Sector civiel recht
CVZ/JB
KG nummer: 130541/KG ZA 11-268
datum: 11 augustus 2011
Vonnis van de voorzieningenrechter, rechtdoende in kort geding
1. de vereniging "WONINGBOUWVERENIGING LANGEDIJK",
2. de stichting ESDÉGÉ-REIGERSDAAL,
beide gevestigd te Langedijk,
EISERESSEN IN KORT GEDING,
advocaat mr. F.J.J. Baars te Alkmaar,
toevoeging aangevraagd
[NAAM GEDAAGDE],
wonende te Zuid-Scharwoude, gemeente Langedijk,
GEDAAGDE IN KORT GEDING,
advocaat mr. I. Roos te Heerhugowaard.
Partijen zullen verder worden genoemd "de Woningbouwvereniging" respectievelijk "Reigersdaal" respectievelijk "[gedaagde]".
1. HET VERLOOP VAN HET GEDING
Ter terechtzitting van 2 augustus 2011 hebben de Woningbouwvereniging en Reigersdaal gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding.
[gedaagde] heeft de vordering bestreden.
Na verder debat hebben partijen de stukken, waaronder van de zijde van de Woningbouwvereniging en Reigersdaal de originele dagvaarding en van beide zijden pleitnotities, overgelegd en vonnis gevraagd.
De inhoud van alle stukken wordt als hier ingelast beschouwd.
2.1 De Woningbouwvereniging is eigenares van de woning aan de [adres 1]] te Zuid-Scharwoude (hierna: de woning).
2.2 Tussen Reigersdaal en [gedaagde] bestaat sinds ongeveer acht jaar een zorgrelatie, waarbij Reigersdaal aan [gedaagde] zorg en ondersteuning verleent. [gedaagde] heeft in die periode op meerdere adressen gewoond in het kader van begeleid zelfstandig wonen. Telkens diende hij de woonruimte, voor zover deze zich buiten het terrein van Reigersdaal bevond, te ontruimen in verband met veroorzaakte overlast. Steeds heeft [gedaagde] op verzoek van Reigersdaal de woonruimte vrijwillig ontruimd.
2.3 In het kader van de zorg en ondersteuning door Reigersdaal is op 17 april 2009 een 'dienstverleningsovereenkomst zorg in Natura'(hierna: de dienstverleningsovereenkomst) opgesteld. In artikel 1.3 is vermeld dat de overeenkomst door Reigersdaal kan worden opgezegd, onder meer indien de cliënt zijn verplichtingen uit de overeenkomst niet nakomt of als de cliënt weigert de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor een goede uitvoering van de overeenkomst. In artikel 2 van de dienstverleningsovereenkomst is bepaald dat de dienstverlening zich richt op wonen en dagbesteding. Op grond van artikel 8.1 van de dienstverleningsovereenkomst zijn de afspraken over de uitwerking van de dienstverleningsovereenkomst uitgewerkt in een Zorg- en Ondersteuningsplan van september 2009.
2.4 In het kader van begeleid zelfstandig wonen heeft Reigersdaal bovengenoemde woning gehuurd van de Woningbouwvereniging en aan [gedaagde] ter beschikking gesteld. Met betrekking tot het bewonen van de woning door [gedaagde] zijn tussen Reigersdaal en [gedaagde] specifieke afspraken gemaakt. Deze afspraken zijn vastgelegd in het 'Reglement om te wonen op de [adres 1]]'.
2.5 [gedaagde] bewoont de woning sinds augustus 2009. Reeds vanaf september 2009 worden er klachten gemeld van omwonenden in verband met geluidoverlast. In verband met de aanhoudende klachten is er in januari 2010 een time-out geweest, waarbij [gedaagde] een week in een caravan op het terrein van Reigersdaal heeft verbleven. Op 23 januari 2010 is [gedaagde] weer teruggekeerd naar de woning.
2.6 Aanvankelijk namen de klachten van omwonenden vervolgens af, maar vanaf juli 2010 zijn ze weer toegenomen. De klachten zijn iedere keer gemeld door de Woningbouwvereniging aan Reigersdaal en door Reigersdaal besproken met [gedaagde]. In september 2010 heeft de clustermanager van Reigersdaal, de heer [naam 1] [gedaagde] meegedeeld dat hij in verband met de vele overlast niet langer in de woning kan blijven. Daarbij is [gedaagde] vervangende woonruimte aangeboden op het terrein van Reigersdaal.
