ECLI:NL:RBALK:2011:BU6807

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
5 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
371723 \ CV EXPL 11-3129
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.J.P. Veenhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van het Sociaal Plan DHL op werknemer na overgang van onderneming naar Crawford

In deze zaak, die voor de Rechtbank Alkmaar werd behandeld, stond de vraag centraal of het Sociaal Plan van DHL van toepassing was op de eiser, die na de overname van een deel van de onderneming van DHL door Crawford in dienst trad bij Crawford. De eiser, die eerder werkzaam was bij DHL, vorderde een beëindigingsvergoeding op basis van het Sociaal Plan van DHL, dat gold voor de periode van 1 juli 2010 tot en met 30 juni 2011. De kantonrechter oordeelde dat het Sociaal Plan van DHL van toepassing was, omdat DHL een adviesaanvraag had ingediend die voldeed aan de voorwaarden van het plan. De kantonrechter wees erop dat de rechten en verplichtingen van de cao automatisch overgaan op de verkrijger van de onderneming, in dit geval Crawford.

De eiser had een vordering ingesteld voor een bedrag van € 26.157,20, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Hij stelde dat het Sociaal Plan van Crawford minder gunstig was dan dat van DHL en dat hij recht had op een hogere beëindigingsvergoeding. Crawford betwistte de vordering en voerde aan dat het Sociaal Plan van DHL niet van toepassing was, omdat de besluitvorming bij Crawford had plaatsgevonden en niet bij DHL.

De kantonrechter oordeelde dat de beëindigingsvergoeding die in het Sociaal Plan van DHL was vastgelegd, aan de eiser toekwam. De rechter stelde vast dat de eiser bruto € 28.965,01 had ontvangen, terwijl hij recht had op € 45.298,66, wat betekende dat hij nog € 16.333,65 moest ontvangen. De vordering van de eiser werd gedeeltelijk toegewezen, met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de vergoeding verschuldigd was. De kantonrechter wees de vordering tot buitengerechtelijke incassokosten af, omdat deze niet redelijk was. Crawford werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector kanton
Locatie Alkmaar
zaak/rolnr.: 371723 \ CV EXPL 11-3129 (bij vervroeging)
datum uitspraak: 16 november 2011
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
[naam]
te [plaats]
eisende partij
hierna te noemen [eiser]
gemachtigde mr. P.P. Otte
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Cardo Production Heerhugowaard B.V.
te Heerhugowaard
gedaagde partij
hierna te noemen Crawford
gemachtigde mr. A. Lof
De procedure
Voor de loop van het geding verwijst de kantonrechter naar de volgende stuk¬ken:
-de dagvaarding van 7 juni 2011, met producties,
-de conclusie van antwoord, met producties,
-het door de kantonrechter tussen partijen gewe¬zen en op 3 augustus 2011 uitgesproken tussenvonnis,
-de aantekeningen van de griffier van de ingevolge dat vonnis op 17 oktober 2011 gehouden comparitie van partijen en de met het oog op die zitting door de gemachtigde van Crawford aan de kantonrechter en de wederpartij gezonden producties.
De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist en/of op grond van de onweerspro¬ken inhoud van de producties, staat tussen partij¬en het volgende vast:
a.[eiser] is op 1 september 2003 in dienst getreden bij (de rechtsvoorganger van) DHL Freight Production (ECO) NL (hierna: DHL).
b.Per 1 januari 2011 is een deel van de onderneming van DHL door Crawford overgenomen. [eiser] was werkzaam binnen het overgenomen onderdeel.
c.Met ingang van 1 januari 2011 was [eiser] in dienst van Crawford.
d.Na de overname is, in verband met een door DHL al ingezette reorganisatie, door Crawford een ontslagvergunning aangevraagd.
e.Voor die onder d. genoemde reorganisatie had DHL een Sociaal Plan opgesteld, dat onderdeel is geworden van de CAO.
Dit Sociaal Plan geldt voor de periode van 1 juli 2010 – 30 juni 2011 en bevat onder meer de volgende bepaling in artikel 1.1.1:
“Dit Sociaal Plan is van toepassing op reorganisaties waarvoor in de periode van 1 juli 2010 tot en met 30 juni 2011 een adviesaanvraag (artikel 25 WOR) is ingediend bij de Ondernemingsraad van DHL Express, DHL Supply Chain, DHL Freight en/of DHL Global Forwarding.”
f.Op 14 september 2010 heeft DHL Freight een adviesaanvraag op grond van artikel 25 lid 1 WOR ingediend, waarop de Ondernemingsraad van DHL Freight op 20 oktober 2010 positief heeft geadviseerd.
g.Bij brief van 30 september 2010 heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan “Partijen bij de collectieve arbeidsovereenkomst DHL Nederland CAO Sociaal Plan 2010-2011 het volgende geschreven:
“(…)
Deze overeenkomst is door u op de wijze als bepaald in artikel 4, eerste lid van de Wet op de loonvorming (WLV), juncto paragraaf 1 en 3 van het Besluit aanmelding van collectieve arbeidsovereenkomsten en het aanvragen van algemeen verbindendverklaring, als (gewijzigde) CAO in de zin van de Wet op de Collectieve Arbeidsovereenkomst aangemeld.
(…)”
h.Op 9 februari 2011 is aan Crawford vergunning verleend om de arbeidsovereenkomst met [eiser] op te zeggen.
i.Crawford heeft de arbeidsovereenkomst met [eiser] opgezegd per 1 april 2011.
j.Crawford heeft een Sociaal Plan, dat in voor [eiser] ongunstige zin afwijkt van het Sociaal Plan van DHL.
k.Bij het ontslag aan [eiser] is hem op grond van het Sociaal Plan van Crawford een bedrag van € 28.965,01 bruto uitgekeerd.
De vordering
[eiser] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Crawford zal veroordelen om aan [eiser] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen € 26.157,20, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 maart 2011 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede vermeerderd met € 952,00 wegens buitengerechtelijke incassokosten, met veroordeling van Crawford in de proceskosten.
[eiser] heeft het volgende aan de vordering ten grond¬slag gelegd:
Het Sociaal Plan van Crawford was veel magerder dan het Sociaal Plan van DHL. Het Sociaal Plan van Crawford is niet geldig. Crawford heeft dit Sociaal Plan nimmer rechtsgeldig van toepassing verklaard, terwijl [eiser] zich er nimmer aan heeft geconformeerd.
Bij het ontslag is aan [eiser] op grond van het magerder Sociaal Plan van Crawford € 28.965,01 bruto uitgekeerd. Op basis van het geldende Sociaal Plan van DHL zou [eiser] recht hebben op € 46.391,02.
[eiser] heeft derhalve € 17.426,19 te weinig betaald gekregen.
Diverse malen, al voor de overgang van de onderneming en voordat de ontslagvergunning werd aangevraagd, is Crawford aangesproken op betaling van het bedrag conform de DHL CAO.
Voorts maakt [eiser] aanspraak op de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW. Deze be-draagt thans € 8.731,01.
Door ondanks aanmaning met betaling in gebreke te blijven, heeft Crawford [eiser] genoodzaakt de vordering ter incasso uit handen te geven. [eiser] heeft daardoor vermogensschade geleden, bestaande uit de buitengerechtelijke incassokosten ten belope van € 952,00. Crawford dient deze kosten ingevolge artikel 6:96 lid 2 sub c BW aan [eiser] te voldoen.
Voorts is Crawford de wettelijke rente verschuldigd geworden over € 17.426,19 vanaf 24 maart 2011.
Het verweer
Crawford betwist de vordering en voert daartoe het volgende aan:
In verband met de voorgenomen insourcing door Crawford heeft DHL op 14 september 2010 een adviesaanvraag op grond van artikel 25 lid 1 WOR verricht. De OR van DHL heeft op 20 oktober 2010 positief geadviseerd.
In verband met de in 2010 doorgevoerde reorganisatie is door de overname overcapaciteit ontstaan. Crawford zag zich daarom genoodzaakt een ontslagvergunning voor [eiser] aan te vragen, die op 9 februari 2011 werd verkregen.
Het dienstverband met [eiser] is door Crawford afgewikkeld op basis van het binnen Crawford geldende Sociaal Plan.
Crawford betwist dat de CAO Sociaal Plan DHL Nederland onderdeel is geworden van de CAO DHL Logistics Nederland.
Uit artikel 1.1.1 van de CAO Sociaal Plan DHL Nederland blijkt dat het Sociaal Plan van toepassing is op reorganisaties waarvoor in de periode van 1 juli 2010 tot en met 30 juni 2011 een adviesaanvraag is ingediend bij de OR van een van de werkgevers die partij zijn bij de CAO.
Weliswaar heeft het bestuur van DHL Freight een adviesaanvraag gedaan in verband met het voornemen van Crawford om de crossdock en exportactiviteiten over te nemen, dit betreft niet een adviesaanvraag als bedoeld in artikel 1.1.1. Immers, het besluit tot insourcing is genomen door Crawford. Op het moment dat Crawford dot besluit nam, was zij niet aan te merken als werkgever van [eiser].
De overgang van de onderneming als gevolg van het besluit tot insourcing valt niet onder de werkingssfeer van de CAO Sociaal Plan DHL Nederland.
In de arbeidsovereenkomst met [eiser] is het volgende incorporatiebeding opgenomen:
“Door ondertekening van de kopie van deze brief uwerzijds, krijgt de brief het karakter van een arbeidsovereenkomst, waarop de CAO DHL Logistics Nederland van toepassing is.”
Aldus is de CAO DHL Logistics Nederland van toepassing verklaard en niet de CAO Sociaal Plan DHL Nederland.
De ontslagvergoeding is niet te beschouwen als loon. De gevorderde wettelijke verhoging dient daarom te worden afgewezen.
[eiser] is tot 1 april 2011 bij Crawford in dienst geweest. Daarom is de wettelijke rente eerst vanaf 1 april 2011 en niet vanaf 24 maart 2011 verschuldigd.
Indien Crawford naar het oordeel van de kantonrechter nog een gedeelte van de ontslagvergoeding verschuldigd is, stelt Crawford zich op het standpunt dat zij pas de wettelijke rente is verschuldigd vanaf de dag der dagvaarding, nu zij na de datum van opeisbaarheid per 1 april 2011 niet in gebreke is gesteld.
Crawford is geen buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd, nu vanaf de datum van opeisbaarheid door de gemachtigde van [eiser] geen werkzaamheden meer zijn verricht anders dan ter inleiding van deze procedure. Subsidiair betwist Crawford de hoogte van de gevorderde buitengerechtelijke kosten. [eiser] heeft deze kosten niet nader onderbouwd. Het gevorderde bedrag staat ook niet in verhouding tot de verrichte werkzaamheden.
De beoordeling van het geschil
De ontslagvergoeding
1.De vraag die partijen verdeelt is of door de overgang van een deel van de onderneming van DHL naar Crawford het Sociaal Plan DHL op [eiser] van toepassing is.
2.De kantonrechter beantwoordt die vraag bevestigend en overweegt daartoe het volgende.
3.Uit het bepaalde bij artikel 1.1.1 van het Sociaal Plan DHL geldt dat dit plan voor de periode van 1 juli 2010 – 30 juni 2011van toepassing is op reorganisatie “waarvoor in de periode van 1 juli 2010 tot en met 30 juni 2011 een adviesaanvraag (artikel 25 WOR) is ingediend bij de Ondernemingsraad van DHL Express, DHL Supply Chain, DHL Freight en/of DHL Global Forwarding.”
4.Tussen partijen staat vast dat DHL Freight een adviesaanvraag als bedoeld in genoemd artikel 1.1.1 van het Sociaal Plan DHL heeft ingediend. Derhalve is dat Sociaal Plan op de onderhavige reorganisatie van toepassing.
5.Crawford heeft aangevoerd dat het hier niet om de vereiste adviesaanvraag gaat, omdat de besluitvorming bij Crawford en niet bij DHL Freight heeft plaatsgevonden. Dat verweer kan geen stand houden. Doorslaggevend is dat DHL Freight als werkgever de adviesaanvraag heeft ingediend. Het moge zo zijn dat dit is geschied in verband met besluitvorming door Crawford, maar dat neemt niet weg dat de uiteindelijke adviesaanvraag door DHL Freight is gedaan.
6.Met artikel 14a Wet CAO wordt beoogd dat op de verkrijger van de onderneming de rechten en verplichtingen overgaan, die krachtens de cao op het moment van overgang van de onderneming op de overdragende werkgever rusten. Die rechten en verplichtingen gaan op grond van dit artikel van rechtswege over op de verkrijger van de onderneming. Dit artikel geeft een uitwerking aan artikel 3 lid 3 van de Europese richtlijn nr. 1977/187.
7.Artikel 14a Wet CAO creëert een nieuwe vorm van gebondenheid aan de cao. Die binding impliceert dat de verkrijger de cao, waaraan de overdragende werkgever was gebonden, niet alleen moet blijven naleven ten aanzien van de overgenomen werknemers, die aan de cao waren gebonden, maar ook dat de verkrijger de uit artikel 14 Wet CAO voortvloeiende verplichtingen moet nakomen ten aanzien van de overgenomen werknemers die niet aan die cao zijn gebonden. Voor zover Crawford zich erop beroept dat het Sociaal Plan DHL niet op [eiser] van toepassing is omdat deze niet gebonden is, faalt daarom dat verweer.
8.Crawford heeft nog aangevoerd dat in de arbeidsovereenkomst met [eiser] het volgende incorporatiebeding opgenomen:“Door ondertekening van de kopie van deze brief uwerzijds, krijgt de brief het karakter van een arbeidsovereenkomst, waarop de CAO DHL Logistics Nederland van toepassing is.” en dat daarom de CAO DHL Logistics Nederland van toepassing is verklaard en niet de CAO Sociaal Plan DHL Nederland.
9.Artikel 9.4 van het Sociaal Plan DHL luidt: “Als de regelingen in dit Sociaal Plan afwijken of strijdig zijn met de bij de werkgever van toepassing zijnde CAO of andere arbeidsvoorwaarden, gaan de regelingen in dit Sociaal Plan voor.” Dit heeft tot gevolg dat ten aanzien van [eiser] het Sociaal Plan DHL heeft te gelden.
10.Op grond van het vorenstaande komt de kantonrechter tot het oordeel dat aan [eiser] de beëindigingsvergoeding toekomt die in het Sociaal Plan DHL is vastgelegd. Deze vergoeding is immers een arbeidsvoorwaarde die als verplichting op Crawford is overgegaan.
11.Partijen noemen verschillende bedragen voor de hoogte van de beëindigingsvergoeding. Ter comparitie is door Crawford een berekening overgelegd die door [eiser] niet is weersproken. De kantonrechter heeft niettemin deze berekening gecontroleerd en vastgesteld dat deze juist is. Daarom wordt uitgegaan van het door Crawford genoemde bedrag van € 45.298,66. Vast staat dat aan [eiser] bruto € 28.965,01 is uitgekeerd, zodat hij per saldo nog moet ontvangen € 16.333,65 bruto. Het door [eiser] meer gevorderde zal worden afgewezen.
12.Terecht heeft Crawford aangevoerd dat de beëindigingsvergoeding niet valt te beschouwen als loon in de zin van artikel 7:625 BW. Daarom wordt de gevorderde wettelijke verhoging afgewezen.
13.De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 1 april 2011, zijnde datum waarop de beëindigingsvergoeding verschuldigd was.
14.Nu het afwijzende standpunt van Crawford vanaf het begin duidelijk was voor [eiser], is het niet redelijk te achten dat hij de door hem gestelde buitengerechtelijke incassokosten heeft gemaakt. Om die reden wordt dit deel van de vordering afgewezen.
15.Crawford zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld.
Beslissing
De kantonrechter:
Veroordeelt Crawford om tegen behoorlijk bewijs van kwij¬ting aan [eiser] te betalen € 16.333,65 bruto vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt Crawford in de kosten van deze procedure, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiser] begroot op de volgende bedragen:
dagvaarding € 90,81
griffierecht € 142,00
salaris gemachtigde € 600,00.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voor¬raad.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.P. Veenhof en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.
de griffier de kantonrechter