ECLI:NL:RBALK:2011:BR7112

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
1 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/27
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van verantwoording van persoonsgebonden budget voor begeleiding door Instituut De Leeuw

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 1 september 2011 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van de verantwoording van de besteding van een persoonsgebonden budget (pgb) door het Zorgkantoor. Eiser, vertegenwoordigd door zijn wettelijk vertegenwoordiger, had een pgb aangevraagd voor begeleiding individueel op basis van de hoofddiagnose stoornis van Asperger. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zorg die door Instituut De Leeuw (IDL) werd geleverd, niet voldeed aan de eisen van de AWBZ zoals beschreven in de indicatiestelling van 19 mei 2009. De rechtbank oordeelde dat de activiteiten van IDL, zoals het helpen met huiswerk en het aanbrengen van structuur, niet onder de AWBZ betaalde zorg vielen. Eiser had geen bezwaar gemaakt tegen eerdere besluiten van het Zorgkantoor, waardoor deze besluiten onaantastbaar waren geworden. De rechtbank verwierp ook het beroep op het vertrouwensbeginsel, omdat er geen toezegging was gedaan over de acceptatie van de verantwoording van de zorg door IDL. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 11/27
uitspraak van de meervoudige kamer van 1 september 2011 in de zaak tussen
[naam eiser], te [plaatsnaam], eiser
(wettelijk vertegenwoordiger: [naam wvt]),
en
het Zorgkantoor, verweerder
(gemachtigde: mr. M.A. Wood).
Procesverloop
Bij besluit van 25 maart 2009 (het primaire besluit) heeft verweerder de verantwoording van de besteding van het persoonsgebonden budget (pgb) aan Instituut De Leeuw (IDL) per 1 mei 2009 afgewezen. Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 2 juli 2009 heeft verweerder besloten om de besteding niet eerder af te wijzen dan per 1 juli 2009.
Bij besluit van 18 september 2009 heeft verweerder besloten om eiser een overgangsregeling aan te bieden op grond waarvan de einddatum is gewijzigd in 31 december 2009.
Bij besluit van 8 november 2010 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld bij de rechtbank Amsterdam.
De rechtbank Amsterdam heeft het beroepschrift naar deze rechtbank doorgestuurd, omdat de wettelijk vertegenwoordiger van eiser bij de rechtbank Amsterdam werkzaam is.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 juli 2011. Eiser is vertegenwoordigd door zijn wettelijk vertegenwoordiger. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Met toepassing van het bepaalde in artikel 8:66, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de rechtbank de termijn voor het doen van uitspraak met zes weken verlengd.
Motivering.
1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
Verweerder heeft bij besluit van 5 maart 2008 aan eiser een pgb toegekend, welke toekenning per 29 juni 2009 is verlengd. Bij besluit van 15 december 2009 heeft verweerder een pgb toegekend voor de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 maart 2010. Het pgb is eiser toegekend voor begeleiding individueel op basis van de hoofddiagnose stoornis van Asperger.
2. De rechtbank dient in dit geding de vraag te beantwoorden of verweerder terecht en op goede gronden de verantwoording van de besteding van het pgb met betrekking tot IDL, centrum voor studiebegeleiding, met ingang van 1 januari 2010 heeft afgewezen.
3.1. Eiser heeft in beroep allereerst aangevoerd dat de begeleiding door IDL niet is gericht op vakinhoudelijke kennisoverdracht, onderwijskundige ondersteuning en huiswerkbegeleiding. De activiteiten van IDL bestaan uit het ondersteunen bij en het oefenen met (plannings)vaardigheden en/of (plannings)handelingen, het aanbrengen van structuur en het voeren van regie bij het organiseren van het huiswerk. Deze activiteiten vallen onder de AWBZ. De bijles wiskunde en biologie is afgeleide ondersteunende begeleiding, omdat voor deze vakken onvoldoenden zijn behaald door het gebrek aan zelfredzaamheid van eiser.
3.2. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat voorzieningen met betrekking tot onderwijs voorliggend zijn. De door IDL geleverde zorg is volgens verweerder geen zorg als bedoeld in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ).
