RECHTBANK ALKMAAR
Sector Kanton
Zaaknr/rolnr.: 375291 \ CV EXPL 11-1961 (rvk)
Uitspraakdatum: 6 oktober 2011
Verstekvonnis in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid International Card Services B.V., h.o.d.n. Visa Card Services, statutair gevestigd te Amsterdam, kantoorhoudende te Diemen
eisende partij
verder ook te noemen: ICS
gemachtigde: Jongejan Wisseborn gerechtsdeurwaarders
[naam], wonende te [woonplaats]
gedaagde partij
verder ook te noemen: [gedaagde]
niet verschenen.
ICS heeft een vordering ingesteld, zoals omschreven in de dagvaarding d.d. 30 mei 2011 op de daarin vermelde gronden. [gedaagde] is niet verschenen en tegen hem is verstek verleend.
ICS is in gelegenheid gesteld nadere inlichtingen te verstrekken en heeft daartoe een akte genomen, waarbij nog producties in het geding zijn gebracht en ICS haar eis gewijzigd heeft.
Vervolgens is heden vonnis bepaald.
1.ICS vordert (samengevat) op gronden als in de dagvaarding omschreven van [gedaagde], betaling van een bedrag van in totaal € 4.995,-.
ICS specificeert de vordering als volgt:
hoofdsom € 1.954,38
boetebedrag creditcard € 3.519,00
buitengerechtelijke kosten € 821,01
omzetbelasting (BTW) daarover € 155,99
deurwaarderskosten betekening sommatieexploot € 71,84
rente vanaf 30 april 2011 tot 19 mei 2011 € 16,06
€ 6.538,28
2.ICS vordert ook veroordeling van [gedaagde] om binnen 2 dagen na betekening van het vonnis de in zijn bezit zijnde creditcard aan ICS af te geven met veroordeling tot betaling van een dwangsom van € 25,00 per dag voor elke dag dat [gedaagde] met teruggave van de creditcard in gebreke blijft.
3.In verband met de rechterlijke competentie stelt ICS de (vervangings-)waarde van (het materiaal van) meergenoemde creditcards op (maximaal) € 5,00. Tevens beperkt ICS haar vordering tot een bedrag van € 5.000,00 (inclusief de waarde van de creditcard) waarbij zij afziet van hetgeen zij uit dezen hoofde meer van gedaagde heeft te vorderen, zulks behoudens de hiervoor genoemde te vorderen dwangsom ad € 25,00 per dag.
4.ICS legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] op grond van een bruikleenovereenkomst en de daarbij horende algemene voorwaarden een creditcard is verstrekt, een en ander onder de door ICS gestelde voorwaarden en tot een maximumbedrag. [gedaagde] heeft ondanks gezonden overzichten en aanmaningen het opeisbare saldo van de opnamen en bestedingen niet voldaan, terwijl hij het krediet maandelijks volledig diende terug te betalen. Ook is [gedaagde] in verzuim gebleven de creditcard aan ICS te retourneren.
De beoordeling van het geschil
5.De kantonrechter moet op grond van de wet toetsen of de vordering niet in strijd komt met het objectieve recht en of de aangevoerde gronden de vordering kunnen dragen.
6.Het gaat hier om een door ICS met [gedaagde] als consument gesloten overeenkomst, waarbij ICS zich beroept op een beding dat is opgesteld om in een aantal overeenkomsten te worden opgenomen en/of waarover niet vooraf met de consument is onderhandeld. De kantonrechter moet op grond van de rechtspraak van het Hof van Justitie EU (o.a. 4 juni 2009, C-243/08) ambtshalve oordelen of het beding onredelijk bezwarend is.
7.De kantonrechter neemt daarbij in aanmerking dat de Richtlijn 93/13/EEG inzake oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de Richtlijn) is verwerkt in het Burgerlijk Wetboek, onder meer in artikel 6:233, welke bepaling de norm bevat dat een onredelijk bezwarend beding vernietigbaar is. Hierbij moet worden gelet op de aard en overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen, de wederzijds kenbare belangen en de overige omstandigheden. In de Richtlijn is bepaald dat een oneerlijk beding de consument niet mag binden. Bij de Richtlijn is een indicatieve lijst gevoegd van mogelijk oneerlijke bedingen.
