ECLI:NL:RBALK:2011:BU6806

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
16 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
371940 \ CV EXPL 11-3206
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.J.P. Veenhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van het Sociaal Plan DHL bij de overgang van onderneming naar Crawford

In deze zaak stond de vraag centraal of het Sociaal Plan van DHL van toepassing was op de eiser, die werkzaam was bij DHL en wiens functie overging naar Crawford na de overname van een deel van de onderneming. De kantonrechter oordeelde dat het Sociaal Plan van DHL van toepassing was, omdat er een adviesaanvraag was ingediend bij de Ondernemingsraad van DHL, wat volgens de bepalingen van het Sociaal Plan noodzakelijk was. De eiser had van 4 september 2007 tot 1 januari 2011 bij DHL gewerkt en was per die datum in dienst van Crawford. Na de overname werd hij boventallig verklaard en kreeg hij een beëindigingsvergoeding volgens het Sociaal Plan van Crawford, wat hij betwistte. Hij vorderde betaling op basis van het Sociaal Plan van DHL, dat volgens hem op hem van toepassing was vanwege de reorganisatie en de adviesaanvraag die door DHL was ingediend. De kantonrechter oordeelde dat de rechten en verplichtingen van het Sociaal Plan van DHL automatisch overgingen op Crawford, en dat de beëindigingsvergoeding die aan de eiser toekwam, € 7.741,66 bruto bedroeg. Daarnaast werd de eiser ook recht toegekend op uitbetaling van niet-genoten vakantiedagen. De kantonrechter wees de vordering van de eiser grotendeels toe, inclusief de wettelijke rente vanaf de datum waarop de bedragen verschuldigd waren. De proceskosten werden aan Crawford opgelegd, omdat zij grotendeels in het ongelijk waren gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector kanton
Locatie Alkmaar
zaak/rolnr.: 371940 \ CV EXPL 11-3206 (bij vervroeging)
datum uitspraak: 16 november 2011
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
[eiser]
te [plaats]
eisende partij
hierna te noemen [eiser]
gemachtigde voorheen mr. P.J. klein Gunnewiek, thans mr. J.H.H. Baljet
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Cardo Production Heerhugowaard B.V.
te [plaats]
gedaagde partij
hierna te noemen Crawford
gemachtigde mr. A. Lof
De procedure
Voor de loop van het geding verwijst de kantonrechter naar de volgende stuk¬ken:
-de dagvaarding van 9 juni 2011, met producties,
-de conclusie van antwoord, met producties,
-het door de kantonrechter tussen partijen gewe¬zen en op 3 augustus 2011 uitgesproken tussenvonnis,
-de aantekeningen van de griffier van de ingevolge dat vonnis op 17 oktober 2011 gehouden comparitie van partijen, de met het oog op die zitting door de gemachtigde van Crawford aan de kantonrechter en [eiser] gezonden producties en de op die zitting door de gemachtigde van [eiser] in het geding gebrachte productie.
De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist en/of op grond van de onweerspro¬ken inhoud van de producties, staat tussen partij¬en het volgende vast:
a.[eiser] was van 4 september 2007 tot 1 januari 2011 werkzaam bij DHL Freight Production (ECO) B.V. (hierna: DHL), sedert 1 juli 2008 op basis van een dienstverband voor onbepaalde tijd.
b.Tot 1 januari 2011 oefende [eiser] zijn functie uit in dienst van DHL en in opdracht van Crawford.
c.Per 1 januari 2011 is een deel van de onderneming van DHL door Crawford overgenomen. [eiser] was werkzaam binnen het overgenomen onderdeel.
d.Met ingang van 1 januari 2011 was [eiser] in dienst van Crawford.
e.Na de overname is, in verband met een door DHL al ingezette reorganisatie, door Crawford een ontslagvergunning aangevraagd.
f.Voor die onder e. genoemde reorganisatie had DHL een Sociaal Plan opgesteld, dat onderdeel is geworden van de CAO.
