ECLI:NL:RBALK:2011:BU5123

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
5 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
368404 \ OA VERZ 11-97
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens verstoring van de arbeidsrelatie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Alkmaar op 5 juli 2011 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een werknemer, hierna te noemen [werknemer], met de besloten vennootschappen Edmon Keukens B.V. en De Mandemakersgroep B.V. (samen DMG). [werknemer] verzocht om ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst, primair op basis van gewichtige redenen die voortvloeien uit veranderingen in de omstandigheden, en subsidiair op grond van artikel 7:665 BW, in verband met een overgang van onderneming. De kantonrechter oordeelde dat DMG in overwegende mate een verwijt treft voor de verstoring van de arbeidsrelatie, wat leidde tot de beslissing om de arbeidsovereenkomst per 15 juli 2011 te ontbinden.

De feiten van de zaak zijn als volgt: [werknemer] was sinds 1987 in dienst bij Edmon Keukens B.V. en werkte in de werkplaats in Hoorn. In september 2010 heeft DMG alle aandelen van Edmon overgenomen, wat leidde tot een reorganisatie en de sluiting van de werkplaats in Hoorn. [werknemer] heeft in oktober 2010 zijn ziekmelding ingediend en verkeerde in onzekerheid over zijn toekomst. DMG heeft hem vervolgens onder druk gezet om akkoord te gaan met een beëindiging van zijn dienstverband of een nieuwe arbeidsovereenkomst met verslechterde voorwaarden.

De kantonrechter concludeerde dat er geen basis meer was voor een goede samenwerking tussen partijen en dat de arbeidsrelatie zodanig was verstoord dat ontbinding gerechtvaardigd was. De door [werknemer] gevraagde ontbindingsvergoeding van € 88.769,50 werd door de kantonrechter billijk geacht, gezien de omstandigheden van de zaak. De beslissing werd genomen met inachtneming van de relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek, waaronder artikel 7:662 en 7:665 BW, die betrekking hebben op de overgang van onderneming en de rechten van werknemers.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector Kanton - locatie Hoorn
Zaaknr/repnr.: 368404 \ OA VERZ 11-97
Uitspraakdatum: 5 juli 2011
Beschikking in de zaak van:
[naam], wonende te [adres]
verzoekende partij
(verder te noemen: [werknemer])
gemachtigde: mr. D.Th.G. Thuijs, advocaat te Amsterdam
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Edmon Keukens B.V., gevestigd te 5140 DA Waalwijk aan de Gragtmansstraat 3
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid De Mandemakersgroep B.V., gevestigd te 5140 DA Waalwijk aan de Gragtmansstraat 3
verwerende partij
(samen verder te noemen: DMG)
gemachtigde: mr. T.J. van Veen, advocaat te Ede.
Het procesverloop
[werknemer] heeft op 13 mei 2011 een verzoekschrift ingediend. Daar heeft DMG bij verweerschrift op gereageerd. De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 21 juni 2011, waar [werknemer] in persoon is verschenen, en waar namens DMG zijn verschenen [dhr. A], manager P&O bij DMG, en mevrouw [mevr. B], personeelsfunctionaris bij DMG. Partijen werden bijgestaan door hun gemachtigden. Ter zitting hebben partijen hun verzoek- respectievelijk verweerschrift nader toegelicht, waarbij de gemachtigde van [werknemer] een pleitnotitie heeft overgelegd. De inhoud van deze processtukken geldt als hier ingelast.
Vervolgens is vandaag uitspraak bepaald.
De uitgangspunten
1. [werknemer], geboren op [datum], is vanaf 23 november 1987 als productiemedewerker in dienst bij Edmon Keukens BV, hierna te noemen: “Edmon”. Het laatstverdiende salaris van [werknemer] bedraagt € 2.884,00 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag en emolumenten.
2. [werknemer] werkte in Hoorn, in de werkplaats behorende bij het hoofdkantoor van Edmon. [werknemer] hield zich bezig met het op maat maken van keukenbladen, het inlijmen van spoelbakken en aanverwante werkzaamheden.
3. Edmon is een keukenbedrijf met vijf vestigingen die vooral dienen als showrooms voor keukens. Deze vestigingen zijn in Heerhugowaard, Beverwijk, Amsterdam Westpoort, Hoorn en Lelystad.
4. In september 2010 heeft De Mandemakers Groep BV alle aandelen in Edmon Holding BV overgenomen en aldus (middellijk) de aandelen in Edmon verkregen. Eerstgenoemde heeft meer dan 270 filialen en meer dan 5.000 werknemers in dienst.
5. Op 30 september 2010 heeft de (voormalig) directeur van Edmon, [dhr. C], aan [werknemer] en de andere medewerkers medegedeeld dat Edmon was verkocht aan DMG. Op 1 oktober 2010 bezocht een afvaardiging van DMG het hoofdkantoor van Edmon, en werden de medewerkers geïnformeerd over de gevolgen van de overname. De gevolgen kwamen erop neer dat de showrooms zouden blijven bestaan maar dat de hoofdvestiging in Hoorn – inclusief de werkplaats maar met uitzondering van de showroom – zou worden gesloten.