8.Het beding waar het hier om gaat is naar het oordeel van de kantonrechter een beding als bedoeld in die lijst. ICS is in de gelegenheid gesteld zich over het al dan niet onredelijk bezwarende karakter uit te laten.
9.ICS heeft bij akte aangegeven dat in haar algemene voorwaarden het boetebeding is opgenomen voor het geval dat de kaarthouder de creditcard niet op het eerste verzoek inlevert. ICS stelt dat de creditcard mogelijk nog kan worden gebruikt zolang deze nog niet is ingeleverd, tot een bepaald bedrag zelfs nog na blokkering, wat schade voor ICS kan opleveren. Het boetebeding dekt het schaderisico en is een aansporing om tot nakoming over te gaan, mede omdat andere manieren om nakoming af te dwingen vaak problematisch zijn. Het boetebeding is daarmee niet onredelijk bezwarend.
10.De kantonrechter overweegt daarover als volgt.
Hoewel ICS belang heeft bij het voorkomen van misbruik en daarom een beding dat een boete stelt op het niet (tijdig) teruggeven van de verstrekte creditcard gerechtvaardigd is, is het onderhavige beding onredelijk bezwarend omdat de bedongen boete het bedrag van € 1.000,- overtreft en daarom niet in redelijke verhouding staat tot het mogelijke nadeel dat eiser(es) lijdt als gedaagde de creditcard niet (tijdig) teruggeeft. Het beding moet daarom op grond van art. 3:40 jo 6:233 onder a BW als nietig worden beschouwd.
11.Voor zover de vordering het saldo van de opnamen /bestedingen betreft komt deze de kantonrechter niet ongegrond of onrechtmatig voor, zodat het saldo daarvan (€ 1.954,38) alsmede de rente daarover (€ 16,06 berekend tot 24 juni 2011) toewijsbaar is.
12.De vordering tot afgifte van de creditcard op straffe van een dwangsom zal worden toegewezen, nu deze de kantonrechter in beginsel niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, met dien verstande dat de termijn voor afgifte wordt bepaald op zeven dagen na betekening van het vonnis. De maximaal te verbeuren dwangsom gelet op alle omstandigheden van het geval zal worden vastgesteld op € 1.000,-. De door ICS voorgestelde einddatum van 30 september 2015 (expiratiedatum), waarbij de dwangsom zou kunnen oplopen tot ruim € 36.000,- wordt verre van redelijk geacht.
13.De gevorderde ‘deurwaarderskosten sommatieexploot’ zullen worden afgewezen, omdat deze geacht worden deel uit te maken van de toe te wijzen buitengerechtelijke kosten.
14.Het is voldoende aannemelijk geworden dat ICS buitengerechtelijke inspanningen heeft geleverd om tot incasso van haar vordering te komen. De daardoor veroorzaakte kosten komen tot een bedrag van € 357,- incl. btw voor vergoeding in aanmerking, gelet op de hoogte van de toe te wijzen hoofdsom.
15.De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] omdat deze grotendeels in het ongelijk wordt gesteld. De kosten voor de akte blijven evenwel voor rekening van ICS.
16.De gevorderde bedragen aan nakosten dienen te worden afgewezen, daar thans niet duidelijk is of deze kosten daadwerkelijk zullen worden gemaakt en zo ja tot welk bedrag. Bovendien heeft de wet hierover in artikel 237 lid 4 Rv een afzonderlijke rechtsgang voorgeschreven.
- veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan ICS van € 2.327,44, te vermeerderen met de overeengekomen rente van 15 % per jaar over een bedrag van € 1.954,38 vanaf 24 juni 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt [gedaagde] om binnen zeven dagen na betekening van het vonnis de in zijn bezit zijnde creditcard tegen deugdelijk bewijs van afgifte af te geven, op straffe van een dwangsom van € 25,- per dag voor elke dag dat [gedaagde] met de afgifte van de creditcard in gebreke blijft, zulks met een maximum van € 1.000,-.
- veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van ICS tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
exploot € 97,36
vastrecht € 426,-
salaris gemachtigde € 150,-
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. van den Berg, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 6 oktober 2011in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter