ECLI:NL:RBALK:2011:BU5172

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
26 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
370066 \ CV EXPL 11-2368
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis in huurachterstandzaak met betrekking tot ontruiming

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Alkmaar op 26 september 2011 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De opposante, die zich tegen een eerder verstekvonnis van 17 januari 2011 had verzet, stelde dat zij nooit huurder was van de woning aan het opgegeven adres. De stichting Intermaris had in de oorspronkelijke procedure ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning gevorderd, omdat er huurachterstand was ontstaan. De opposante voerde aan dat zij pas op 3 of 4 mei 2011 op de hoogte was gesteld van het verstekvonnis, terwijl de ontruiming al op 1 maart 2011 had plaatsgevonden. De kantonrechter oordeelde dat de verzettermijn pas was aangevangen op het moment dat de opposante daadwerkelijk op de hoogte was van het verstekvonnis. Dit betekende dat het verzet tijdig was ingesteld. De rechter concludeerde dat de opposante ten onrechte was veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, omdat er geen huurovereenkomst tussen haar en Intermaris bestond. Het verstekvonnis werd vernietigd en de vordering van Intermaris werd afgewezen. Intermaris werd veroordeeld in de proceskosten van de opposante, met uitzondering van de kosten van de verzetdagvaarding.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector Kanton - locatie Hoorn
Zaaknr/rolnr.: 370066 \ CV EXPL 11-2368 / HB
Uitspraakdatum: 26 september 2011
Vonnis in de zaak van:
[naam], wonende te [adres]
opposante
verder ook te noemen: [opposante]
gemachtigde: mr. M.T.A.M. Mes, advocaat te Hoorn
tegen
de stichting Stichting IntermarisHoeksteen, gevestigd te Hoorn, woonplaats gekozen hebbend ten kantore van deurwaarder L.V. Snijder aan de Lepelaar 2 te Hoorn
geopposeerde
verder ook te noemen: Intermaris
gemachtigde: deurwaarder L.V. Snijder te Hoorn.
Het procesverloop
[opposante] is bij dagvaarding van 13 mei 2011 (met producties) in verzet gekomen tegen het op 17 januari 2011 tussen Intermaris als eiseres en [opposante] en [huurder] als gedaagden uitgesproken verstekvonnis onder rolnummer 355084 CV EXPL 10-6659, en heeft tegen de vordering van Intermaris verweer gevoerd. Op 19 mei 2011 heeft [opposante] een herstelexploot aan Intermaris doen betekenen.
Vervolgens is gediend van antwoord (met producties) en repliek in oppositie.
De inhoud van de processtukken geldt als hier ingelast.
Ten slotte is heden uitspraak bepaald.
Het geschil
1.Bij dagvaarding van 20 december 2010 heeft Intermaris gesteld dat zij aan [opposante] en [huurder] heeft verhuurd de woning c.a. aan de [adres] en dat er huurachterstand is ontstaan ad € 2.339,88 (berekend tot en met december 2010). Hierom heeft Intermaris bij die dagvaarding ontbinding van de huurovereenkomst gevorderd en ontruiming van het gehuurde, alsmede hoofdelijke veroordeling van [opposante] en [huurder] tot betaling van de huurachterstand ad € 2.339,88, de wettelijke rente (tot de dag der dagvaarding bedragend € 3,17), de buitengerechtelijke incassokosten ad € 357,- inclusief btw, alle kosten voortvloeiend uit de ontruiming en de proceskosten, een en ander zoals in de dagvaarding nader omschreven.
2.De vordering van Intermaris is toegewezen bij voormeld verstekvonnis d.d. 17 januari 2011, met dien verstande dat de vordering betreffende de kosten voortvloeiend uit de ontruiming is afgewezen.
3.Bij verzetdagvaarding van 13 mei 2011 vordert [opposante] haar bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te ontheffen van de bij voormeld verstekvonnis tegen haar uitgesproken veroordeling, met afwijzing van de vordering van Intermaris en met veroordeling van Intermaris in de kosten van het verzet.
4.[opposante] voert hiertoe, zakelijk samengevat, het volgende aan.
[opposante] is nooit huurder is geweest van de woning aan de [adres]. De woning werd gehuurd door haar ex-partner [naam]. Inmiddels is de woning op 1 maart 2011 ontruimd. [opposante] is door [huurder] op 3 of 4 mei 2011 in kennis gesteld van het bestaan van het verstekvonnis d.d. 17 januari 2011.