Dit Sociaal Plan geldt voor de periode van 1 juli 2010 – 30 juni 2011 en bevat onder meer de volgende bepaling in artikel 1.1.1:
“Dit Sociaal Plan is van toepassing op reorganisaties waarvoor in de periode van 1 juli 2010 tot en met 30 juni 2011 een adviesaanvraag (artikel 25 WOR) is ingediend bij de Ondernemingsraad van DHL Express, DHL Supply Chain, DHL Freight en/of DHL Global Forwarding.”
g.Op 14 september 2010 heeft DHL Freight een adviesaanvraag op grond van artikel 25 lid 1 WOR ingediend, waarop de Ondernemingsraad van DHL Freight op 20 oktober 2010 positief heeft geadviseerd.
h.Bij brief van 30 september 2010 heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan “Partijen bij de collectieve arbeidsovereenkomst DHL Nederland CAO Sociaal Plan 2010-2011 het volgende geschreven:
“(…)
Deze overeenkomst is door u op de wijze als bepaald in artikel 4, eerste lid van de Wet op de loonvorming (WLV), juncto paragraaf 1 en 3 van het Besluit aanmelding van collectieve arbeidsovereenkomsten en het aanvragen van algemeen verbindendverklaring, als (gewijzigde) CAO in de zin van de Wet op de Collectieve Arbeidsovereenkomst aangemeld.
(…)”
i.Bij brief van 23 november 2010 heeft Crawford aan [eiser] medegedeeld dat [eiser] in het kader van de reorganisatie boventallig is verklaard, dat op hem het Sociaal Plan van Crawford van toepassing is en dat hij met ingang van 1 januari 2011 is vrijgesteld van het verrichten van zijn werkzaamheden.
j.In antwoord op die brief van Crawford van 23 november 2010 heeft de toenmalige gemachtigde van [eiser] bij brief van 28 december 2010 namens [eiser] het volgende aan Crawford geschreven:
“(…)
Hierbij deel ik u namens cliënt mede dat hij zich niet kan vinden in de door u genomen beslissing. Cliënt gaat dan ook niet akkoord met de vrijstelling van werkzaamheden en houdt zich beschikbaar voor arbeid. Indien hij van u een oproep tot arbeid ontvangt, stelt hij zich beschikbaar tot het verrichten van zijn gebruikelijke werkzaamheden.
(…)”
k.Op 14 maart 2011 is aan Crawford vergunning verleend om de arbeidsovereenkomst met [eiser] op te zeggen.
l.Bij brief van 17 maart 2011 heeft Crawford de arbeidsovereenkomst met [eiser] opgezegd per 1 mei 2011.
m.Crawford heeft een Sociaal Plan, dat in voor [eiser] ongunstige zin afwijkt van het Sociaal Plan van DHL.
n.Bij het ontslag aan [eiser] is hem op grond van het Sociaal Plan van Crawford een bedrag van € 8.337,17 bruto uitgekeerd.
De vordering
[eiser] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Crawford zal veroordelen om aan [eiser] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen:
1.€ 2.470,55, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW ad 50% en de wettelijke rente vanaf 1 mei 2011 tot aan de dag der betaling;
2.€ 535,50 wegens buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 juni 2011 tot aan de dag van betaling;
3.de kosten van dit geding te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis -voor zover het geval voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt- te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten te rekenen vanaf bedoelde termijn van voldoening;
4.de nakosten, zijnde € 131,00 zonder betekening van het vonnis en € 199,00 na betekening van het vonnis en -voor zover het geval voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt- te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten te rekenen vanaf bedoelde termijn van voldoening.
Voor zover in deze procedure niet in de nakosten veroordeeld kan worden, vordert [eiser] op grond van artikel 237 lid 4 Rv afgifte van een bevelschrift waarin Crawford wordt veroordeeld tot betaling van de nakosten.
[eiser] heeft het volgende aan de vordering ten grond¬slag gelegd:
Crawford heeft aan [eiser] een beëindigingsvergoeding uitgekeerd conform het Sociaal Plan dat geldt binnen Crawford. [eiser] is echter van mening dat op het Sociaal Plan DHL van toe-passing is. Op het moment dat [eiser] per 1 januari 2011 in dienst trad bij Crawford was er reeds een reorganisatie gaande bij DHL. Voor de periode van 1 juli 2010 – 30 juni 2011 geldt het Sociaal Plan DHL.