3.3. Voor de beoordeling is de volgende wet- en regelgeving (zoals luidend op 1 januari 2010) van belang.
Op grond van artikel 6, eerste lid, van de AWBZ hebben de verzekerden aanspraak op zorg ter voorkoming van ziekten en ter voorziening in hun geneeskundige behandeling, verpleging en verzorging. Tot deze zorg behoren voorzieningen tot behoud, herstel of ter bevordering van de arbeidsgeschiktheid of strekkende tot verbetering van levensomstandigheden, alsmede maatschappelijke dienstverlening.
Op grond van artikel 44, eerste lid, aanhef en onder b, van de AWBZ kan bij ministeriële regeling worden bepaald dat het College zorgverzekeringen overeenkomstig de in die regeling gestelde regels subsidies verstrekt om verzekerden de mogelijkheid te geven om in plaats van het tot gelding brengen van een aanspraak op grond van deze wet zelf te voorzien in de zorg die zij behoeven.
Deze ministeriële regeling is de Regeling Subsidies AWBZ (hierna: de Regeling).
Op grond van artikel 2.6.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Regeling wordt in deze paragraaf verstaan onder persoonlijke verzorging, verpleging, begeleiding en vervoer: hetgeen daaronder wordt verstaan in het Besluit zorgaanspraken AWBZ, met dien verstande dat de desbetreffende zorg niet door een instelling hoeft te worden verleend.
Op grond van artikel 6, eerste lid, van het Besluit zorgaanspraken AWBZ omvat begeleiding door een instelling te verlenen activiteiten aan verzekerden met een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, of aan verzekerden met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap die matige of zware beperkingen hebben op het terrein van:
a. de sociale redzaamheid,
b. het bewegen en verplaatsen,
c. het psychisch functioneren,
d. het geheugen en de oriëntatie, of
e. die matig of zwaar probleemgedrag vertonen.
Op grond van artikel 6, tweede lid, van het Besluit zorgaanspraken AWBZ zijn de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, gericht op bevordering, behoud of compensatie van de zelfredzaamheid en strekken die tot voorkoming van opname in een instelling of verwaarlozing van de verzekerde.
Op grond van artikel 6, derde lid, van het Besluit zorgaanspraken AWBZ bestaan de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, uit:
a. het ondersteunen bij of het oefenen met vaardigheden of handelingen,
b. het ondersteunen bij of het oefenen met het aanbrengen van structuur of het voeren van regie, of
c. het overnemen van toezicht op de verzekerde.
Op grond van artikel 2.6.9, eerste lid, van de Regeling worden bij de verlening van het netto persoonsgebonden budget de verzekerde de volgende verplichtingen opgelegd:
a. de verzekerde gebruikt het budget uitsluitend voor betaling van zorg als bedoeld in artikel 2.6.1, onderdeel b of d, en de daarmee noodzakelijk verbonden kosten;
[…];
e. de verzekerde legt door middel van invulling en ondertekening van een daartoe door het zorgkantoor toegezonden formulier verantwoording af over het gebruik van de voorschotten en eventuele eerder verleende voorschotten voor zover deze laatste nog niet voor betalingen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, waren gebruikt […].
3.4. De rechtbank stelt voorop dat eiser op basis van de indicatiestelling van 19 mei 2009 aanspraak kan maken op AWBZ betaalde zorg zoals in de betreffende functie is omschreven. De toegekende functie is begeleiding individueel, klasse 2, gedurende 2 tot 3,9 uur per week. Daarbij zijn aangegeven de doelen waarop de zorg zich richt, te weten het ondersteunen bij het aanbrengen van structuur en het bevorderen van de zelfredzaamheid. Voorts is in de motivering van het besluit vermeld dat de toegekende begeleiding niet is toegekend op basis van wat is aangevraagd, maar op basis van de beperkingen van eiser en op basis van meer dan gebruikelijke zorg. Voorts is in de motivering van dit besluit aangegeven dat begeleiding voor op school en/of schoolse vaardigheden, aangevraagd kan worden bij het Regionaal Expertise Centrum (REC).
De rechtbank stelt vast dat eiser tegen dit besluit geen bezwaar heeft gemaakt, zodat dit besluit rechtens onaantastbaar is geworden.
