De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist en/of op grond van de onweerspro¬ken inhoud van de producties, staat tussen partij¬en het volgende vast:
a.[eiser] was van 4 september 2007 tot 1 januari 2011 werkzaam bij DHL Freight Production (ECO) B.V. (hierna: DHL), sedert 1 juli 2008 op basis van een dienstverband voor onbepaalde tijd.
b.Tot 1 januari 2011 oefende [eiser] zijn functie uit in dienst van DHL en in opdracht van Crawford.
c.Per 1 januari 2011 is een deel van de onderneming van DHL door Crawford overgenomen. [eiser] was werkzaam binnen het overgenomen onderdeel.
d.Met ingang van 1 januari 2011 was [eiser] in dienst van Crawford.
e.Na de overname is, in verband met een door DHL al ingezette reorganisatie, door Crawford een ontslagvergunning aangevraagd.
f.Voor die onder e. genoemde reorganisatie had DHL een Sociaal Plan opgesteld, dat onderdeel is geworden van de CAO.
Dit Sociaal Plan geldt voor de periode van 1 juli 2010 – 30 juni 2011 en bevat onder meer de volgende bepaling in artikel 1.1.1:
“Dit Sociaal Plan is van toepassing op reorganisaties waarvoor in de periode van 1 juli 2010 tot en met 30 juni 2011 een adviesaanvraag (artikel 25 WOR) is ingediend bij de Ondernemingsraad van DHL Express, DHL Supply Chain, DHL Freight en/of DHL Global Forwarding.”
g.Op 14 september 2010 heeft DHL Freight een adviesaanvraag op grond van artikel 25 lid 1 WOR ingediend, waarop de Ondernemingsraad van DHL Freight op 20 oktober 2010 positief heeft geadviseerd.
h.Bij brief van 30 september 2010 heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan “Partijen bij de collectieve arbeidsovereenkomst DHL Nederland CAO Sociaal Plan 2010-2011 het volgende geschreven:
“(…)
Deze overeenkomst is door u op de wijze als bepaald in artikel 4, eerste lid van de Wet op de loonvorming (WLV), juncto paragraaf 1 en 3 van het Besluit aanmelding van collectieve arbeidsovereenkomsten en het aanvragen van algemeen verbindendverklaring, als (gewijzigde) CAO in de zin van de Wet op de Collectieve Arbeidsovereenkomst aangemeld.
(…)”
i.Bij brief van 23 november 2010 heeft Crawford aan [eiser] medegedeeld dat [eiser] in het kader van de reorganisatie boventallig is verklaard, dat op hem het Sociaal Plan van Crawford van toepassing is en dat hij met ingang van 1 januari 2011 is vrijgesteld van het verrichten van zijn werkzaamheden.
j.In antwoord op die brief van Crawford van 23 november 2010 heeft de toenmalige gemachtigde van [eiser] bij brief van 28 december 2010 namens [eiser] het volgende aan Crawford geschreven:
“(…)
Hierbij deel ik u namens cliënt mede dat hij zich niet kan vinden in de door u genomen beslissing. Cliënt gaat dan ook niet akkoord met de vrijstelling van werkzaamheden en houdt zich beschikbaar voor arbeid. Indien hij van u een oproep tot arbeid ontvangt, stelt hij zich beschikbaar tot het verrichten van zijn gebruikelijke werkzaamheden.
(…)”
k.Op 14 maart 2011 is aan Crawford vergunning verleend om de arbeidsovereenkomst met [eiser] op te zeggen.
l.Bij brief van 17 maart 2011 heeft Crawford de arbeidsovereenkomst met [eiser] opgezegd per 1 mei 2011.
m.Crawford heeft een Sociaal Plan, dat in voor [eiser] ongunstige zin afwijkt van het Sociaal Plan van DHL.
n.Bij het ontslag aan [eiser] is hem op grond van het Sociaal Plan van Crawford een bedrag van € 8.337,17 bruto uitgekeerd.