In het kader van de reorganisatie zijn de medewerkers van Crossdock en Export per 1 januari 2011 overgegaan naar Crawford. Er is daarvoor een adviesaanvraag ingediend bij de OR. Dit betekent dat het Sociaal Plan DHL op het moment van overgang van de onderneming op [eiser] van toepassing was en dat rechten en verplichtingen die daaruit voortvloeien ook mee over zijn gegaan op Crawford. Het Sociaal Plan DHL is aangemerkt als een CAO. Een CAO is een collectieve arbeidsovereenkomst waarin arbeidsvoorwaarden zijn opgenomen.
[eiser] maakt aanspraak op een beëindigingsvergoeding conform het Social Plan DHL, alsme-de op de budgetten waarvoor hij in aanmerking zou zijn gekomen.
Een en ander komt neer op de volgende berekening:
Bruto maandsalaris plus vakantiegeld = € 2.977,56
x 2 gewogen dienstjaren x correctiefactor 1,3 = € 7.741,66
outplacementbudget € 1.000,00
werkgerelateerde opleiding € 375,00
divers € 375,00
financieel advies € 200,00
in totaal € 9.691,66
reeds uitgekeerd € 8.337,17
resteert bruto € 1.354,49
Daarnaast maakt [eiser] aanspraak op uitbetaling van niet-genoten vakantiedagen over de maanden januari 2011 tot en met april 2011. Dit betekent dat er nog 66,67 uur moet worden uitbetaald tegen € 16,74 bruto per uur, zodat het gaat om een totaalbedrag van € 1.116,06 bruto.
Crawford heeft nagelaten de beëindigingsvergoeding te betalen conform het Sociaal Plan van DHL, ondanks verzoeken van [eiser] daartoe.
[eiser] maakt daarom aanspraak op de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW voor het maximale percentage van 50%.
Door ondanks aanmaning met betaling in gebreke te blijven, heeft Crawford [eiser] genoodzaakt de vordering ter incasso uit handen te geven. [eiser] heeft daardoor vermogensschade geleden, bestaande uit de buitengerechtelijke incassokosten ten belope van € 535,50. Crawford dient deze kosten ingevolge artikel 6:96 lid 2 sub c BW aan [eiser] te voldoen.
Voorts is Crawford de wettelijke rente verschuldigd geworden.
Het verweer
Crawford betwist de vordering en voert daartoe het volgende aan:
In verband met de voorgenomen insourcing door Crawford heeft DHL op 14 september 2010 een adviesaanvraag op grond van artikel 25 lid 1 WOR verricht. De OR van DHL heeft op 20 oktober 2010 positief geadviseerd.
In verband met de in 2010 doorgevoerde reorganisatie is door de overname overcapaciteit ontstaan. Crawford zag zich daarom genoodzaakt een ontslagvergunning voor [eiser] aan te vragen, die werd verkregen.
Het dienstverband met [eiser] is door Crawford afgewikkeld op basis van het binnen Crawford geldende Sociaal Plan.
Crawford betwist dat de CAO Sociaal Plan DHL Nederland onderdeel is geworden van de CAO DHL Logistics Nederland.
Uit artikel 1.1.1 van de CAO Sociaal Plan DHL Nederland blijkt dat het Sociaal Plan van toepassing is op reorganisaties waarvoor in de periode van 1 juli 2010 tot en met 30 juni 2011 een adviesaanvraag is ingediend bij de OR van een van de werkgevers die partij zijn bij de CAO.
Weliswaar heeft het bestuur van DHL Freight een adviesaanvraag gedaan in verband met het voornemen van Crawford om de crossdock en exportactiviteiten over te nemen, dit betreft niet een adviesaanvraag als bedoeld in artikel 1.1.1. Immers, het besluit tot insourcing is genomen door Crawford. Op het moment dat Crawford dit besluit nam, was zij niet aan te merken als werkgever van [eiser].
De overgang van de onderneming als gevolg van het besluit tot insourcing valt niet onder de werkingssfeer van de CAO Sociaal Plan DHL Nederland.
In de arbeidsovereenkomst met [eiser] is het volgende incorporatiebeding opgenomen:
“Door ondertekening van de kopie van deze brief uwerzijds, krijgt de brief het karakter van een arbeidsovereenkomst, waarop de CAO DHL Logistics Nederland van toepassing is.”
Aldus is de CAO DHL Logistics Nederland van toepassing verklaard en niet de CAO Sociaal Plan DHL Nederland.
De ontslagvergoeding is niet te beschouwen als loon. De gevorderde wettelijke verhoging dient daarom te worden afgewezen.
Met betrekking tot de opgebouwde vakantiedagen voert Crawford het volgende aan:
[eiser] is bij brief van 23 november 2010 medegedeeld dat hij werd vrijgesteld van het verrichten van werkzaamheden. [eiser] heeft zich daartegen niet verzet.
Artikel 9.1 van het Sociaal Plan van Crawford bepaalt dat vakantiedagen/ADV dagen geacht worden te zijn opgenomen in de periode van vrijstelling.
Collega’s van [eiser] hebben genoegen moeten nemen met de afwikkeling van hun dienstverband conform het Sociaal Plan van Crawford, inclusief de vrijstelling van werkzaamheden. Het is ten opzichte van die werknemers niet billijk dat [eiser] aanspraak zou kunnen maken op uitbetaling van niet-genoten vakantiedagen/ADV dagen.
[eiser] is tot 1 mei 2011 bij Crawford in dienst geweest. Daarom is de wettelijke rente eerst vanaf 1 mei 2011 verschuldigd.
Indien Crawford naar het oordeel van de kantonrechter nog een gedeelte van de ontslagvergoeding verschuldigd is, stelt Crawford zich op het standpunt dat zij pas de wettelijke rente is verschuldigd vanaf de dag der dagvaarding, nu zij na de datum van opeisbaarheid per 1 mei 2011 niet in gebreke is gesteld.
Crawford is geen buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd, nu vanaf de datum van opeisbaarheid door de gemachtigde van [eiser] geen werkzaamheden meer zijn verricht anders dan ter inleiding van deze procedure. Subsidiair betwist Crawford de hoogte van de gevorderde buitengerechtelijke kosten. [eiser] heeft deze kosten niet nader onderbouwd. Het gevorderde bedrag staat ook niet in verhouding tot de verrichte werkzaamheden.
De beoordeling van het geschil
De ontslagvergoeding
1. vraag die partijen verdeelt is of door de overgang van een deel van de onderneming van DHL naar Crawford het Sociaal Plan DHL op [eiser] van toepassing is.
2.De kantonrechter beantwoordt die vraag bevestigend en overweegt daartoe het volgende.
3.Uit het bepaalde bij artikel 1.1.1 van het Sociaal Plan DHL geldt dat dit plan voor de periode van 1 juli 2010 – 30 juni 2011van toepassing is op reorganisatie “waarvoor in de periode van 1 juli 2010 tot en met 30 juni 2011 een adviesaanvraag (artikel 25 WOR) is ingediend bij de Ondernemingsraad van DHL Express, DHL Supply Chain, DHL Freight en/of DHL Global Forwarding.”
4.Tussen partijen staat vast dat DHL Freight een adviesaanvraag als bedoeld in genoemd artikel 1.1.1 van het Sociaal Plan DHL heeft ingediend. Derhalve is dat Sociaal Plan op de onderhavige reorganisatie van toepassing.
5.Crawford heeft aangevoerd dat het hier niet om de vereiste adviesaanvraag gaat, omdat de besluitvorming bij Crawford en niet bij DHL Freight heeft plaatsgevonden. Dat verweer kan geen stand houden. Doorslaggevend is dat DHL Freight als werkgever de adviesaanvraag heeft ingediend. Het moge zo zijn dat dit is geschied in verband met besluitvorming door Crawford, maar dat neemt niet weg dat de uiteindelijke adviesaanvraag door DHL Freight is gedaan.
6.Met artikel 14a Wet CAO wordt beoogd dat op de verkrijger van de onderneming de rechten en verplichtingen overgaan, die krachtens de cao op het moment van overgang van de onderneming op de overdragende werkgever rusten. Die rechten en verplichtingen gaan op grond van dit artikel van rechtswege over op de verkrijger van de ondereneming. Dit artikel geeft een uitwerking aan artikel 3 lid 3 van de Europese richtlijn nr. 1977/187.
