door deze [benadeelde 1] opzettelijk met kracht met een houten barkruk tegen het hoofd te slaan;
2.
hij meermalen op 10 januari 2011 te Kolhorn, gemeente Niedorp, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen:
- uit een schuur behorend bij een woning aan de [adres 1] een hoeveelheid gereedschap en bevroren etenswaren toebehorende aan [benadeelde 2] en
- uit een schuur behorend bij een woning aan de [adres 2] een schaafmachine en een vistas en een doos kunstaas en zes hengels toebehorende aan [benadeelde 3];
3.
hij meermalen op 10 januari 2011 te Haringhuizen, gemeente Niedorp, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen:
- uit een schuur en/of een tuin behorend bij de woning aan de [adres 3] twee plantenbakken en een vissenkom toebehorende aan [benadeelde 4] en
- uit een tuin behorend bij de woning aan de [adres 4] een krat bier toebehorende aan [benadeelde 5] en
- uit een tuin behorend bij de woning aan de [adres 5] een krat bier toebehorende aan [benadeelde 6] en
- uit een schuur behorend bij de woning aan de [adres 6] een decoupeerzaag en levensmiddelen toebehorende aan [benadeelde 7].
6. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
- ten aanzien van feit 1: zware mishandeling;
- ten aanzien van feit 2: diefstal door twee verenigde personen, meermalen gepleegd;
- ten aanzien van feit 3: diefstal door twee verenigde personen, meermalen gepleegd.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar nu niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf zal opleggen voor de duur van 20 (twintig) maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 5 (vijf) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] heeft de officier van justitie de volledige toewijzing gevorderd met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit voor het onder 1 ten laste gelegde feit en daarmee ook niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij, [benadeelde 1], in diens vordering tot schadevergoeding. Subsidiair heeft de raadsman verzocht rekening te houden met de financiële situatie van verdachte.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en tevens op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft in een café ruzie gekregen met [benadeelde 1], waarbij verdachte meermalen het café heeft verlaten en telkens boos is teruggekeerd om excuses te vragen aan [benadeelde 1] voor de opmerking die hij gemaakt zou hebben. Uiteindelijk heeft verdachte [benadeelde 1] met een barkruk tegen zijn hoofd geslagen, waardoor zwaar lichamelijk letsel is opgetreden bij het slachtoffer. Uit de onderbouwing van de vordering van de benadeelde partij en uit de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat, en op welke wijze, het slachtoffer hiervan nog altijd ernstige lichamelijke en psychische gevolgen ondervindt.
Hij heeft tot nu toe grote moeite om te leven met de hem opgelegde beperkingen. Dergelijk uitgaansgeweld brengt ook in de maatschappij in het algemeen en bij de bezoekers van het café in het bijzonder gevoelens van onveiligheid teweeg.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand uittreksel justitiële documentatie, gedateerd
15 september 2010, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van geweldsdelicten is veroordeeld tot vrijheidsbenemende straffen;
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 18 maart 2011 van J. Booij, als reclasseringswerker verbonden aan GGZ reclassering Palier.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat oplegging van een vrijheidsstraf van langere duur op haar plaats is. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank het niet opportuun om een straf in deels voorwaardelijke vorm op te leggen.
Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte, mede in verband met de door hem verwachte gevolgen voor zijn werk, thans geen overeenstemming met de reclassering heeft kunnen bereiken over een plan van aanpak. Naar het oordeel van de rechtbank is het nu aan verdachte om zijn mogelijkheden in het kader van een voorwaardelijke invrijheidstelling te onderzoeken.
9. Vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 21.721,24 wegens schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij, voor zover die de materiële schade betreft, geen onevenredige belasting van het strafgeding oplevert zodat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Met betrekking tot de gevorderde vergoeding van immateriële schade stelt de rechtbank dat vast staat dat het slachtoffer zeer aanzienlijke schade heeft geleden en ook na een lange revalidatieperiode nog geen zicht heeft op volledig herstel. Op grond van de thans bekende gegevens over de reeds ingetreden en de nog te verwachten ernstige gevolgen voor het slachtoffer zal de rechtbank een gedeelte van de gevorderde immateriële schadevergoeding toewijzen, te weten een bedrag waarop die schade minst genomen is te begroten..
Nu vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek Bewezenverklaring onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van
€ 1.721,24 voor het materiële gedeelte en – minst genomen – € 10.000,- voor het immateriële gedeelte, kan de vordering tot dat bedrag worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 september 2010.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
Naar het oordeel van de rechtbank levert de behandeling van het resterende gedeelte van de vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
10. Schadevergoeding als maatregel
De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregel besloten omdat verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens de benadeelde partij [benadeelde 1] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de in de rubriek Bewezenverklaring bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht aan de benadeelde. De toepassing van hechtenis, bij gebreke van voldoening van het verschuldigde bedrag, heft de opgelegde verplichting niet op.
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36f, 57, 302 en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hierboven in de rubriek Bewezenverklaring aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek Bewezenverklaring bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek Strafbaarheid van het bewezen verklaarde vermelde strafbare feiten.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 16 (zestien) maanden.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] tot het hierna te noemen bedrag.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 11.721,24 (elfduizend zevenhonderdeenentwintig euro en vierentwintig cent) als schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 september 2010.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Verklaart de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] te betalen een som geld ten bedrage van € 11.721,24 (elfduizend zevenhonderdeenentwintig euro en vierentwintig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 september 2010, bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 93 dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S.M. Jongkind-Jonker, voorzitter,
mr. P.H.B. Littooy en mr. G.D.M. Hoedemaker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. de Jong, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 mei 2011.
Mr. Hoedemaker is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.