2.7 [gedaagde] is niet op het aanbod van Reigersdaal ingegaan en weigert de woning te verlaten. In verband daarmee heeft Reigersdaal op 30 november 2010 de dienstverleningsovereenkomst opgezegd met als reden dat zij in redelijkheid de goede uitvoering van de overeenkomst niet meer kan waarborgen, aangezien [gedaagde] zijn verplichtingen niet nakomt en zijn medewerking niet verleent. Die medewerking ziet voornamelijk op het accepteren van andere woonruimte op het terrein van Reigersdaal.
2.8 In een e-mailbericht van 17 december 2010 van de heer [naam 2], beleidsmedewerker AWBZ bij het Zorgkantoor Noord-Holland Noord is onder meer het volgende opgenomen:
"Op uw verzoek heeft het Zorgkantoor Noord-Holland Noord kennis genomen van de huidige relatie tussen Esdégé Reigersdaal en uw cliënt de heer[gedaagde]. Ons is genoegzaam gebleken dat er door Esdégé Reigersdaal in voldoende mate inspanningen zijn gepleegd om de geïndiceerde zorg te verlenen. Het Zorgkantoor Noord-Holland Noord ondersteunt om die reden de formulering in de brief van de heer [naam 3] d.d. 30 november 2010 (de voorzieningenrechter: de opzeggingsbrief dienstverleningsovereenkomst) ."
2.9 Met ingang van 1 februari 2011 heeft Reigersdaal de huurovereenkomst met de Woningbouwvereniging opgezegd. Deze opzegging is door de Woningbouwvereniging aanvaard.
2.10 Aangezien [gedaagde] weigerde de woning te verlaten heeft bij deze rechtbank op 28 februari 2011 tussen partijen een kort geding plaatsgevonden onder zaak- en rolnummer 126513/KG ZA 11-51. In die zaak heeft de voorzieningenrechter op 10 maart 2011 een eindvonnis gewezen. Dit vonnis houdt onder meer het volgende in:
"4.4 Hoewel [gedaagde], gelet op de onder 2.4 genoemde klachten, hinder voor de buren kan hebben veroorzaakt, is onvoldoende komen vast te staan dat het hier gaat om zodanig ernstige dan wel frequente feiten dat deze, gelet op de tussen Reigersdaal en [gedaagde] bestaande relatie, reeds thans, dat wil zeggen zonder eerst nog van haar te vergen inspanning, grond mochten opleveren voor beëindiging van het zorgcontract en de opzegging van de huur aan de Woningbouwvereniging. In dit verband heeft [gedaagde] onbestreden aangevoerd dat Reigersdaal geen gesprek heeft doen plaatsvinden tussen [gedaagde] en zijn buren, in aanwezigheid van de cliëntenbegeleider. [gedaagde] heeft blijkens productie 4 bij de dagvaarding reeds in juli 2010 aangegeven dat hij overleg wenst met de buurbewoners en de Woningbouwvereniging om de situatie te bespreken. Blijkens dezelfde productie heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen de clustermanager [naam 1] en [naam 4] en een afvaardiging van de buren. Blijkens de door [gedaagde] overgelegde productie 10 is door Reigersdaal overwogen een bespreking te organiseren met [gedaagde] en de buren, maar is besloten dat op dat moment niet te doen, daar er het vermoeden bestond dat [gedaagde] tijdens deze bespreking verder zou gaan met zijn bedreigingen jegens de buurt. Reigersdaal heeft gelet hierop naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende aannemelijk gemaakt dat met meer inspanningen van haar zijde niet tot een goede uitvoering van de Dienstverleningsovereenkomst zou kunnen worden gekomen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat in het Reglement het volgende is opgenomen: "Je krijgt hier een grote mate van zelfstandigheid en dat is niet altijd makkelijk. Het team van Dars 16 (cluster Abeltasman) zal er op toezien dat het allemaal zo goed mogelijk verloopt en zal je daarin alle ondersteuning geven die je nodig hebt"."
De ontruimingsvordering is afgewezen en Reigersdaal is veroordeeld de zorgverlening op grond van de dienstverleningsovereenkomst te hervatten.
2.11 Bij brief van 10 maart 2011 heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg op verzoek van Esdégé en de advocaat van eiseressen de brief van 25 januari 2011 van de advocaat van eiseressen aan [gedaagde] beoordeeld, met inachtneming van de antwoordbrief van 26 januari 2011 van de advocaat van [gedaagde]. De brief van de Inspectie houdt voor zover hier van belang het volgende in:
"Koepelorganisaties als de KNMG en de VGN hebben zorgvuldigheidseisen opgesteld voor de eenzijdige beëindiging van de zorgverleningovereenkomst door de zorgaanbieder. (...) Om te beoordelen of de beëindiging van een zorgverleningrelatie op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden, bekijkt de inspectie op geleide van de genoemde zorgvuldigheidseisen de volgende zaken:
1. de reden van de beëindiging van de zorg (De zorgaanbieder kan, behoudens gewichtige redenen, de zorgverleningsovereenkomst niet opzeggen)
2. of de patiënt in een eerder stadium is gewaarschuwd;
3. of er een redelijke termijn is gehanteerd voor de beëindiging van de zorgverleningsovereenkomst;
4. of er is gezorgd voor continuïteit van de zorg voor de patiënt.
Uit de voorliggende correspondentie krijgt de Inspectie de indruk dat aan bovengenoemde zorgvuldigheidseisen is voldaan."
2.12 Ook na de zitting op 28 februari 2011 en na het vonnis op 10 maart 2011 zijn er meldingen geweest van overlast door [gedaagde]. Deze overlast bestond uit bedreigingen en herhaaldelijke geluidsoverlast.
2.13 In ieder geval vanaf 21 maart 2011 is Reigersdaal voortgegaan met het verlenen van zorg en begeleiding aan [gedaagde] in de vorm van (de gebruikelijke) cliëntcontacten bij hem thuis. Ook bestaat voor [gedaagde] de mogelijkheid om naar het steunpunt te gaan, van welke mogelijkheid [gedaagde] daadwerkelijk gebruik heeft gemaakt.
2.14 Gelet op het bepaalde in de hiervoor onder 2.9 aangehaalde rechtsoverweging uit het vonnis van 10 maart 2011, heeft op 11 mei 2011 een bewonersavond plaatsgevonden, teneinde een gesprek tussen [gedaagde] en de bewoners te laten plaatsvinden over de ondervonden overlast. [gedaagde] is bij de bewuste bijeenkomst evenwel niet verschenen. Van deze bijeenkomst is een kort verslag opgesteld. Uit dit verslag komt naar voren dat sommige omwonenden door de ondervonden overlast - veelal in de nachtelijke uren - met hun studie zijn gestopt. Ook is er sprake van psychische klachten bij sommige van de bewoners als gevolg van bedreigingen door [gedaagde], waarvoor men hulp heeft moeten zoeken.
Tot slot is in het verslag vermeld dat aan de bewoners gevraagd is een dagboek bij te houden over de overlast, met name de overlast in de nachtelijke uren.
2.14 Sommige bewoners hebben aan dit verzoek gevolg gegeven. Anderen hebben aan de Woningbouwvereniging te kennen gegeven dat zij er geen vertrouwen meer in hebben en een andere woning willen.
3.
DE VORDERING EN DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
3.1 De Woningbouwvereniging en Reigersdaal vorderen - verkort weergegeven - dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot ontruiming van de woning aan de [adres 1]] te Zuid-Scharwoude, binnen drie dagen na betekening van het vonnis en met machtiging aan de Woningbouwvereniging en Reigersdaal om de ontruiming zonodig te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm, een en ander met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding.
3.2 De Woningbouwvereniging en Reigersdaal leggen aan hun vordering ten grondslag dat [gedaagde] onrechtmatig handelt dan wel tekort is gechoten in zijn verplichtingen uit de diensverleningsovereenkomst door onaanvaardbaar gedrag te vertonen bij de bewoning van genoemde woning. Zij stellen dat hij door het vonnis van 10 maart 2011 een allerlaatste kans heeft gekregen om het zelfstandig wonen tot een succes te maken, welke kans hij echter niet heeft aangepakt. Zij voeren aan dat zij van hun kant geprobeerd hebben om zich in te spannen om verbetering in de situatie te brengen, maar dat [gedaagde] zich onvoldoende heeft ingespannen en is doorgegaan op de eerder ingeslagen weg door opnieuw geluidoverlast te veroorzaken. Reigersdaal benadrukt voorts dat het in het belang van [gedaagde] zelf is dat hij thans zo spoedig mogelijk elders gehuisvest wordt (dichter bij zijn hulpverleners) zodat hij de voor hem noodzakelijke rust kan verkrijgen. Zij voert daarbij aan dat zij steeds meer merkt dat [gedaagde] het niet aankan om zelfstandig te wonen. Zo neemt ook zijn schuldenlast toe, aldus Reigersdaal.