7.Artikel 14a Wet CAO creëert een nieuwe vorm van gebondenheid aan de cao. Die binding impliceert dat de verkrijger de cao, waaraan de overdragende werkgever was gebonden, niet alleen moet blijven naleven ten aanzien van de overgenomen werknemers, die aan de cao waren gebonden, maar ook dat de verkrijger de uit artikel 14 Wet CAO voortvloeiende verplichtingen moet nakomen ten aanzien van de overgenomen werknemers die niet aan die cao zijn gebonden. Voor zover Crawford zich erop beroept dat het Sociaal Plan DHL niet op [eiser] van toepassing is omdat deze niet gebonden is, faalt daarom dat verweer.
8.Crawford heeft nog aangevoerd dat in de arbeidsovereenkomst met [eiser] het volgende incorporatiebeding opgenomen:“Door ondertekening van de kopie van deze brief uwerzijds, krijgt de brief het karakter van een arbeidsovereenkomst, waarop de CAO DHL Logistics Nederland van toepassing is.” en dat daarom de CAO DHL Logistics Nederland van toepassing is verklaard en niet de CAO Sociaal Plan DHL Nederland.
9.Artikel 9.4 van het Sociaal Plan DHL luidt: “Als de regelingen in dit Sociaal Plan afwijken of strijdig zijn met de bij de werkgever van toepassing zijnde CAO of andere arbeidsvoorwaarden, gaan de regelingen in dit Sociaal Plan voor.” Dit heeft tot gevolg dat ten aanzien van [eiser] het Sociaal Plan DHL heeft te gelden.
10.Op grond van het vorenstaande komt de kantonrechter tot het oordeel dat aan [eiser] de beëindigingsvergoeding toekomt die in het Sociaal Plan DHL is vastgelegd. Deze vergoeding is immers een arbeidsvoorwaarde die als verplichting op Crawford is overgegaan.
11.Partijen zijn het erover eens dat die vergoeding € 7.741,66 bruto bedraagt.
12.Voorts heeft Crawford niet weersproken dat [eiser] op grond van dat Sociaal Plan ook recht heeft op de door hem genoemde vergoedingen.
13.Gelet op het vorenstaande is daarom € 1.354,49 bruto toewijsbaar, zoals door [eiser] is gevorderd.
14.Terecht heeft Crawford aangevoerd dat de beëindigingsvergoeding niet valt te beschouwen als loon in de zin van artikel 7:625 BW. Daarom wordt de gevorderde wettelijke verhoging afgewezen.
De niet-genoten vakantiedagen
15.Met betrekking tot dit deel van de vordering heeft Crawford zich beroepen op artikel 9.1 van haar (volgens haar toepasselijke) Sociaal Plan.
16.Nu het Sociaal Plan DHL heeft te gelden en daarin geen vergelijkbare bepaling is opgenomen, ligt ook dit deel van de vordering voor toewijzing gereed. Tegen de hoogte van het gevorderde bedrag is geen relevant verweer gevoerd. Daarom wordt toegewezen € 1.116,06 bruto. De over dit bedrag gevorderde wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW is eveneens toewijsbaar.
17.Nu het afwijzende standpunt van Crawford vanaf het begin duidelijk was voor [eiser], is het niet redelijk te achten dat hij de door hem gestelde buitengerechtelijke incassokosten heeft gemaakt. Om die reden wordt dit deel van de vordering afgewezen.
18.De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 1 mei 2011, zijnde datum waarop de onderhavige bedragen verschuldigd waren.
19.Crawford zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. De nakosten worden afgewezen, nu nog onzeker is of deze kosten zullen worden gemaakt en zo ja tot welk bedrag.
Beslissing
De kantonrechter:
Veroordeelt Crawford om tegen behoorlijk bewijs van kwij¬ting aan [eiser] te betalen € 2.470,55, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW ad 50% over € 1.116,06 en met de wettelijke rente over het totaalbedrag vanaf 1 mei 2011 tot aan de dag der betaling.
Veroordeelt Crawford in de kosten van deze procedure, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiser] begroot op de volgende bedragen:
dagvaarding € 81,31
griffierecht € 142,00
salaris gemachtigde € 300,00
één en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis en -voor zover het geval voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt- te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten te rekenen vanaf bedoelde termijn van voldoening.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voor¬raad.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.P. Veenhof en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.
de griffier de kantonrechter