6. [werknemer] heeft in de maand oktober 2011 in onzekerheid verkeerd over zijn toekomst. [werknemer] heeft zich vervolgens op 1 november 2010 ziek gemeld. Nadat [werknemer] niet is ingegaan op een uitnodiging om op kantoor te komen, is hij op 5 november 2010 zonder aankondiging thuis bezocht door [dhr. A] van [mevr. B] van de afdeling P&O van DMG. Het advies van de bedrijfsarts luidde volgens de probleemanalyse van 11 november 2011 “een rustperiode in te lassen tussen werkgever en werknemer van maximaal twee weken. Dit om de gemoederen tot bedaren te brengen”.
Het geschil
7. [werknemer] verzoekt de arbeidsovereenkomst met DMG te ontbinden tegen de vroegst mogelijke datum, primair wegens gewichtige redenen bestaande uit veranderingen in de omstandigheden. Gelet op het verwijt dat DMG treft is [werknemer] van mening dat een vergoeding van € 88,769,50 op zijn plaats is.
Subsidiair verzoekt [werknemer] ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:665 BW, nu hij tengevolge van de overgang van onderneming is geconfronteerd met een nadelige wijziging van de omstandigheden. Nu sprake is van een aanmerkelijke wijziging ten nadele van [werknemer] maakt [werknemer] ook op de voet van artikel 7:665 BW jo. 7:685 lid 8 BW aanspraak op een toekenning van een vergoeding naar billijkheid.
8. Het verweer van DMG strekt primair tot afwijzing van het verzoek en subsidiair tot toewijzing zonder toekenning van een ontbindingsvergoeding. Op het verweer zal – voor zover van belang – bij de beoordeling van het verzoek worden ingegaan.
De beoordeling
9. Het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst zal worden toegewezen. Gelet op de stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat er geen basis meer is voor een goede samenwerking tussen partijen en dat de arbeidsrelatie zodanig is verstoord dat geen vooruitzicht bestaat op een vruchtbare samenwerking in de toekomst.
10. De kantonrechter stelt daarbij voorop dat, gelet op de hiervoor beschreven aandelentransactie, gevolgd door een reorganisatie waarbij het hoofdkantoor van Edmon in Hoorn is gesloten en de daar belegde taken zijn overgenomen door het (hoofd)kantoor van DMG, waarbij ook de werkplaats van Edmon in Hoorn is gesloten, sprake is geweest van een overgang van onderneming in de zin van artikel 7:662 BW.
11. DMG heeft de vraag of sprake is geweest van een overgang van onderneming ook in deze procedure in het midden willen laten. Eerder, zoals bij brief van 10 januari 2011, ingediend ten behoeve van de aanvraag door DMG van een ontslagvergunning ten behoeve van [werknemer], heeft DMG zich op het standpunt gesteld dat geen sprake was van een overgang van de onderneming.
12. Daarmee heeft DMG tot nu toe miskend dat [werknemer] als werknemer, die wordt geconfronteerd met een overgang van een onderneming, een zekere (rechts-)bescherming geniet. Door zich aldus – zie het onderstaande voor meer details - op te stellen en doordat zij daarbij heeft volhard in haar standpunten, treft DMG een aanzienlijk verwijt ten aanzien van het ontstaan van het onderhavige geschil.
Dit levert een zodanige verandering in de omstandigheden op dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen. De arbeidsovereenkomst zal daarom per 15 juli 2011 worden ontbonden.
13. Vervolgens moet de vraag worden beantwoord of het gelet op de omstandigheden van dit geval billijk is dat aan [werknemer] ten laste van DMG een vergoeding wordt toegekend. Daarbij is van belang of de verwijten die [werknemer] DMG maakt terecht zijn en of de grond van de ontbinding al dan niet in de risicosfeer van DMG valt. In dat verband zullen enkele incidenten die ten grondslag liggen aan het verzoek hierna puntsgewijs worden besproken.
14. Op 30 september 2010 heeft de voormalig directeur van Edmon, [dhr. C], [werknemer] en de andere medewerkers geïnformeerd over de overname. Op 1 oktober 2010 hebben medewerkers van DMG de medewerkers verder geïnformeerd.
Gelet ook op het standpunt van DMG tijdens de behandeling van de aanvraag voor de ontslagvergunning ten behoeve van [werknemer] in 2011, heeft DMG de medewerkers daarbij niet op de hoogte gebracht van het feit dat sprake zou zijn van een overgang van onderneming en de daarbij behorende rechtspositionele gevolgen. Artikel 7:663 BW bepaalt in dit verband – kort gezegd - dat de betrokken werknemer zijn rechten behoudt.
Edmon Keukens BV had geen ondernemingsraad. In dit verband is nog van belang dat artikel 7:665a BW bepaalt dat in dat geval de werknemer tijdig wordt geïnformeerd van het voorgenomen besluit tot overgang, en dat hem onder meer de juridische en sociale gevolgen uit de doeken worden gedaan. De kantonrechter is op geen enkele wijze gebleken dat DMG zich hieraan heeft gehouden; het standpunt van DMG tijdens de behandeling van haar verzoek tot het verkrijgen van een ontslagvergunning wijst op het tegendeel.