3.5. De rechtbank stelt vast dat de activiteiten van IDL bestaan uit:
- het helpen van eiser met het plannen van zijn huiswerk;
- het structureren van zijn huiswerk;
- het bijhouden van een agenda;
- het aanbieden van leertechnieken;
- eiser geconcentreerd en gericht bezig te laten zijn met zijn huiswerk;
- het bekijken van de door eiser behaalde cijfers;
- het onderhouden van contact met de ambulant begeleider en de mentor van zijn school om de voortgang te bespreken;
- het geven van bijles voor de vakken biologie en wiskunde.
3.6. Naar het oordeel van de rechtbank vallen deze activiteiten niet onder AWBZ betaalde zorg zoals in de indicatiestelling van 19 mei 2009 bij de betreffende functie is omschreven. Er is derhalve niet voldaan aan artikel 2.6.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Regeling in samenhang met artikel 6 van het Besluit zorgaanspraken AWBZ. De rechtbank verwerpt dan ook de onderhavige beroepsgrond van eiser.
3.7. De rechtbank overweegt in dit verband nog dat in de Beleidsregels indicatiestelling AWBZ, in bijlage 6, over de afbakening met het onderwijs onder meer het volgende is opgenomen:
‘Als een kind, vanwege een aandoening, stoornis en beperkingen, gedrag heeft dat het leren bemoeilijkt, valt de daarbij behorende begeleiding onder het onderwijs. Een concentratieprobleem of wegloopgedrag van een kind leidt op zich dus niet tot een indicatie voor de functie Begeleiding individueel tijdens onderwijs.
Als het gedrag de omgang met andere leerlingen bemoeilijkt kan Begeleiding individueel in de vorm van toezicht zijn aangewezen. Te denken valt hierbij aan begeleiding bij “vrije’ of praktijklessen als schoolzwemmen of schoolgym, bij de omgang met andere kinderen en/of bij spel.
Een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs voorziet in begeleiding van leerlingen tijdens het onderwijs. In relatie tot de functie Begeleiding betreft het de activiteiten (1) ondersteunen en aanbrengen van structuur c.q. het voeren van regie en (2) ondersteuning bij praktische vaardigheden en handelingen ten behoeve van zelfredzaamheid en (4) oefenen met het aanbrengen van structuur, c.q. het voeren van regie en/of het uitvoeren van handeling die de zelfredzaamheid tot doel hebben.
Er kan, ten laste van de AWBZ-functie Begeleiding, wel Begeleiding gericht op (3) toezicht aangewezen zijn voor de tijd dat het kind deelneemt aan onderwijs. […]’
4.1. Eiser heeft verder aangevoerd dat verweerder op grond van het vertrouwensbeginsel de in geding zijnde verantwoording dient te accepteren.
4.2. Verweerder heeft gesteld dat sinds 1 januari 2009 de wet- en regelgeving is veranderd. Hierdoor moet anders met de ingekochte begeleiding worden omgaan. Verweerder heeft middels een overgangsregeling rekening gehouden met het feit dat de nota’s van IDL in het verleden zijn goedgekeurd.
4.3. Naar het oordeel van de rechtbank kan eiser aan de eerder genomen besluiten tot acceptatie van door IDL geleverde zorg niet een rechtens te honoreren vertrouwen ontlenen dat die zorg ook in de toekomst (telkens) zou worden geaccepteerd. Verder is niet gebleken van een toezegging over de acceptatie van de verantwoording van door IDL over de na 1 januari 2010 geleverde zorg. Tot slot merkt de rechtbank op dat een uitvoeringsorgaan als verweerder gehouden is om in een geval als het onderhavige, waarin sprake is van een wijziging in de acceptatie van de verantwoording bij een gelijkblijvende situatie, een redelijke overgangstermijn in acht te nemen. Door een termijn van één jaar in acht te nemen, is naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan de eis van een redelijke overgangstermijn. De rechtbank verwerpt derhalve ook deze beroepsgrond van eiser.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. Boonstra, voorzitter, mr. B.H. Franke en mr. W.A. Swildens, leden, in aanwezigheid van mr. C. Bankert, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 september 2011.
griffier voorzitter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen belanghebbenden – in elk geval de eisende partij – en verweerder hoger beroep instellen. Hoger beroep wordt ingesteld door binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak een brief (beroepschrift) en een kopie van de uitspraak te zenden aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.