3.3 [gedaagde] heeft verweer gevoerd. Hij heeft zich onder meer op het standpunt gesteld dat met het vonnis van 10 maart 2011 een bepaald proces in werking is gezet dat nog geen kans heeft gehad om goed van de grond te komen en dat mede daarom de Woningbouwvereniging en Reigersdaal geen spoedeisend belang bij hun vorderingen hebben. Zo is hij niet uitgenodigd voor de bewonersavond van 11 mei 2011 en kreeg hij pas in mei een nieuwe cliëntbegeleider. Hij heeft betwist dat er veelvuldig sprake is geweest van overlast of dat de overlast ernstig zou zijn. In dat verband heeft hij er op gewezen dat de gestelde overlast bijvoorbeeld niet wordt onderbouwd door politiemutaties. Voorts heeft hij benadrukt dat hij een offerte heeft opgevraagd voor het verrichten van een onderzoek naar de gehorigheid van de woningen, om te laten vaststellen of de gestelde overlast hem wel toe te rekenen valt of voortkomt uit de gehorigheid van de woningen, maar dat de Woningbouwvereniging heeft geweigerd de kosten van dergelijk onderzoek voor haar rekening te nemen.
3.4 Voor zover voor de beslissing van belang zal hierna inhoudelijk op de verschillende standpunten van partijen worden ingegaan.
4. DE GRONDEN VAN DE BESLISSING
4.1 Het meest verstrekkende verweer van [gedaagde], dat er geen spoedeisend belang is bij de ingestelde vorderingen, faalt. De Woningbouwvereniging heeft er immers belang bij dat er op korte termijn duidelijkheid ontstaat over de vraag of [gedaagde] in de woning gehandhaafd moet worden of niet, omdat de Woningbouwvereniging gehouden is alle huurders een ongestoord woongenot te verschaffen, terwijl duidelijk is dat de bestaande situatie voor een groot aantal van de andere bewoners inmiddels niet langer aanvaardbaar is. Ook Reigersdaal heeft een spoedeisend belang bij haar vordering. Het is voor haar van belang dat zij goodwill houdt bij de Woningbouwvereniging om ook in de toekomst eventueel een cliënt van haar onder dezelfde voorwaarden in een woning van de Woningbouwvereniging te kunnen plaatsen. Bovendien heeft zij voldoende aannemelijk gemaakt dat het in het belang van [gedaagde] zelf geacht moet worden dat hij thans zo spoedig mogelijk uit deze (verder escalerende) situatie wordt verwijderd en op een meer geschikte plek wordt ondergebracht.
4.2 Door [gedaagde] is voorts onder meer aangevoerd dat met het vonnis van 10 maart 2011 een proces in werking is gezet dat de tijd moet krijgen, zodat de vorderingen thans prematuur zijn ingesteld. In dat verband heeft hij benadrukt dat de buren nog moeten wennen aan de situatie dat hij de woning niet hoeft te verlaten, zoals hen eerder was beloofd door de Woningbouwvereniging. Daarvoor is de tijd tussen het vonnis van 10 maart 2011 en dit nieuwe kort geding te kort geweest, aldus [gedaagde].
4.3 Naar het oordeel van de voorzieningenrechter faalt ook dit verweer. Uit hetgeen door Reigersdaal is aangevoerd blijkt dat zij zich (sinds het vonnis) voldoende heeft ingespannen om [gedaagde] te begeleiden in zijn woonsituatie en bij het verbeteren van de situatie met de buren. Door Reigersdaal en de Woningbouwvereniging is daarbij aangegeven dat veel bewoners hun klachten niet meer bij de politie willen melden, omdat zij niet meer het vertrouwen hebben dat dit helpt. Door [gedaagde] is weliswaar aangevoerd dat hij zich ook voldoende heeft ingespannen om te werken aan oplossingen, bijvoorbeeld door zelf het gesprek aan te gaan over rommel op de parkeerplaats grenzend aan zijn tuin en die niet van hem was, maar uit de overgelegde stukken blijkt dat dit 'gesprek' juist weer heeft geleid tot een melding bij de politie van overlast. Ook overigens komt de verklaring van [gedaagde] niet overeen met de klachten zoals daarvan blijkt uit de overgelegde stukken en die ook zien op de periode na de vorige zitting. Bovendien staat vast dat [gedaagde] niet is verschenen op de bewonersavond, die juist was georganiseerd om de lucht tussen [gedaagde] en de bewoners te klaren. Weliswaar heeft [gedaagde] betwist dat hij van de datum en het tijdstip van die bijeenkomst op de hoogte was, maar dit is ter zitting voldoende gemotiveerd weersproken, zodat aan die betwisting van [gedaagde] voorbij gegaan zal worden. Om die reden moet worden geoordeeld dat [gedaagde] de allerlaatste kans die hem door het vonnis van 10 maart 2011 was geboden onvoldoende heeft benut. Opvallend daarbij is dat [gedaagde] de verantwoording voor de niet afnemende overlast legt bij de Woningbouwvereniging die niet op zijn verzoek een onderzoek heeft laten verrichten naar de gehorigheid van de woningen, terwijl hij daarbij geheel voorbij lijkt te gaan aan zijn eigen aandeel in de door de buren ondervonden geluidoverlast. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat de vordering van de Woningbouwvereniging en Reigersdaal niet prematuur is ingesteld, omdat niet aannemelijk is geworden dat van het gunnen van een langere periode voor het verbeteren van de situatie een beter resultaat te verwachten valt.
4.4 Op grond van de inhoud van de in deze procedure overgelegde e-mail van 17 december 2010 van het Zorgkantoor en de brief van de Inspectie voor de gezondheidszorg van 10 maart 2011, is in ieder geval voldoende aannemelijk geworden dat Reigersdaal aan de voorwaarden heeft voldaan, die maken dat zij voldoende zorgvuldigheid heeft betracht bij de opzegging van de dienstverleningsovereenkomst en dat de opzegging rechtsgeldig is geweest. Door Reigersdaal is ter zitting nog benadrukt dat uitsluitend de dienstverleningsovereenkomst is opgezegd voorzover die ziet op het zelfstandig wonen van [gedaagde] in de woning, maar dat de zorgrelatie nog onverkort van kracht is. Door [gedaagde] is ook niet betwist dat er in ieder geval vanaf 21 maart 2011 voldoende contactmomenten zijn geweest. Ook heeft Reigersdaal benadrukt dat de zorg voor [gedaagde] gewaarborgd is gebleven door het aanbod aan [gedaagde] voor alternatieve woonruimte op het terrein van Reigersdaal, welk aanbod sinds oktober 2010 van kracht is geweest en nog steeds geldt, maar welk aanbod [gedaagde] tot op heden echter niet heeft willen accepteren.
4.5 Op grond van het vorenstaande moet thans geoordeeld worden dat opzegging van zowel de dienstverleningsovereenkomst als de huurovereenkomst rechtsgeldig is geweest. Voor Reigersdaal, als begeleider van [gedaagde], was het sinds september vorig jaar duidelijk dat [gedaagde] zich in deze situatie van begeleid zelfstandig wonen niet goed kan handhaven en dat het in zijn eigen belang is om zo snel mogelijk uit deze situatie gehaald te worden. Dat [gedaagde] dat zelf anders ziet is - gelet op de inhoud van de overgelegde stukken - onderdeel van zijn ziektebeeld, waarbij hij onvoldoende inzicht heeft in zijn eigen aandeel in dingen die hem overkomen. Aangezien [gedaagde] bleef en blijft weigeren de woning te verlaten restte Reigersdaal weinig anders dan de huurovereenkomst te beëindigen. Immers, de Woningbouwvereniging had al aangegeven eventueel een ontruimingsprocedure te zullen instellen in verband met de veroorzaakte overlast.
4.6 Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen wordt geoordeeld dat Reigersdaal voldoende inspanning heeft geleverd en terecht de dienstverleningsovereenkomst heeft opgezegd. Met de opzegging van de dienstverleningsovereenkomst is ook het recht van [gedaagde] om gebruik te maken van de woning als onderdeel van die overeenkomst geëindigd. [gedaagde] dient de woning derhalve te verlaten en de vordering van de Woningbouwvereniging en Reigersdaal kan worden toegewezen, waarbij de voorzieningenrechter de hierna te noemen termijn voor nakoming redelijk voorkomt, nu er, gelet op het nog steeds geldende aanbod van Reigersdaal, vervangende woonruimte voor [gedaagde] voorhanden is.
4.7 [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
- veroordeelt [gedaagde] binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de woning gelegen aan de [adres 1]] te Zuid-Scharwoude, gemeente Langedijk te ontruimen en leeg op te leveren, onder afgifte van de sleutels aan Reigersdaal en met machtiging van de Woningbouwvereniging en Reigersdaal om de ontruiming zonodig te doen bewerkstelligen met behulp van de sterke arm van politie en justitie, indien [gedaagde] in gebreke blijft tijdig aan deze veroordeling te voldoen;
- veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van de Woningbouwvereniging en Reigersdaal begroot op [euro] 650,81 aan verschotten en op [euro] 816,- aan salaris advocaat;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- weigert de gevorderde voorziening;
Gewezen door mr. J. Blokland, voorzieningenrechter van de Rechtbank te Alkmaar en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 augustus 2011 in tegenwoordigheid van C. Vis-van Zanden, griffier.