15. [werknemer] heeft in dit verband nog gewezen op de toepasselijke CAO Wonen. Artikel 7.9 bepaalt: “Bij een te verwachten reorganisatie, fusie, overdracht of sluiting van een onderneming of een afdeling van een onderneming met personele en sociale gevolgen, informeert de werkgever de vakbonden, als er ten minste 20 werknemers bij zijn betrokken. Dit overleg laat de bevoegdheden van de ondernemingsraad onverlet en wordt op een zodanig moment gevoerd, dat het van invloed kan zijn op het proces van besluitvorming.”
Vaststaat dat in ieder geval 19 werknemers van het hoofdkantoor directe gevolgen hebben ondervonden vanwege het sluiten van die vestiging en de overgang van dit deel van de onderneming. Nu de overgang bovendien tot gevolg had dat ook de werknemers in de vijf showrooms voortaan in een andere organisatie zouden werken, vallende onder DMG, ziet de kantonrechter niet in, waarom Edmon (die geen ondernemingsraad had) en overigens ook DMG, de vakbond in het geheel geen melding hebben gedaan.
16. [werknemer] heeft zich op 1 november 2010 ziek gemeld. Ondanks zijn ziekmelding en het advies van de bedrijfsarts tot een time out van twee weken, hebben twee P&O medewerkers van DMG [werknemer] op 5 november 2010 thuis bezocht en hem een keuze voorgelegd. [werknemer] kon ofwel akkoord gaan met een schriftelijke overeenkomst d.d. 5 november 2010, inhoudende de beëindiging van zijn dienstverband tegen 28 februari 2011 tegen een vergoeding die overeenkwam met iets meer dan een bruto maandsalaris; ofwel akkoord gaan met een nieuwe arbeidsovereenkomst in een andere functie voor de bepaalde tijd van een half jaar, met allerlei nieuwe bedingen zoals een aanzienlijk lager salaris en zonder duidelijkheid over zijn standplaats.
17. Eerst na moeizame en langdurige onderhandelingen heeft DMG haar aanbod aangepast. [werknemer] heeft zich hierbij terecht op het standpunt gesteld dat hij niet met een verslechtering van zijn (primaire en secundaire) arbeidsvoorwaarden behoefde in te stemmen. Niettemin heeft DMG zich tot het laatst toe, en ook tijdens de ontbindingsprocedure, op het standpunt gesteld dat [werknemer] zich diende te schikken naar haar wensen en dat [werknemer] allerlei aanpassingen diende te accepteren, zowel ten aanzien van de inhoud van zijn functie, als in de beloning voor zijn werkzaamheden, als in de overige voorwaarden in een nieuw te sluiten arbeidsovereenkomst, zoals een concurrentiebeding. Daarnaast heeft DMG nog een ontslagvergunning aangevraagd voor [werknemer], doch deze heeft zij niet verkregen.
18. Gelet op het voorgaande, is de kantonrechter van oordeel dat DMG in overwegende mate een verwijt treft. Van [werknemer] kan niet worden verwacht dat hij nog in een nieuwe functie aan DMG verbonden blijft. Daarbij gaat de kantonrechter ervan uit dat [werknemer], zoals hij ter zitting heeft meegedeeld, op het moment van de zitting geen vooruitzicht had op indiensttreding bij een andere werkgever.
19. De door [werknemer] aangegeven ontbindingsvergoeding ad € 88.769,50 bruto, die is gebaseerd op een C-factor van 1,5, acht de kantonrechter onder de gegeven omstandigheden billijk.
20. Gelet op artikel 7:685 lid 9 van het BW worden partijen van de voorgenomen beslissing in kennis gesteld en is [werknemer] bevoegd het verzoek binnen de hierna te noemen termijn in te trekken.
21. Er zal worden bepaald dat beide partijen de eigen proceskosten dragen. Voor het geval dat [werknemer] zijn verzoek intrekt, zal worden bepaald dat hij de proceskosten van DMG moet dragen.
De beslissing
De kantonrechter:
Bepaalt dat de termijn, waarbinnen [werknemer] zijn verzoek zal kunnen intrekken [i.c. door middel van een schriftelijke mededeling (eventueel bij faxbericht) aan de griffier en in afschrift aan de (gemachtigde van de) wederpartij], zal lopen tot en met 14 juli 2011.
Voor het geval [werknemer] zijn verzoek niet binnen die termijn zal hebben ingetrokken:
Ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 15 juli 2011.
Kent aan [werknemer] ten laste van DMG een vergoeding toe van € 88.769,50 bruto.
Bepaalt dat beide partijen de eigen kosten dragen.
Wijst het meer of anders verzochte af.
Voor het geval [werknemer] zijn verzoek binnen die termijn zal hebben ingetrokken:
Veroordeelt [werknemer] in de proceskosten, die aan de zijde van DMG worden vastgesteld op
€ 400,-- voor salaris gemachtigde, waarover [werknemer] geen btw verschuldigd is.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.A. van den Berg, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 5 juli 2011 in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter