ECLI:NL:RBALK:2011:BU8375

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
1 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.010205.97
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot verlenging van terbeschikkingstelling na dertien jaar behandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 1 december 2011 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling (TBS) van betrokkene. De rechtbank heeft de vordering afgewezen op twee zelfstandige gronden. Ten eerste is vastgesteld dat er, onder de huidige begeleiding en omstandigheden, een aanvaardbaar risico op terugval bestaat, maar dit leidt niet tot een zodanig gevaar voor de algemene veiligheid van personen dat voortzetting van de TBS gerechtvaardigd is. De rechtbank overweegt dat, indien nodig, opvang in het kader van de Wet Bopz (Bijzondere Opnemingen in Psychiatrische Ziekenhuizen) voldoende is. Ten tweede is na dertien jaar adequate behandeling in het kader van TBS geen redelijke verhouding meer aanwezig tussen het indexdelict en de maatregel, wat ook een reden is om de vordering af te wijzen.

De rechtbank heeft ter zitting betrokkene gehoord, die bijgestaan werd door zijn raadsman, mr. N.A. Heidanus, en deskundigen van de Forensisch Psychiatrisch Centrum Dr. S. van Mesdag/Forint en Reclassering Nederland. Betrokkene is gediagnosticeerd met schizofrenie van het paranoïde type en cannabisafhankelijkheid, maar functioneert al geruime tijd stabiel. Hij heeft geen destabilisatie van zijn psychotische kwetsbaarheid vertoond en is al jaren abstinent van drugs. Betrokkene woont sinds juli 2010 in een eigen appartement en heeft een dagbesteding in een metaalbedrijf. De rechtbank concludeert dat de resocialisatie van betrokkene goed verloopt en dat er voldoende begeleiding en structuur is.

De rechtbank oordeelt dat er geen zodanig gevaar voor de algemene veiligheid van personen is dat de voortzetting van de TBS noodzakelijk is. Er zijn in de jaren van terbeschikkingstelling nooit incidenten geweest die wijzen op agressie. De rechtbank besluit dat de vordering tot verlenging van de TBS moet worden afgewezen, en dat betrokkene in het geval van een terugval kan rekenen op opvang in het kader van de Bopz.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector Strafrecht
Parketnummer : 14.010205.97
Datum uitspraak : 1 december 2011 (onmiddellijk uitspraak)
BESLISSING van de rechtbank Alkmaar, naar aanleiding van de op 12 oktober 2011 ter griffie van deze rechtbank ingediende vordering van de officier van justitie, welke vordering er toe strekt dat de rechtbank de termijn van de terbeschikkingstelling van
[Betrokkene],
geboren te [geboorteplaats en –datum],
thans wonende te: [adres en woonplaats],
hierna ook te noemen: betrokkene,
zal verlengen met één jaar.
1. De procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de processtukken, waaronder:
- de vordering van de officier van justitie, gedateerd 12 oktober 2011, ingekomen op de griffie van deze rechtbank op 12 oktober 2011;
- het vonnis van deze rechtbank van 30 september 1997, waarbij de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege is opgelegd;
- de beslissing van deze rechtbank van 9 december 2010, waarbij de termijn van de terbeschikkingstelling is verlengd met één jaar;
- het op 14 september 2011 op grond van artikel 509o, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering uitgebrachte verlengingsadvies van Forensisch Psychiatrisch Centrum
Dr. S. van Mesdag/Forint te Groningen, mede ondertekend door H.J. Beintema, psychiater en plaatsvervangend hoofd van de inrichting, alsmede een afschrift van de in dat artikel bedoelde wettelijke aantekeningen;
- het maatregelrapport voorwaardelijke beëindiging TBS, gedateerd 29 augustus 2011, opgemaakt door S. ter Beek, reclasseringswerker werkzaam bij Reclassering Nederland, regio Assen.
De rechtbank heeft ter zitting van 1 december 2011 gehoord:
- betrokkene voornoemd, bijgestaan door zijn raadsman, mr. N.A. Heidanus, advocaat te Groningen;
- de deskundige L. Tiggelaar, psycholoog, werkzaam bij Forensisch Psychiatrisch Centrum Dr. S. van Mesdag/Forint te Groningen;
- de getuige S. ter Beek, reclasseringswerker werkzaam bij Reclassering Nederland, regio Assen;
- de officier van justitie, mr. G.J.A.M. Botman.
2. Het standpunt van de inrichting
Uit het voornoemde verlengingsadvies van Forensisch Psychiatrisch Centrum Dr. S. van Mesdag/Forint is als samenvatting onder meer het volgende opgenomen:
Betrokkene is gediagnosticeerd met schizofrenie van het paranoïde type. Tevens is er sprake van cannabisafhankelijkheid, welke momenteel in remissie is. Betrokkene functioneert al geruime tijd stabiel; er is geen sprake van destabilisatie van zijn psychotische kwetsbaarheid, hij heeft geen onverwachte woedeaanvallen, is al jaren abstinent van drugs.
Betrokkene praktiseert al geruime tijd diverse verlofmodaliteiten zonder problemen. Hij verblijft sinds juli 2010 in een eigen appartement welke gelieerd is aan (naar de rechtbank begrijpt: de transmurale woonvoorziening van) BW Beijum te Groningen. Hij zit goed in zijn traject en wordt hierin begeleid door een medewerker van de BW. In het kader van het proefverlof heeft betrokkene regelmatig contact met de behandelend psychiater van de AFPN en wordt hij tweewekelijks bezocht door de reclasseringsmedewerker. De contacten verlopen naar wens.
Betrokkene is medicatietrouw, werkt mee aan spiegelcontroles en stelt zich begeleidbaar op. Ook van middelengebruik is geen sprake. Hij heeft voldoende dagbesteding, aangepast op zijn beperkte draagkracht.
Gesteld kan worden dat betrokkene stabiel functioneert. Hij is goed ingebed in zijn woonsituatie en heeft voldoende steun vanuit BW Beijum, de AFPN en de reclassering. Gezien het vasthouden van de positieve lijn en de inbedding van de zorgbehoefte zijn de betrokken instanties van mening dat een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging verantwoord is.
Mevrouw Tiggelaar, voornoemd, heeft als deskundige het standpunt van de inrichting als volgt toegelicht:
Ik vervang mevrouw J.M. de Jonge hier op de terechtzitting. Wij hebben het advies besproken en wij zitten op één lijn. Wij kunnen begrijpen waarom er door de Reclassering Nederland wordt gesproken over onvoorwaardelijke beëindiging van de maatregel.
Onze voorkeur gaat toch uit naar verlenging van de TBS met één jaar en voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. Hoewel het risico is teruggebracht tot een aanvaardbaar risico en betrokkene zich aan alle afspraken houdt, blijft de kans op terugval bestaan bij specifieke omstandigheden. Die omstandigheden kunnen wij niet voorspellen. Als er iets zou gebeuren is ingrijpen middels een time-out in de inrichting in het kader van de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel een snellere en makkelijkere methode dan ingrijpen in het kader van de BOPZ. Opname in de kliniek is voor betrokkene in dat geval prettiger dan opname in het kader van de BOPZ.
3. Het standpunt van de Reclassering Nederland
In voornoemd maatregelrapport van de Reclassering Nederland is als conclusie en advies het volgende opgenomen:
Onze ervaringen met betrokkene zijn positief, hij heeft zich gedurende het proefverlof stipt aan de voorwaarden en afspraken gehouden. Hij wordt door ons en zijn begeleiders als transparant ervaren. Wij achten het risico teruggebracht tot een aanvaardbaar risico. Wij zijn van mening dat het toezicht en de bemoeienissen van de reclassering niet veel meer toevoegt en mocht de rechtbank een onvoorwaardelijke beëindiging van de maatregel overwegen dan kunnen wij daar ons in vinden. Het risico dat nog gezien wordt is dat betrokkene psychotisch kan decompenseren. Ook dan zijn er voldoende mogelijkheden om snel in te grijpen en is er voldoende achtervang in de reguliere psychiatrie.
Mevrouw Ter Beek, voornoemd, heeft als getuige het standpunt van de Reclassering Nederland als volgt toegelicht:
De meerwaarde van reclasseringstoezicht is er in onze ogen niet meer. Het dient geen enkel doel. Ik vind het voordeel van een time out bij de instelling zélf in vergelijking met een opname in het kader van de BOPZ geen reden om de dwangverpleging voorwaardelijk te beëindigen en de TBS met een jaar te verlengen. De kwetsbaarheid van betrokkene bestaat over tien jaar nog. Ik heb geen redenen om te twijfelen aan zijn medicatietrouw en hij zal zich ook niet onttrekken aan begeleiding. Bij onvoorwaardelijke beëindiging zal de begeleiding en de medicatie niet stoppen. Hij kan dan nog steeds terugvallen op begeleiding vanuit de forensische thuiszorg en begeleiding vanuit de BW Beijum. Het enige verschil is dat mijn begeleiding dan wegvalt.
3. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie handhaaft zijn vordering en vordert verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling met één jaar.
4. Het standpunt van betrokkene en zijn raadsman
De raadsman stelt zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de officier van justitie dient te worden afgewezen, omdat niet is voldaan aan het gevaarscriterium. De raadsman stelt dat betrokkene opnieuw grote en goede stappen heeft gemaakt en in belangrijke mate al geruime tijd zelfstandig functioneert. De raadsman voert aan dat betrokkene prima nazorg ontvangt, dat hij zijn medicatie trouw gebruikt en dat hij het zeer naar zijn zin heeft in zijn huidige woning. De raadsman voert aan dat een eventuele terugval van betrokkene kan worden opgevangen via een BOPZ opname. De raadsman heeft tot slot betoogd dat betrokkene, gelet op de pathologie, van aanvang af meer thuis hoort in de GGZ dan in een TBS-kliniek.
5. De beoordeling
Uit de rapporten blijkt dat de resocialisatie van betrokkene goed verloopt. Vanaf 1 maart 2010 heeft betrokkene proefverlof en hij woont vanaf juli 2010 in het kader van begeleid wonen in zijn eigen appartement. Betrokkene heeft een dagbesteding in de vorm van werk in een metaalbedrijf. De rechtbank vat het advies van de inrichting zo op dat met het huidig functioneren van betrokkene een aanvaardbaar risico bestaat op terugval bij betrokkene en dat het risico op terugval groter wordt bij het wegvallen van begeleiding en structuur.
Uit het rapport van de Reclassering Nederland komt naar voren dat, gelet op het huidig functioneren van betrokkene in samenhang met het gegeven dat er voldoende begeleiding en structuur is en blijft,voor betrokkene, reclasseringstoezicht niet langer noodzakelijk is.
De rechtbank is op grond van het bovenstaande, met de raadsman, van oordeel dat niet gebleken is dat betrokkene thans nog een zodanig gevaar voor de algemene veiligheid van personen vormt dat dit de voortzetting van de terbeschikkingstelling rechtvaardigt.
Daarbij weegt mee dat in de jaren van de terbeschikkingstelling nooit enig incident in de sfeer van agressie of anderszins heeft plaatsgevonden. Er zijn zelfs nooit aanwijzingen in die richting geweest.
Bovendien is ter terechtzitting gebleken dat er in praktische zin voor betrokkene nauwelijks iets verandert, wanneer de TBS wegvalt. Indien betrokkene op enig moment psychotisch zou decompenseren, is opvang in het kader van de BOPZ toereikend,zodat ook in zoverre een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel geen noodzakelijk tussenstadium vormt.
Daarbij komt nog het volgende.
Betrokkene is in 1998, dertien jaar geleden, opgenomen in de Dr. S. van Mesdagkliniek. Met ingang van 1 oktober 2003 heeft hij transmuraal verlof genoten en vanaf 28 januari 2010 proefverlof. Het goede verloop van de behandeling is hierboven beschreven.
Naar het oordeel van de rechtbank is een redelijke verhouding tussen het indexdelict en de maatregel thans niet meer aanwezig. Ook op die zelfstandige grond is de rechtbank van oordeel dat de noodzakelijke structuur en begeleiding thans niet meer behoort te worden gezocht in het kader van de maatregel.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de vordering tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling dient te worden afgewezen.
6. De beslissing
De rechtbank:
Wijst af de vordering van de officier van justitie strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling.
Deze beslissing is gegeven door
mr. P.H.B. Littooy, voorzitter,
mr. G.A.M. van Dijk en mr. A.J.M. van Roy, leden,
in tegenwoordigheid van G.A.M. Delis, griffier, en in het openbaar uitgesproken ter zitting van 1 december 2011.
De jongste rechter is niet in staat deze beslissing mede te ondertekenen