5.Intermaris heeft in reactie hierop aangevoerd dat [opposante] in haar verzet niet ontvankelijk is, omdat het verzet niet binnen 4 weken na de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis op 1 maart 2011 is ingesteld.
De beoordeling
6.In artikel 143 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is bepaald, dat het verzet moet worden gedaan binnen 4 weken na betekening van het vonnis of van enige uit kracht daarvan opgemaakte of ter uitvoering daarvan strekkende akte aan de veroordeelde in persoon, of na het plegen door deze van een daad waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging aan hem bekend is.
7.In artikel 143 lid 3 Rv is bepaald dat, buiten de gevallen bedoeld in het tweede lid van artikel 143, de verzettermijn aanvangt op de dag waarop het vonnis ten uitvoer is gelegd. In artikel 144 aanhef en sub d. Rv is bepaald, dat in geval van gedwongen ontruiming van onroerende zaken het vonnis geacht wordt ten uitvoer te zijn gelegd nadat de ontruiming heeft plaatsgevonden.
8.De eerste van de in artikel 143 leden 2 en 3 Rv genoemde termijnen die een aanvang neemt, is bepalend voor het einde van de termijn voor het instellen van verzet.
9.De kantonrechter overweegt dat niet is gebleken dat het verstekvonnis (of enige uit kracht daarvan opgemaakte of ter uitvoering daarvan strekkende akte) in persoon aan [opposante] is betekend. Als door Intermaris onvoldoende gemotiveerd weersproken staat wel vast dat [opposante] pas op 3 of 4 mei 2011 in kennis is gesteld van het bestaan van het verstekvonnis. Voorts staat echter vast dat de ontruiming van de woning reeds op 1 maart 2011 heeft plaatsgevonden. In principe dient voor de ingangsdatum van de verzettermijn dan ook te worden uitgegaan van laatstgenoemde datum.
10.Echter, onverkorte toepassing van artikel 143 lid 3 juncto 144 aanhef en sub d Rv komt in het onderhavige geval in strijd met artikel 6 EVRM. Immers, niet is gebleken dat [opposante] eerder dan op 3 of 4 mei 2011 van de ontruiming van de woning op de hoogte was. Als er van zou moeten worden uitgegaan dat de verzettermijn is ingegaan op 1 maart 2011, was de verzettermijn ten tijde van het uitbrengen van de verzetdagvaarding al verstreken en heeft [opposante] dus geen werkelijke mogelijkheid gehad om zich tegen de vorderingen van Intermaris te verweren. (vergelijk Gerechtshof Amsterdam 24 januari 2008, LJN BF0122, Hoge Raad 16 januari 2004, LJN AM2341).
11.Hierom zal de kantonrechter ervan uitgaan dat de verzettermijn pas is aangevangen op 3 of 4 mei 2011. Nu het verzet binnen 4 weken na die data is ingesteld, is [opposante] ontvankelijk in het verzet.
12.Intermaris heeft niet bestreden dat [opposante] geen huurder van de woning in kwestie is geweest. [opposante] is dus ten onrechte veroordeeld tot betaling van de huurachterstand met rente en kosten. Ook is de huurovereenkomst ten opzichte van [opposante] ten onrechte ontbonden. Er was immers geen huurovereenkomst tussen haar en Intermaris. Bovendien heeft Intermaris geen belang meer bij de ten opzichte van [opposante] gevorderde ontruiming van de woning. Hieruit volgt dat het verzet van [opposante] gegrond is en dat het verstekvonnis ten opzichte van haar dient te worden vernietigd met inbegrip van de daarbij uitgesproken proceskostenveroordeling.
13.Als de in het ongelijk gestelde partij zal Intermaris in de kosten van deze verzetprocedure worden veroordeeld, met uitzondering van de kosten van de verzetdagvaarding, die voor rekening blijven van [opposante], nu niet is gesteld of gebleken dat de door Intermaris uitgebrachte dagvaarding nietig was.
De beslissing
De kantonrechter:
Verklaart het verzet gegrond en vernietigt het vonnis d.d. 17 januari 2011 voor zover tussen Intermaris als eisende partij en [opposante] als gedaagde partij bij verstek gewezen, met inbegrip van de bij voorraad uitvoerbare veroordeling in de proceskosten.
Opnieuw rechtdoende:
Wijst de vordering van Intermaris ten opzichte van [opposante] alsnog af.
Veroordeelt Intermaris in de proceskosten, aan de zijde van [opposante] tot heden begroot op
€ 350,- voor salaris van de gemachtigde van [opposante] (waarover Intermaris geen btw verschuldigd is).
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. van den Berg, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 26 september 2011 in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter